Onze Stam. Jaargang 1908
(1908)– [tijdschrift] Onze Stam– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 246]
| |
I. a/ Koor.‘Reist de waereld rond!
Reist, hoort en ziet’
Zoo klonk het eens van mond tot mond,
In 't opgetogen Vlaamsche Diet.
De dichterGa naar voetnoot(1), die het heeft geleefd,
De zanger die 't gezongen heeftGa naar voetnoot(2),
Ze rusten in ons heiligen grond...
En toch hun lied alomme zweeft
En dreunt hier overal in 't rond,
Van ziel tot ziel, van mond tot mond..
| |
b/ Recitatief (solo)Daar woonde eens hier een keizer groot;
Wiens rijk noch paal noch perken kende;
Al wurgde hij de vrijheid snood,
Toch was er niemand, die zoo mende
Den Statenwagen over de aarde
Hij wist der talen gouden waarde...
Hij sprak het zonnig - mooie Spaansch,
De taal der liefde, 't Italiaansch,
De spraak van Rubens en Teniers,
Het Duitsch ‘der ruwe palfreniers’Ga naar voetnoot(3)
| |
[pagina 247]
| |
Zoo zegt de mare van dien vorst,
Die deed, wat vroeger Rome dorst;
Hem kon de zon niet ondergaan,
Hij droeg alom zijn zegevaan;
Die man was held en was barbaar,
Hij was een leeuw, een Gentenaar...
| |
II. a/ Koor.Leert de talen al,
Leert, kent, geniet!
Zoo is 't, dat worden zal,
Een grooter, breeder, vrijer Diet.
Von Humboldt, hoe hij ketens brak,
Die denker, hoe hij waarheid sprak:
‘Met ieder taal wordt men een mensch’.
Ziedaar ons aller zielewensch,
Zoo straalt eens heil en wereldvree
Op ieder dorp, op elke steê.
| |
b/ Stemmen der studie.Hoort gij de klanken in de ooren ons ruischen,
Hoort, hoe ze suizen of ronken of bruisen!
De wezens en dingen omlijd door het woord,
zijn dra aan ons ziele geketend, gekoord.
De zinnen, ze vloeien van tong en van lippen,
Ons mogen noch tinten noch tonen ontglippen...
Zoo dringen we stout in de kleurige zalen
Van vele en van wondere heerlijke talen...
We leeren en kennen en lieven de tolken,
Genieten het schoone bij alle de volken...
| |
c/ Stemmen van het kunst- en letterschoon.Daar kwetert een zwaluw in Tennyson's dichten;
We zien door de nevels een Tolstoï lichten;
| |
[pagina 248]
| |
De geest van eene Heine spat duizenden vonken,
Musset heeft ons oor aan zijn liedren geklonken...
De weelde van denken bij Maerlant en Vondel,
Ze straalt als een schittrende, stralende bondel...
| |
III. Algemeen koor.Het gulden graan van Vlaandren's velden,
We voeren 't heel de wereld om:
De kolen, die de mijnen knelden,
Ze varen op naar Kongo's kom.
Al doemt het schip in mist verloren,
De Welvaartbode is 't vaartuig voren
En dringt ter nijvre negerhaven,
Brengt Handel, Vrijheid aan de slaven!
Dies grijpen wij naar al de schatten
Van Kunst en Kunde in 't grootsch Heelal,
Wij willen alles breed omvatten,
Wat in ons mild gedijen zal!
De Kennis zaait ons zege en gunsten
En voert ons vlag van kust tot kust;
De koestrende aâm der fraaie kunsten
Streelt na den strijd ons ziel in rust...
| |
IV. Groet der natiën.a/ Frankrijk.Wees welkom in de rij der volken,
O kleine land, om 't grootsch gevoel,
Dat u doortrilt, en uit de wolken
Uw zon verwekt, naar gewoel;
We schreven uit uw gildenboek
En neringrol het volksrecht neer.
Dies wees gegroet en houd u kloek,
Uw grootheid komt nog weer...
| |
[pagina 249]
| |
b/ Duitschland.Uit Dantzig tot Kerlingaland
Strekt zich zoo meenge broederhand;
We zingen meê uw juichgeschreeuw
Van uwen ouden Vlaamschen Leeuw.
Blijmoedig zien wij van den Rijn,
Een dierbaar volk zoo wonnig zijn.
| |
c/ Engeland.De waatren van uw Noorderzee
Omspoelen ook ons grijze klippen:
Uw schepen brengen groenten meê,
Kaas, eiren, zuivel, lekkre kippen...
Maar, boven 't schuim der wilde baren
Weerklinken woorden die bedaren
Wat ons zoo diepe heeft verdeeld;
Wat wonden sloeg, nog niet geheeld:
‘Zuid-Afrika behoudt zijn taal,
Van Kaapkolonie tot de Vaal!’
| |
d/ ItaliË.In Meiland zagen wij de stalen
Van uwe volkskracht zegepralen.
We moeten u dies luide loven:
‘Heil België! heil! ja België boven!’
| |
e/ Spanje.Laat klinken helle kastagnetten!
't Is beter dan de wapens wetten...
En mutsaards te doen rooken...
Ten hove is 't vuur der min ontstoken,
De liefde is prinselijk ontloken...
De oranjebloesem siert het haar
Van ons aanbeden vorstenpaar.
| |
[pagina 250]
| |
f/ Rusland.We strijden als in vroeger tijden
Uw helden deden, om ons recht;
Uw vaadren leerden de onze lijden,
Bij 't kampen van het taai gevecht.
Uw grondwet is de diamant
Van uw benijde vaderland;
't Is daarom, dat we u eeren
En, grooten, van u leeren...
| |
V. Slotzang.Zoo strijden de een met de ander
Een strijd
Gebenedijd,
De naties naast elkander,
En wiekt in harmonij
Omruischt van vrede en zegen,
Ons Aarde 't Morgen tegen
Van Kracht en Poëzij.
|
|