Arti et amicitiae. Tentoonstelling door de Firma van Gogh.
Een buitengewoon belangrijke tentoonstelling! Niet alles is belangrijk, wel is waar, en er zijn stukken bij, die men om hun middelmatigheid en minder er niet zou verwachten; maar waar zag men zooveel degelijke werken bijeen van Allebé, en hoeveel jaren zijn voorbijgegaan zonder dat Breitner voor den dag kwam met zijn volle kracht. Breitner is Allebé's leerling geweest, in den echten zin des woords, - maar op wat een verbazende afstand is ten slotte de leerling van den meester af gaan staan! Zij bezien de wereld als 't ware van tegengestelde kanten. Of de leerling den meester zoo ver vooruit is gestreefd...? Zeker, in dien zin, dat de tijd is voortgeschreden, waarin Breitner op schilderkundig gebied een der grootste voorgangers was en nog steeds is. De weg voerde in 't algemeen van de academie naar het leven, van het leven naar de natuur, - en van de natuur tot den mensch.
Wat een afstand tusschen het bedacht anecdotische van Allebé en het opbruisend spontane van Breitner, tusschen de typeerende genre-kunst van den academischen professor en het impressionisme van den genialen leerling, tusschen een... ‘Buurpraatje’ (no. 11) en den ‘Dam bij Avond’ (no. 29). Toch is de schilder der ‘Gele Rijders’, waarvan men hier velen in actie vindt, en van andere militaire tafereelen, van verlichte avondstraten, afbraken, figuren op heeter daad betrapt enz., uit de school waar men de kleuren niet zoozeer gebruikt om het een en ander te realiseeren, als wel om er mee te tooveren. Was Allebé nog toegerust met een sterken werkelijkheidszin, die hem zelfs in zijn zucht naar het anecdotische, ja soms naar het sprookjesachtige, niet in den steek liet en die geen twijfel liet omtrent de realiteit der dingen, zijn kleurzin verleidde hem tot menig lustig spel, waardoor hij het naar onzen smaak zelfs wat al te ‘bont’ maakt, - Breitner liet gaandeweg de realiteit ver achter zich, om haar schooner terug te zien in hare momenten van overgang, van dramatische spanning, in een tranche de vie, terwijl zijn kleurliefde geen scherts kent, maar diepe ernst is, vol stemming en hartstocht.
In schilderijen als ‘Doorbraak Raadhuisstraat (no. 27), ‘Wandelrit’ (no. 58) en ‘Rijders in galop’ (no. 59), bereikt het impressionisme hoogtepunten. Niet minder dan 25 werken van Allebé en 46 van Breitner maken deze tentoonstelling tot een der belangrijkste van den laatsten tijd.
Dat daarnaast nog een 8-tal werken hangen van Tholen, een 4-tal van Bosboom, 6 van Jacob, 3 van Willem en één van Matthys Maris, en o.m. werken van Bastert, Boks, Deutman, Gabriël, Isaäc Israëls, Kever, Van der Maarel, Poggenbeek, Rochussen, Willem Roelofs (Sr.), Van Soest, Willem Witsen en De Zwart, verhoogt als zoodanig nog de belangrijkheid, en geeft tevens gelegenheid den bovenaangeduiden ontwikkelingsgang na te speuren, ook bij anderen, door een tijdperk van bijkans een halve eeuw.
Enkele Fransche schilders: George Bellanger, E. Bondin en Victor Dupré, uit den romantischen tijd, bieden nog punten van vergelijking te over.
D.B.