Aan onze lezers
De veertiende jaargang van ‘Onze Kunst’ wordt onder tragische omstandigheden ingezet. Nadat het September-nummer, ondanks vele moeilijkheden, de wereld was ingezonden, werd de voortzetting der uitgave in het zwaar geteisterde, half verlaten Antwerpen geheel onmogelijk. Wie had er, overigens, nog den moed om aan kunst te denken, wanneer zoo vele schatten van kunst vernietigd werden, wanneer heel een vreedzaam volk, heel een bloeiend land als eerste offer viel in den moorddadigsten oorlog der geschiedenis?...
Kunst, heerlijke, tengere bloem der beschaving, wordt het eerst vertrapt, het eerst verschroeid, wanneer het woeste geweld is ontketend, en voor zwakkeren geen Recht meer bestaat.
Doch ‘Onze Kunst’ beteekent niet enkel de kunst van Vlaanderen, maar de kunst van alle gouwen, waar onze lieve taal verstaan en gesproken wordt, de kunst der Nederlanden, in den meest uitgebreiden, historischen zin. Dit tijdschrift aanvaardde de taak, deze kunst te dienen, als een eigen, hoog staand orgaan; en zoo lang niet alle kunstleven op dit gebied is uitgestorven, wil het die taak met taaie volharding voortzetten.
Tot het voltooien van den vorigen jaargang is de noodige stof te Antwerpen voorhanden, ja waren de bijdragen reeds grootendeels gezet en de afbeeldingen gemaakt; maar nu het verkeer stil ligt, en alle verbinding met de buitenwereld is afgebroken, is het vooreerst onmogelijk om deze afleveringen te doen verschijnen en van Antwerpen uit te verzenden. Wij moeten onze lezers dus wel verzoeken, geduld te oefenen; onze uitgave is niet uitsluitend aan actualiteit gebonden, en wij vertrouwen dat de drie laatste nummers van den vorigen jaargang, ook nà een gedwongen staking, nog aandacht en belangstelling zullen verdienen.
Ondertusschen hebben wij maatregelen getroffen, om de uitgave in