| |
| |
| |
| |
Een tapijt der passie met het wapen van Pietro Soderini
Brusselsche arbeid van het 1e derde der XVIe eeuw
Deze reeks van vier stukken komt voort uit een Brusselsche werkplaats en behoort tot de gouden eeuw van het tapijtwerk. Haar samenstelling geeft bewijzen van de schoonste tradities der Brabantsche school en sommige koppen moeten in niets onderdoen bij die van Gozewijn van der Weyden, zoon van Rogier; andere zijn een Quinten Metsijs niet onwaardig, terwijl weer andere doen denken aan de beste cartonniers: Jan van Room en meester Philips; aan den anderen kant wordt men vaak herinnerd aan naamlooze werken waarvan de voortbrengers nog op te sporen zijn. Ook zouden de inspanningen van de geleerden er meer moeten op gericht zijn, deze nederige kunstenaars, waarvan de waarde dan toch erkend wordt, te vereenzelvigen. In elk geval is het aan de beste bronnen dat de cartonnier zijn bezieling en voorbeelden geput heeft.
Deze vier paneelen onderscheiden zich door de groote decoratieve eigenschappen van de samenstelling, een volkomen beheersching van de techniek, en een onberispelijke vertolking van de modellen. Eerst en vooral valt nergens het gebruik op te merken van gouddraad, waarvan de glans niet bestand is tegen het invreten van den tijd. Het gebeurt jammer genoeg te dikwijls dat sombere plekken voorkomen waar men schitterende vlakken verwachten mocht. Een oordeelkundig gebruikmaken van zijde, een voorzichtig omgaan met de tegenstellingen, diepe blauwe en warme roode tinten, gele kleuren die overstralen van licht, vormen een rijke en schitterende harmonie, waarmee het werk van de machtigste coloristen moeilijk de vergelijking zou doorstaan.
Wij staan hier dus voor een geheel dat prachtig is bewaard gebleven. Indien er weliswaar naden ontbreken, is ook aan den anderen kant geen spoor van herstelling waar te nemen. De randen zijn verdwenen; deze zullen waarschijnlijk erg smal geweest zijn, en misschien van heel eenvoudige samenstelling, zooals dit bij veel werken van denzelfden tijd het geval is.
| |
| |
Hierbij dient men op te merken dat het wapenschild onmiddellijk in het vlak van de compositie aanzet, wat zeker hier niet het geval zou geweest zijn, indien de rand breeder was geweest.
BRUSSELSCH MEESTER: 1e derde van de XVIe eeuw.
Jezus in den hof van Oliveten (tapijtwerk).
Het langwerpig schild doet onmiddellijk denken aan een Italiaansche familie. Verder is de eigenaar, die het wapen droeg: van keel met drie gouden geweien en twee over elkaar gekruiste gouden sleutels, niemand anders dan Pietro Soderini, die een belangrijke rol speelde op het einde van de xve en in het begin van de xvie eeuw. Hij werd in 1502 tot levenslangen ‘gonfaloniere’ benoemd door de Florenlijnen, die verlangden hun republikeinsche instellingen in stand te houden, nadat ze deze na de uitdrijving van Piero de Medici en het martelaarschap van Savonarola weer hadden ingevoerd. Hem werden bezadigdheid en een wijs beleid
| |
| |
toegeschreven, maar de eigenschappen om een groot staatsman te zijn, ontbraken hem gansch. Hij verving de vreemde huurlingen door een nationale legermacht en het was onder zijn bestuur dat er een einde kwam aan den oorlog tegen Pisa, dat de Florentijnen in handen viel. Julius II kon het Soderini niet vergeven dat hij de mededingster van Florentië heroverd had, en hij poogde hem door de magistraten van deze stad te doen afstellen; toen deze echter weigerden hiertoe over te gaan, werd de stad Prato geplunderd. Soderini betoonde zich steeds genegen en dankbaar ten opzichte van Frankrijk, en altijd koos hij partij voor dit land in de politieke aangelegenheden van Italië.
In het jaar 1512 keerden de Medici, met behulp van een Spaansch leger naar Florentië weer, stelden Soderini af, en verbanden hem uit het land. De oude ‘gonfaloniere’ zocht een schuilplaats te Ragusa in Dalmatië en verbleef daar tot aan de verkiezing van Paus Leo X. Deze ontbood hem naar Rome en stond hem vele gunsten toe. Soderini bleef te Rome en arbeidde daar voor het welzijn van Florentië, dat hem nooit toeliet weer te keeren.
Het is overbodig zich af te vragen welke de betrekkingen waren van den gewezen Florentijnschen waardigheidsbekleeder met onze kunstenaars. Sedert de xive eeuw waren de Italianen de grootste bewonderaars van het tapijtwerk dat in onze landen vervaardigd werd. De voortbrengselen van Arras, de ‘arrazzi’ waren voor hen synoniem geworden van tapijtwerk; en het woord bleef gelden, zelfs nadat de voortbrengselen van de hoofdstad van het Atrechtsche verdrongen waren geworden door die van Doornik en Brussel.
Het is dank aan het wapen dat zoo pas herkend werd, dat men met alle zekerheid een datum voorliet tapijt der Passie kan vaststellen. Het komt, ten minste voor wat de modellen betreft, niet na 1511. In elk geval wordt dit niet tegengesproken door den stijl noch door de kostumen die er op waar te nemen zijn. De Brusselsche nijverheid verkeerde reeds in het tijdperk van bloei dat nooit overtroffen werd. Eenige jaren later bestelde Paus Leo X de mooie reeks betreffende de Akten der Apostelen. Het is bekend dat de schetsen van Raphael die met een zekere onafhankelijkheid in de opvatting vertolkt werden door Van Aelst, de Romeinen tot den hoogsten graad van bewondering brachten: immers zij kregen er, in de schitterendste weergave, een van de machtigste scheppingen hunner school.
Het tapijt is nooit opgewerkt geworden of heeft niet de minste herstelling ondergaan, wat zeker een opmerkelijk feit mag heeten, wanneer men overweegt dat deze reeks vier volle eeuwen telt. Men bemerkt weliswaar op zekere plaatsen pogingen tot versterking, die even voorloopig als naïef zijn en de schoonheid noch de kracht van dit prachtige weefsel in geenen deele verminderen. Inderdaad, noch schering noch inslag werden op eenige wijze aangetast.
Voor hem die eenigzins vertrouwd is met de merkwaardige voortbrengselen van de Brusselsche werkplaatsen, komt deze Passie-reeks op den eersten
| |
| |
rang te staan en kan zij een vergelijking doorstaan met de heerlijkste stukken van de Spaansche Kroon, om alleen maar een van de meest bewonderde verzamelingen te noemen; door het koloriet staat zij boven het tapijt van de Geschiedenis van David, die den roem uitmaakt van het museum van Cluny, en waarmee zij door verschillende figuren eenig verband vertoont.
BRUSSELSCH MEESTER: 1e derde van de XVIe eeuw. De Kroning met de doornenkroon (tapijtwerk).
Laat ons even de vier composities van deze reeks in oogenschouw nemen, om aldus beter haar karakter en waarde te kunnen beseffen.
| |
I. - Jezus in het hofje van Oliveten.
Op het voorplan rechts, zit Sint Pieter en leunt met den rug tegen eene rots; in de rechterhand houdt hij het zwaard en laat de hand rusten op een
| |
| |
boek; een ander apostel, eveneens gezeten, leunt met het hoofd tegen de rots en houdt een boek bij het omslag. Verder verschijnt Johannes de Evangelist, baardeloos en het hoofd steunend op de linkerhand. Deze groep geeft blijk van een groote vindingrijkheid en verscheidenheid, en is merkwaardig door de juistheid van uitdrukking en het karakter van de koppen. Het schijnt ons zelfs toe dat hij hooger staat dan het soortgelijke tafereel van het tapijt der Spaansche Kroon, dat waarschijnlijk naar een karton van Bernard van Orley uitgevoerd werd, en misschien te sterk beïnvloed werd op dat oogenblik, door de etsen van Albrecht Dürer.
Rechts, de geknielde Christus die het bezoek ontvangt van den troostengel die - wat opgemerkt dient te worden - het kruis op de schouders draagt in plaats van hem den beker aan te bieden. De kop van den Christus herinnert, zonder overdrijving echter, aan den stijl van Dürer. De engel, integendeel, sluit uitgesproken aan bij de traditie van Rogier van der Weyden en Van der Goes, vooral door de bewogenheid die in de bekleeding waar te nemen valt.
Op het achterplan ziet men Judas die de noodlottige beurs draagt en aan het hoofd van een gewapende bende den tuin van Oliveten binnendringt. De rots en de sierplanten zijn behandeld met de nauwgezetheid, die de Vlaamsche landschapschilders in het begin van de xvie eeuw kenschetst.
| |
II. - De kroning met de doornenkroon.
De marteling grijpt plaats in een soort van overdekte galerij waarvan het gewelf gedragen wordt door zuilen in Renaissance-stijl. Drie beulen slaan met stokken de doornenkroon op het hoofd van den Verlosser, die in hun midden zit, met gebonden handen en bekleed met een purperen mantel. De trekken van het gelaat van Christus weerspiegelen een scherp gevoelde smart. Een vierde beul knielt vóór Jesus-Christus en geeft hem ten teeken van spot, een riet in de hand. Rechts staat Pilatus met de roede van den handhaver van 't recht, en volgt met klaarblijkende belangstelling de opvolgende gebeurtenissen. Hij doet een beweging met de rechterhand en schenkt nauwelijks gehoor aan hetgeen zijn assistent hem mededeelt.
Deze twee figuren roepen die van het tapijt van David uit het Museum van Cluny voor den geest. Opmerkenswaardig is de beul links met de kleedij van landsknecht. Dit tooneel, vol leven en dramatischen zin, dankt ook zijn beteekenis aan de verscheidenheid, de schoonheid en het karakter van de voorgestelde figuren.
Alhoewel de ontwerper van het model aan verschillende bronnen geput heeft, behouden de tooneelen toch een wezenlijke eenheid.
| |
| |
BRUSSELSCH MEESTER: 1e derde van de XVIe eeuw. De Kruisiging (tapijtwerk).
| |
III. - De kruisdraging.
Ingewikkelde en bewogen compositie te midden van een landschap vol afwisseling, dat zelfs tot in de verborgenste hoekjes bezield wordt door afzonderlijke tooneelen en figuren.
Jezus wordt voorgesteld met den blik gevestigd op den toeschouwer; hij treedt met vasten stap voorwaarts en draagt zijn kruis met behulp van Simon van Cyrene en twee soldaten, die er niet erg afschrikwekkend uitzien. Achter deze groep vertoont Veronica het doek met de beeltenis van den Verlosser, vlak bij het hoofd van Jezus. Deze naast elkanderplaatsing laat toe
| |
| |
het verschil vast te stellen dat er tusschen heide hooiden bestaat: die van het doek doet veel meer denken aan het type van Quinten Metsys. Men zou hieromtrent het heilige Gelaat kunnen vermelden dat te zien is op een tapijt, vroeger eigendom van Pierpont Morgan, en dat tentoongesteld werd te Parijs, in de rue St Dominique.
Simon van Cyrene draagt een mantel, waarvan de zoom versierd is met opschriften, waarin echter geen handteekening, noch eenigen zin dient gezocht te worden; het zijn nabootsingen van Oostersche opschriften.
Hel gevolg van Jezus bestaat uit Maria, de Heilige Joannes in de bloem van de jeugd, Maria Magdalena en een heilige vrouw. Verder ruiters, een man met een tulband en een langen witten baard, sprekend met een rechtsgeleerde, waarvan het gelaat glad geschoren is als dat van de figuur met streng uiterlijk, welke tusschen beide staat. Voor Jezus knielt een vrouw die men van ter zijde ziet: zij droogt haar tranen met een zakdoek af. Op het volgende plan bevinden zich twee andere vrouwen in dezelfde houding en brengen haar gevoelens tot uitdrukking door bijeenvoegen of verwijderen van de handen. Een half dozijn krijgslieden met lansen en een hoornblazer aan het hoofd openen den stoet die zich naar het bloedige Golgotha beweegt.
Het stuk dat wij zooeven ontleed hebben heeft de breedheid niet, die soortgelijke stukken van de Spaansche Kroon kenmerken, maar moet er niet bij onderdoen voor wat de schoonheid van de koppen betreft.
| |
IV. - De kruisiging.
De goddelijke Gekruisigde bevindt zich in het midden van de compositie. Op te merken zijn de twee engelen die onder de armen van het kruis zweven: de eene rechts van het kruis reikt zijn samengevouwen handen aan den Verlosser, de andere voegt ze samen op de borst. De houding van deze twee figuren en de aard van de zeer bewogen draperie herinneren opvallend aan dergelijke figuren bij Rogier van den Weyden en van der Goes. Men treft er twee dergelijke aan op de beroemde troonbekleeding van Karel V, toebehoorend aan de Spaansche Kroon.
Maria Magdalena, in de welige kleedij van het begin der xvie eeuw, van voren gezien, zit geknield voor Jesus en heft den blik naar hem op, op 't oogenblik dat zij met beide handen den stam van het kruis omvat. Op het voorplan, rechts van het kruis, ziet men Maria op den grond zitten of beter liggen, de armen hangend, de handen los en het hoofd op den schouder neigend. Zij wordt bijgestaan door den heiligen Joannes en een heilige vrouw die door haar medegevoel bewogen, haar zakdoek aan de oogen brengt. De figuur van Maria is van een pathetisch realisme, waardig van een Rogier van der Weyden en zelfs van een van der Goes. Het is belangwekkend
| |
| |
deze figuur te vergelijken met de Maria van den troon van Karel V waarvan hooger spraak was.
BRUSSELSCH MEESTER: 1e derde van de XVIe eeuw. De Kruisdraging (tapijtwerk).
Op het tweede plan bevinden zich een groep heilige vrouwen, rechtstaande met saamgevouwen handen, een opperpriester met langen baard en een soort van kegelvormigen hoed, een baardeloos priester met de zwart zijden Clementina op het hoofd en een rol in de hand. Links van het kruis bemerkt men twee soldaten, een in half profiel, de andere in profiel, drie personen te paard, de honderdman die plechtig de goddelijkheid van Christus bevestigt aan een jood met tulband en een soldaat.
Op het omstandig uitgewerkt landschap dat een middeleeuwsch uitzicht heeft, wordt Jerusalem, gebouwd aan den voet van den berg, voorgesteld.
| |
| |
* * *
Zóó is het tapijt, dat wij tot ons groot genoegen in 1920 te bewonderen kregen bij M. Demotte te Parijs, en wij bedanken hem ten zeerste dat hij ons de gelegenheid verschaft heeft, het aan de lezers van dit tijdschrift te doen kennen.
Sedert eenige maanden is een deel van dit tapijt, dat zich thans in een private verzameling bevindt, weergegeven in het prachtige werk met kleurplaten, dat de heer Demotte wijdt aan het Gothische tapijtwerk, en men kan op plaat 78 van dit werk het tooneel van de kruisiging zien, alsmede op plaat 80 den kop van den heiligen Johannes in natuurlijke grootte. Door deze uitgave werd met zeldzame meesterschap een plan verwezenlijkt, dat veel gelijkenis biedt met hetgeen wij korten tijd vóór den oorlog met den zeer betreurden Emile Bertaux bestudeerd hebben. Dit wil zeggen dat de tegenwoordige onderneming op het geschikte oogenblik wordt uitgevoerd: zij zal er toe bijdragen een van de mooiste artistieke nijverheden van het verleden te doen kennen en liefhebben.
Jos. Destrée.
|
|