Onze Kunst. Jaargang 16
(1917)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondentenTentoonstellingenDordrechtTentoonstelling Plasschaert.De kunstenaar, die, in plaats van zijn doopnaam, Albert Plasschaert te noemen,Ga naar voetnoot(1) zich gaarne tooit met den schuilnaam Anjanus Bertos Plasschaert of een variatie op die sonore klanken, is in het benoemen van zijn kunst(?)-werken al even fantastisch en - allerminst bescheiden. In ‘Pictura’, het Dordtsche kunstzaaltje werd van de geestelijke verdwalingen des heeren Plasschaert een keurig verzorgde tentoonstelling aangericht. Ook de catalogus heeft in dezelfde welverzorgdheid gedeeld en werd den bezoeker ter hand gesteld. Staat men nu te midden der ‘zwart-en-wit-zieningen’, - aldus luidt de betiteling der doolhoven van krabbels, die ieder op zich zelf een encadreering zijn waard geacht, - dan helpt het bijschrift hij de nummers ook al niet veel. Een paar dezer titels van de voor ons speurend oog onoplosbare lijnenverwikkelingen laten we over aan het puzzle-lievend publiek. Wij weten er, eerlijk gezegd, geen raad mee. ‘U V A... Eva ... Ave ... (Eigendom).’ ‘De witte Feil der Liefde.’ ‘Bloedgeruisch.’ ‘De doode kunstenaar, een koe.’ ‘Het torpedeeren van de zachtheid.’ Deze titels zijn gegeven aan niet al te uiteenloopende teekeningen. We herhalen, dat we niet meer mee kunnen: wat een aberratie van hart en hoofd en hand. We blijven achter hij het Publiek. Alleronnoozelste dametjes hebben we, - toen deze tentoonstelling in Den Haag gehouden werd, - hooren wedijveren in lofprijzingen. ‘Ze zagen Plasschaert zoo goed.’ Er werd vrij aardig verkocht en de belangstelling voor deze malligheden, die voor zwaren ernst willen doorgaan, kon vergelijkender wijze, waar 't andere kunst betrof, vrij groot worden genoemd. Om uitleg of verklaring moest men de bewonderaars niet vragen. Met het ‘gevoel’ werd druk geschermd. De figuur van Albert Plasschaert is als van den alchimist. Ook die had zijn aanhangers, die in hem geloofden, doch het goud heeft hij niet geschapen. Droevig is het wel, dat een ongezonde geest zóó vlug en zóó velen aansteken kan; in een tijd nog zoo dicht hij het hoogtepunt na eeuwen van verslapping en verstomping, het hoogtepunt der Haagsche school, te vlug vergeten... of niet diep beseft. ALBERTINE DRAAYER - DE HAAS. | |
Den HaagCollectie Goudstikker in Pulchri Studio.Daar de voortwoedende oorlog een reizen in het buitenland nog steeds onmogelijk maakt, heeft de firma Goudstikker uit Amsterdam ook weder dit jaar hare tenten opgeslagen in de residentie. Ditmaal met een even groote verzameling als verleden jaar, waaronder slechts enkele stukken voorkomen die de tentoonstelling van 1915 sierden. Het voornaamste is daaronder het prachtstuk van Jordaens, waarvan de dieren door Fijt zijn geschilderd, en dat afkomstig is uit het | |
[pagina 63]
| |
bezit van Koning George III van Engeland, die er een zijner ‘shooting boxes’ mee sierde. Later ging het over in het bezit van een zekeren Atkins of Bath, wiens kleinzoon het verkocht. Evenzoo ging het met de twee groote stillevens van De Heem, waarvan het eene een zelfde lijst bezit als het stuk van Jordaens. Het zijn magistrale doeken vol voorwerpen, die uit den Antwerpschen tijd van den meester moeten dateeren, daar ze geheel en al het drukke en de zucht tot praal bezitten, die de zoo decoratieve Vlaamsche kunst eigen is. Van ingetogenheid en een ver doordringen in de materie is geen sprake. Ze zijn voor het oog gemaakt meer dan voor den geest. Van Anton van Dijck, den prins der Vlaamsche kunstenaars, is hier een waarlijk aristocratisch portret Aristocratisch, door de noblesse, die deze burgervader bezit, en door de fijne atmospherische werking die er van deze beeltenis uitgaat. Van Dijck heeft de distinctie in dit portret al bijzonder tot haar recht weten te brengen, zoo zelfs, dat hij al het andere, wat hij in den geportretteerde zag, daaraan ondergeschikt heeft weten te houden. Blijven we hij de portretten, dan zijn te memoreeren: een bijzonder sterk schoongemaakte damesbeeltenis van Thomas de Keyser, waar, tot verzachting, geen gebruik werd gemaakt van een getint vernis, maar waar de vleeschkleur en het wit van kraag en manchetten in al hun hardheid werden gelaten. Moeilijk valt het te beslissen, of nu het origineele aspect van het tableau bereikt werd, dan wel of met het schoonmaken een gele glacis werd verwijderd, die de schilder er op heeft gebracht om de koele, koude kleur wat warmer te maken. Fraai van teekening en prachtig in zijn gedempten toon is het vrouwenportret met de hooge spitskraag, uit het laatst van de 16le eeuw, dat waarschijnlijk van Moreelse is. De manier, waarop hier het costuum werd geschilderd, gelijkt veel op de wijze, waarop de kleederen van het portret van denzelfden in het Mauritshuis werden vervaardigd. De grisailles van Adriaen Pietersz van de Venne, voorstellende Prins Frederik Hendrik en zijn gemalin, zijn voortreffelijke stalen van de teekenkunst onzer voorouders, daar hier in zwart en wit met het penseel werd geteekend. Op eenigen afstand hebben ze het aspect van kopergravures door de kleur en door de vastheid waarmee ze zijn vervaardigd. Een vrouwportret van Joh. Verspronck vertoont de klare opvatting van deze conscientieusen leerling van Frans Hals Echter is het pittige der penseelstreek een weinig verloren gegaan, doet de eenigszins moede schildering veronderstellen, dat het schilderij vroeger minder goed gerestaureerd werd. Met een typisch jongensfiguur buiten in een park, van Cuyp, door dezen meermaals geschilderd, sluit de rij der portretten. Onder de figuur- en de landschapschilders zijn de Haarlemmers ruim vertegenwoordigd. Van Dirck Hals is hier aanwezig een klein, bekoorlijk schilderijtje, een galant gezelschap om een tafel gezeten, voorstellende, dat door de sliertige penseelvoering, de karakteristieke schilderwijze van den broeder van Frans verraadt. Terecht dichtte Amzing in zijn ‘Bcschrijvinge van Haerlem’. Komt Halsen komt dan voort,
Betreedt hiermee de plaats die U met recht behoort.
Hoe wacker schildert Frans de luyden naar het leven.
Wat zuivere beddekens weet Dirck ons niet te geven.
Gebroeders in de kunst, gebroeders in het bloet.
Door eener konsten min en moeder opgevoed.
Brouwer is met drie werken vertegenwoordigd, waarvan vooral de ‘Voetoperatie’ door de krachtige schildering en de juist waargenomen acties een bijzonder staal van dezen meester vormt. De dronken boer is een kleine schets, terwijl in een door Joos van Craesbeeck vervaardigd, niet in den catalogus vermeld schilderij, Brouwer enkele figuren verbeterde, die zijn leerling zeker niet goed afgingen. Jan Miense Molenaar's kleine pendanten zijn kernachtige specimina van dezen leerling van Hals. Zij zijn vlot, een weinig oppervlakkig behandeld, geven meer een illustratieven kijk op een boerenfeest in een herberg, dan dit bij Brouwer en den meer pastoralen A. van Ostade het geval is. Deze gaf in een klein interieur reeds een aanduiding van het mysterie van het licht, zooals Rembrandt dit later in al zijn heerlijkheid zou openbaren. Isaac Ostade behandelde een dergelijk probleem in zijn groote deel, maar veel zwakker. Van Jan Steen is de oude vrek die zoo | |
[pagina 64]
| |
beteekenisvol een munt in de hoogte houdt, van een ontledende menschenkennis, als we in de heele goede werken van dezen schilder aantreffen. Hoe fijn ironisch, hoe slim, ziet deze man neer op zijn omgeving, die niet gegeven werd, maar die men zich kan denken onder aan de schilderij. De ‘Proclamatie’ stelt een groep menschen voor aan een raam, waarbij een man, met laurier bekroond, van een blad iets voorleest, bijgelicht door een kameraad, die de kaars met de hand tegen den wind beschut. Het doet ons denken aan de schets in het bezit van Dr. Bredius, die Steen schilderde in wedstrijd met een ander kunstenaar, in enkele uren. Een zeer sobere Brekelenkam, een kleermaker met zijn helpers op tafel en een brilliant interieur van Teniers zijn nog te vermelden. Bij de landschapschilders staan de voormannen der Haarlemsche school bovenaan, Salomon van Ruysdael en Jacob van Ruysdael. Dan komen hun ‘volgers’, Wijnants, Dubois, Van Vries en Decker, die een kapitaal landschap schilderde, waarin de figuren door Adriaen van Ostade werden vervaardigd. Van de stillevens noemen we, behalve de reeds vermeldde De Heem's, een bijzonder gave Van Aelst en een Weenix. Onder de overige schilderijen vallen verder nog op een grootsch opgezette maannacht van A. van der Veer, een Vijverberg van Gerrit Berck-Heyde, twee landschappen van Jan van Goyen, het een op koper, een naderend onweer voorstellend, en het ander een landschap met bouwvallige boerenwoning op zijn bekende bewegelijke manier gedaan met heel weinig kleur. Verder trekken nog de aandacht een klein, maar bijzonder gaaf geschilderde Du Jardin, een schimmel in een landschap, met Corotachtige grijzen, zeeën van Willem van de Velde en De Vlieger en werken van Philips, Wouwerman, Both, Jacob de Wet, Van Schriek en Thomas Heeremans. G.D. GRATAMA. | |
Musea & verzamelingenRotterdamMuseum Boymans.Een nieuwe, hier nog niet besproken aanwinst van dit museum is een groot schilderij van Aert de Gelder, ‘Jehova en de Engelen bij Abraham’, dat een waardige plaats heeft gevonden hij Rembrandt's Eendracht en zich ook hij het werk van andere leerlingen van den meester, in het museum reeds aanwezig, bizonder goed aansluit. Aert de Gelder, te Dordrecht in 1645 geboren en eerst in 1727 overleden - hoe slecht hoort hij thuis in de Hollandsche XVIIIde eeuw - is een van Rembrandt's laatste leerlingen geweest en in diepsten zin een zóó groot bewonderaar van zijn kunst, dat hij de quintessence ervan als het ware heeft ingezogen om er zijn eigen niet onbelangrijk talent geheel van te doordringen. Zijn kunstenaarschap boette hij daarmede niet in. Aert de Gelder heeft Rembrandt in de laatste jaren van zijn leven geëerbiedigd als geen ander. Nooit ontstal hij hem zonder fantazie zijn motieven of volgde hem al te gedwee na. Maar een oppervlakkige overeenkomst is er in zóóverre wel dat het mogelijk was dit werk aan Rembrandt-zelf toe te schrijven, een attributie die, hoewel stijl-kritisch onhoudbaar, toch langen tijd steun vond in de omstandigheid, dat het schilderij valsch Rembrandt geteekend is en bekend was als ‘Rembrandt du Pecq’. Aert de Gelder heeft dit doek geschilderd omstreeks 1680. Het schilderij heeft zijn eigenaardige krachtige techniek en bezonken kleurenpracht, en kan als één van zijn meest belangrijke scheppingen geboekt worden. Jehova heeft zegenend de handen gespreid boven den disch, waar Abraham schuchter en ineengedoken het maal voor de Goddelijkheid heeft aangericht. Over het wazigwitte kleed van God den Vader met een nuance van flets roze hangt een zware goudgele mantel en wonderlijk van schildering is daarboven de Rossige grijze baard. Zijn moede oogen staren in de verten waaruit hij de toekomst van Sarah, haar niet meer verwachte | |
[pagina 65]
| |
moedervreugde, voorspellen gaat. Twee serafijnen zijn links en rechts om de ronde tafel gezeten en wachten op het uitspreken van de goddelijke openbaring; het is of hun groote vleugels zich dadelijk in de ruimte spannen zullen. Links is het schilderij half van duisternis omtogen, het licht concentreert zich in het midden om de stralende gestalte van Jehova. Rechts zijn de veeren-vleugels van den donker-gelokten engel in allerlei warm getintel van grijs tot rood gezet, een zeldzaam rood dat elders gedempt, bij de sjerp van den cherubijn even tot glinstering komt. Ook Abraham van terzijde op den rug gezien, is in een verschoten rood fluweel gekleed. Hij heeft zijn handen gevouwen en het hoofd deemoedig gebogen. CORN. GERRITSZ DECKER: Landschap met figuren van ADRIAEN VAN OSTADE.
(Collectie Goudstikker, Amsterdam). Een gekarteld bord met koeken, een steenen kruik, het feestelijk gebraad op zilveren schaal opgediend en een zwaar kristallen beker vormen een stilleven, dat de middenruimte vult. Hoe zuiver is verder de franje van het tafelkleed geschilderd, dat half de bank vooraan bedekt. En naast al deze eenvoudige realiteit doemen de bovenaardsche verschijningen uit den donkeren en onbestemden achtergrond glanzend op, en ze vormen een geheel zooals de kunstenaar in zijn later bestaan niet weer bereikt heeft. J.Z. | |
[pagina 66]
| |
KunstveilingenFrederik Muller & Co.De eerste najaarsveiling bij Frederik Muller was er eene van moderne kunst, afkomstig uit de nalatenschappen H.W. van Delden (Bloemendaal), K.K. van Hollen (Utrecht) enzoovoort. Het meest merkwaardig was wel het groot aantal werken van Weissenbruch hier met een zeldzame volledigheid te zamen, die ons den meester weer toonden in al zijn eenvoudige gevoeligheid. Van Thijs Maris waren er twee merkwaardige proeven uit zijn vroegen tijd, een klein portretje en een in Antwerpen geschilderde studie van een naakten negerjongen, een doek in frissche kleuren geschilderd, waar Thijs Maris nog ver was van zijn latere romantische droom-gestalten maar zich met deze gezonde en realistische opvatting zeker niet minder gelden laat als een bizonder artist. Dit schilderij, lang in Rotterdamsch bezit werd, naar wij later vernamen, bij de veiling opgehouden, evenals enkele andere nummers. De aquarel van Jongkind ‘Seinekade’, is langs een omweg ten geschenke aangeboden aan het museum Boymans te Rotterdam. Van de bestede prijzen laten wij er enkele volgen: No. 6. Th de Bock ‘Het Kasteel Doorwerth’, aquarel f340; No. 8. J. Bosboom ‘In de Kerk te Hoorn’, sepia f 330; No. 14. Ch. Jacque ‘Stormweer’ f1700; No. 18. J.S.H. Kever ‘'t Ontbijt van Baby’ f1850; No. 23. J. Maris ‘Schemering’ f2050; No. 25. Simon Maris ‘Moederliefde’ f625; No. 27. Willem Maris ‘Lentedag’ f2000; No. 35. A. Mauve ‘In den Stal’, aquarel f850; No. 67. J. Voerman ‘Hattem’, aquarel f500; No. 80. J.H. Weissenbruch ‘Avond’, aquarel f900; No. 82. Weissenbruch ‘Tegen den Avond’ f770; No. 85. Weissenbruch ‘In de Polders’ f1575; No. 86. Weissenbruch, aquarel f350; No. 89. Weissenbruch ‘Eb’ f410; No. 90. Weissenbruch ‘De eenzame Roeier’ f530. Van Bakker Korff ging ‘La Lecture du Matin’ voor f1350 en van Breitner noemen wij No. 162 ‘Hoek van de Reguliersgracht en Keizersgracht’ f7000; No. 163. ‘Wintermorgen in Amsterdam’ f3350; No. 164 ‘De Dam’ f2650; No. 165. ‘Winterdag’ f2750; No. 167. ‘De Steeg’ voor f1200. Van Jozef Israëls ging ‘Jonge Vrouw’ voor f5000; No. 179. ‘De Brug’ van Jacob Maris f24,200; No. 180. A. Mauve ‘Lente’ f1500 en zijn ‘Zandweg’ (No. 181) f4000; No. 201. Willem Maris ‘Lentedag’ f5000; No. 206. De Bock ‘Geldersch Landschap’ f8400; No. 222. Albert Neuhuys ‘Jonge Liefde’ f10,800 en No. 227. Weissenbruch ‘De Molen’ f1400. | |
Firma Roos.Terzelfder tijd, begin November, hield de firma Roos te Amsterdam een veiling, waar goed en slecht van de oude kunst vrijwel ongeordend dooreen was gebleven. Catalogi waren er bijna niet rondgezonden, zoodat wij met een kort overzicht van enkele prijzen kunnen volstaan. De collectie bevatte zoowel oude als nieuwe schilderijen en was o.m. bijeengebracht door de verzameling Jhr. v. P. (Maastricht), J. Langley (Londen), H. Hinde (Utrecht, G. Waanders (Amsterdam) en G.L. Kiers te Amsterdam. No. 3. J. de Baen ‘Portret van Hendrik van Essen tot Hilsbergen en zijne echtgenoote Geertruida Margaretha van Variek f3000; No. 4. Abraham van Beyeren ‘Visschen’ f1125; No. 17. Cornelis Decker ‘Zondagsrust’ f510; No. 18. J.W. Dellf ‘Portret van een burgemeester’ f300; No. 22. N. Elias ‘Familieportret’ f1500; No. 38. Th. Michau ‘Landschap in Vlaanderen’ f330; No. 44. Klaes Molenaer ‘Herfstlandschap’ f1000; No. 45. De Momper ‘Bergweg’ f300; No. 51. Isaac van Ostade ‘De Pachthoeve’ f1700; No. 54. F. Snijders ‘Stilleven’ f1475: No. 60. Esaias van de Velde ‘Bergachtig Landschap’ f500; No. 75. Louis Apol ‘Winter’ f400; No. 96. A.M. Gorter ‘Herfst’ f850; No. 110. Isaac Israëls ‘Het Balkon’ f500; No. 116 J.S.H. Kever ‘Moederliefde’ f900; No. 119. Willem Maris ‘De Koe’ f3700; No. 120. W. Maris ‘Zomerdag’ f2800; No. 152. D. Wiggers ‘Gezicht op Leerdam’ f300 en No. 156. ‘Gezicht op Amsterdam’ van J.H. Wijsmuller f500. | |
[pagina 67]
| |
Frederik Muller & Co. Einde November 1916.Een buitengewoon uitgebreide veiling had de laatste week van November plaats bij Frederik Muller en Co. Alle zalen, boven en beneden, waren tijdens de kijkdagen in beslagen genomen, het stond alles volgezet. Van de schilderijen kwam zoowel oude als nieuwe kunst onder den hamer. Verder waren er veel meubelen, tapijten, kunstnijverheidsvoorwerpen, klokken, spiegels, porcelein en aardewerk, wapens, bijouterieën, zilverwerk enz. De collectie was bijeengebracht uit verschillende nalatenschappen, onder meer van mevrouw J. Teixeira de Mattos (Amsterdam), A. Groutars (Maastricht), H.W. van Delden (Bloemendaal), Rosenfeld-Goldschmidt (het tweede gedeelte) verzameling Russell, collectie H.M. la Chapelle (Batavia). In de groote veilingzaal, die door schotten onderverdeeld was, had men de beste schilderijen bijeengebracht met de meest verfijnde meubels, zooals b.v. een zeldzame rustbank van notenhout Louis XV, met blauwe stof bekleed, en verschillende pompeuze fauteuils. Van de schilderijen trok aan den grootsten wand een reeks stillevens uit de Vlaamsche en de Hollandsche school bizonder de aandacht. Niet het meest weelderige, maarzeker een van de meest frappeerende was een klein stilleven van Jan Fijt met een kreeft, eenvoudig van opzet en prachtig van toon, de kreeft van een vreemd rood, dat even flets, toch diep aandeed in den bruinen achtergrond (No. 8). Het stilleven van Chardin vermocht niet te boeien, het komt ons zelfs twijfelachtig voor of het wel van de hand van den Franschen meester is, deal te opzettelijke symmetrische opstelling van de voorwerpen en hun weerkaatsing in de gladde tafel is zoo ver van Chardin's verfijnden trant (No. 4). Evenmin kon een stilleven in bruinen toon van J. Cuyp, hoewel gesigneerd, een goeden indruk maken. Merkwaardig was een klein ovaal van den jongen Breughel ‘Sint-Jan’. Van Ostade waren er enkele buitengewone genre-stukken in de eigenaardige verlichting, die den meester kenmerkt, tevens een Boerenvreugde van zijn navolger Victorijns. Van Jan Steen noemen wij het geestige schilderijtje ‘De Paaschos’. De feestelijke stoet trekt juichend met het versierde beest over een brug. Het schilderij met den jongen, die zijn hond vlooit, stond in den catalogus op naam van Brekelenkam. Of dit zoo is, lijkt ons onzeker, oorspronkelijk is het in elk geval niet. Het origineel bevindt zich in München en is een van de superieure stukken van Gerard Terborch. In het achterzaaltje waren allerlei schepenstukken bijeen gehangen; in de voorzaal merkten we bij de moderne kunst twee schilderijen van Jongkind op en een uitgebreide collectie aquarellen van Voerman, zooals men die slechts zelden bij elkaar zal vinden. De trap opgaande trof ons nog een ‘Vlucht naar Egypte’ van Joachim Patenier. Van de bestede prijzen laten wij deze volgen: Nr. 2. Pieter Boel, Stilleven, f2100; nr. 3. Q.G. van Brekelenkam, Stilleven, f1300; nr. 4. Chardin(?), Stilleven f1275; nr. 5. A. Cuip(?), Stilleven, f500; nr. 6. Jan Fijt, Stilleven, f4900; nr. 7. Jan Fijt, Stilleven, f1000; nr. 8. Jan Fijt, Kreeft, f2000; nr. 9. Jan Fijt, Jachtbuit, f2700; nr. 10. W.C. Heda, Stilleven f2700; nr. 12. D. de Heem, de Kreeft, f700; nr. 13. G. J.J. van Os, Stilleven, f310; nr 14. P. van Schaeyenborgh, Stilleven, f500; nr. 16. A. van Utrecht, Groot Stilleven, f5250; nr. 17. Jacob A. Bellevois, de Schipbreuk, f310; nr. 19. Maitre hollandais, Zeestuk, f500; nr. 22. J. van Diest, Zeegevecht, f1400; nr. 24. J. Porcellis, Zuiderzee, f300; nr. 26. Abraham Storck, Hollandsche schepen op woeste zee f600; nr. 30. S de Vlieger, Veranderlijk weer, f1700; nr. 31. Hendrik C. Vroom, Zeegevecht, f3400; nr. 34. N. Berchem, Italiaansch landschap, f370; nr. 36. G. du Bois, Het korenveld, f1000; nr. 37. P. Breughel de Jonge, Het Sint-Jansfeest, f450; nr. 38. F. Clouet, Portret, f1400; nr. 39. J. van Croos, Riviergezicht, f1125; nr. 40. J. van Croos, Het Paleis te Rijswijk, f380; nr. 41. Florentijnsche school, Mater omnium, f1250; nr. 42. G. Flinck, Portret van een geleerde, f220; nr. 44. Jan van Goyen, De oude stadsbolwerken, f3200; nr. 46. Jan van Goyen, Riviergezicht, f3200; nr. 49. M. | |
[pagina 68]
| |
Heemskerk, Portret van Isabella van Grijpskerke, f350; nr. 52. I. Luttichuys, Jongensportret (te paard) f800; nr. 55. Karel van Mander, De Zondvloed, f540; nr. 57. Jan Miense Molenaar, Vroolijk gezelschap, f2200; nr. 60. Aert van der Neer, Zomernacht, f5000; nr. 61. I. van Nickelen, De Sint-Bavo van Haarlem, f500; nr. 62. Palamedesz, Een partijtje trictrac, f900; nr. 63. Palamedesz, Damesportret, f1000; nr. 65. Joachim Patenier, de Vlucht naar Egypte, f1350; nr. 67. Jan Steen, De beugelbaan f5200: nr 71. J. Victors, Een uitstapje, f1800; nr. 72. Victorijns, Boerenvreugde, f610. Nr. I.A. van Ostade, De muziekpartij, f8100; nr. II. J. Ruysdael, Ruw weer, f6400; nr. III. Salomon van Ruysdael, Halte voor een herberg, f19100; nr. IV. C.P. Bega, Gebabbel f2225; nr. VI. Aert van der Neer, Winterdag, f2900; nr. VII. Caspar Netscher, Damesportret, f1675; nr. VIII. A. van Ostade, Dorpsmuziek, f4100; nr. IX. A. van Ostade, In de dorpsherberg, f6000; nr. X. Jan Steen, Paaschos, f3750. Van het Chineesche en Japansche porcelein ging nr. 543. een groot kaststel (5 stuks) f1550; nr. 544. familie rose, kaststel (5 stuks) f1550; nr. 545. zeven rolwagens f800; nr. 553. Vaas familie verte, f470; nr. 574. Japansche schaal, f260; nr. 593. twee kleine schaaltjes van Jade, f210; nr. 635, een servies van 348 stuks, f3500; nr. 636. theeservies (eierschaal) 32 stuks, f530. Van het Delftsch nr. 671, de Luitspeelster, merk v. Duyn, f3400; nr. 672. Dame met keffertje, f900; nr. 673. klein likeurtonnetje, merk F.D.N., f850; nr. 674. kaststel (3 stuks) blauw, groen, violet en geel gedecoreerd, f2000; nr. 676. vaasje, f530; nr. 677. een paar polychrome vaasjes, f440; nr. 680. broodmand, merk H.V. Hoorn, f460; nr. 681. blauwe schaal, f260; nr. 682, groote schaal met rood, blauw en groen f410; nr. 685. een paar borden met het monogram Lambertus van Eenhoorn, f800; nr. 691. carrelage (de stad Workum) f480; nr 697. bord met rood, blauw en verguld, f450. Van de meubelen, fauteuils: Nr. 781. een paar fauteuils van notehout, XVIIe eeuw, f725; nr. 783. een paar fauteuils, notehout, Louis XIV, f4400; nr. 784. twee groote fauteuils, Louis XIV, f3100; nr. 785. een paar Remhrandt-stoelen, f3700; nr. 786. fauteuil, notehout, XVIIe eeuw, f540; nr. 787. leunstoel van notehout XVIIe eeuw, f500; nr. 790. fauteuil van notehout, gebeeldhouwd, XVIIe eeuw, f1000; nr. 792. fauteuil rijk gebeeldhouwd f520; nr. 803, een paar stoelen, notehout, begin XVIIIe eeuw, f1700. Verder een vuurscherm, Louis XIV (nr. 818) f1100 en nr. 821, tochtscherm van goudleer, XVIIe eeuw, f600. Van de bijouteriën ging het groote paarlen collier, nr. 1435 voor f12600; nr. 1441. collier met 83 paarlen, f8200; nr. 1442. collier met 87 paarlen, f5900; nr. 1594. collier met 91 paarlen, f3625. Nr. 991. dessus-de-portes, toegeschreven aan Jacob de Witt, f1000; nr. 992. een paar des-sus-de-portes XVIIIe eeuw f900. Van de meubelen noemen wij verder nog: Nr. 758 groote kast van palissander en ebbenhout, XVIIe eeuw, f1900; nr. 760. buffet van notehout, XVIIe eeuw, f630; nr. 761. latafeltje van rozehout, Louis XVI, f780; nr. 762. secrétaire, Directoire, f850; nr. 764. ruststoel van notehout, Louis XV, f6100; nr. 765. sopha van notehout, Louis XIV, f3700; nr. 771. damtafel van notehout, Louis XIV, f1425; nr. 773. ameublement, notehout, Louis XVI, f1200; nr. 774. salon-ameublement, notehout, Louis XV, f9700; nr. 775. fauteuil van notehout, Italiaansch, XVIIe eeuw, f1000. Nr. 1351. een koperen kroon XVIIe eeuw, ging voor f400 en nr. 1357, een paar verguld bronzen kandelaars, Empire, ook f400. Nr. 1110. wand-lustres, Louis XV, f300; nr. 1112. drie paar wand-lustres, Louis XV, f690; nr. 1114. een paar vijf-armige kandelabres, Empire, f600. Van de moderne kunst heeft nr. 194, Jozef Israëls, Oud-worden, f1000 opgebracht; nr. 196. Jongkind, Riviergezicht f1000 en zijn Maneschijn (nr. 197) f425. Het werk van J. Voerman ging onder meer als volgt: Nr. 1576. Lucht en water, f550; nr. 1557. Hattem aan den IJsel, f600; nr. 1578. Lila primula's in een blauwen gemberpot, f650; nr. 1579. Lila anemonen, f450; nr. 1581. Opkomend onweer, f800; nr. 1583. de Gouden avond, f700; nr. 1584. Avondschemering, f575; nr. 1591. Herfst, f750. Met deze opgave van de bestede prijzen zullen wij volstaan. J.Z. |