| |
| |
| |
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Amsterdam
Sint Lucas drie en twintigste jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken £ Stedelijk Museum 3 Mei-9 Juni 1914
Niet minder dan 425 werken worden door het gilde van Sint Lucas tentoongesteld. ‘Kunstwerken’ vermeldt de catalogus, aldus op het oordeel des tijds vooruitloopend. Vroeger moest men, vóórdat men, als leerling, tot het meestergilde werd toegelaten, hetzij men schoenmaker of zanger was, een proef afleggen. Zoo bleek, dat niet ieder een Hans Sachs was, een meester in beide vakken. Niet ieder is plotseling Meistersinger! Nu echter is men bereids een meesterschilder van af het oogenblik, dat men een penseel ter hand neemt. Ook zijn verwen behoeft men niet meer te bereiden, waarin eertijds een deel der vakgeheimen school. Nu bieden de winkels voor enkele stuivers de verwen te kust en te keur, wier duurzaamheid eeuwen trotseert. Vroeger waren het de genieën die met de traditiën braken, - nu breekt men er mee als men geen talent heeft. Het vak is ook zoo moeilijk. De kunst is zoo lang en het leven zoo kort: ars longa vita brevis.
Tusschen een onnoemelijk aantal slecht werk zonder schijn of schaduw van schoonheid, hangen hier en daar kunstwerken, waarvan getracht zal worden althans de voornaamste te noemen en te kenschetsen.
Van de ouderen komt Arntzenius krachtig voor den dag met een paar bloemen-stillevens. Zijn penseelvoering en verfbehandeling is als een kunstig spel, een lust voor 't oog. Zijn portret mag men werkelijk sprekend noemen.
Verder handhaaft Mevr. Suze Bisschop-Robertson zich op haar bijzonder standpunt, waar nochtans meer vormgevend vermogen, in overeenstemming met haren dieperen kleurzin, haar kunst zeer ten goede zou komen.
Bastert, Bodifee en Hobbe Smith zetten de Hollandsche traditie trouw voort, doch zonder er veel luister bij te zetten en zonder zichzelf te overtreffen. Onder de minder bekenden moeten H.F. Boot en G.H. Grauss in de eerste plaats genoemd worden. Boot's groot stilleven, een atelierhoek met wat bloemen en wat kunstig geschikte voorwerpen, fonkelt van een stille diepe pracht uit donkerte van schaduw en stemming. Jammer, dat deze schilder zoo ongelijk is in zijn werk. Grauss komt in zijn Artistencafé zeer belangwekkend voor den dag. Hij typeert raak en geestig en is een zeer kunstig colorist, terwijl het hem zelfs daarbij niet aan diepte van waarneming ontbreekt.
Op de rij af noemen we verder enkele schilders, wier werk ons eenig ‘uninteressirtes Wohlgefallen’ schonk: Bern. en Sam. v. Beek, Mej. Anna v.d. Berg, J. Boasson, F. Bobeldijk, Gerard J. de Boer, Fr. Deutman (een meisjeskopje van bijzonder psychische bekoring), H. van Doornik (in 't bijzonder de Vischkaar te Kortenhoef), Ed. Gerdes, J.M. Graadt van Roggen, Rob. Graafland, H. Haverkorn v. Rijsewijk, Mej. A. v. Houten, G. Huidekoper, J.L. v. Ishoven,
| |
| |
H. Kruyder (met een sterk en breed geschilderd stilleven), A. Kuypers, F. Langeveld, K. v. Leeuwen, Mej. A. Lelimann, Jean la Mayeur, A.R. Mauve, G. Morgenstjerne Munthe, J.E. Ritsema, Dav. Schulman (vooral met zijn Wintermiddag), C. Vreedenburgh, Mej. C.A. v.d. Willigen en P. v. Wijngaard.
Ten slotte zij het beeldhouwwerk van Mej. Th. van Hall en S. Klinkenberg (vooral het Waterhoentje in hout) met eere genoemd.
| |
Arti et Amicitiae tentoonstelling van schilderijen enz. door leden van het genootschap
There is something rotten in the state of... Arti et Amicitiae. Noch aan de kunst noch aan de vriendschap schijnt men zich bijzonder te wijden. Van jaar tot jaar gaan de tentoonstellingen achteruit en de publieke belangstelling kwijnt. Van Amicitia gewage men maar niet meer, want de schijnbare rust, na de innerlijke woelingen tusschen de nieuwe leden en de oude leden met hunne voorrechten, beteekent slechts kwijnende stilstand. Het voorrecht der stemhebbende leden om steeds althans één werk zonder keuring geplaatst te krijgen, wordt een onrecht tegenover de andere, die hun werk door diezelfde leden geweigerd kunnen zien. Zoo moet dit genootschap, dat bovendien ongeschikte expositiezalen bezit, wel achteruit gaan en in een kwaden reuk komen. Alleen volledige reorganisatie kan deze oude vereeniging weer doen herleven. Nu wendt zich aandacht en belangstelling van haar af naar St Lucas en andere jongere vereenigingen.
Deze tentoonstelling is weer slechter dan de vorige. Wij wenschen evenwel belangstelling te vragen voor het lumineuse werk van Maks, een interressante Jan Sluyters en het bekoorlijk stukje van Schulman. Deze laatste schilder gaat den laatsten tijd zeer vooruit.
| |
Louis Hartz en S. Jessurum de Mesquita Larensche kunsthandel
Wanneer men even went aan de bijzondere tint, waarin het atmospherische van onze strandgezichten aan Louis Hartz verschijnt, dan komt men ook gaandeweg onder de bekoring van de fijne gevoeligheid zijner kunst. Wer den Dichter will verstehn, muss im Dichters Lande geh'n. En dan maakt deze kunstenaar het niemand moeilijk hem geheel, tot den grond zijner blijmoedige ziel, te verstaan. Hij schijnt zijn meeste werk buiten, niet slechts op te zetten, als studiemateriaal beschouwend, maar ook te voltooien. Het is eenvoudig, eerlijk en frisch als ons open strand, en toch is het werk getransponeerd in een bijzonderen toon. Deze eenvoud is nu eens werkelijk kenmerk van 't... schoone, - ai is ons ingewikkeldheid, diepte en bezonkendheid van atelierkunst even lief. En is in den toon, in de aanschouwing van de natuur in haar natuurlijkheid, slechts even getransponeerd in het psychische wezen des kunstenaars, iets dat zielsverwant is aan Vogelaar's innige landschapskunst. Vogelaar is fijner en gevoeliger. Hartz blijder en klaarder, doch beiden zijn voorname en dichterlijk gestemde kunstenaars, wier werk door onbevangen geesten, die naar iets nieuws uitzien, met vreugde begroet wordt.
S. Jessurum de Mesquita werkt onder Japansche invloeden in decoratieve richtingen. Er is iets ongemeens in zijn bloem- en dierfiguraties, vol behaagzucht en toch strak en eenvoudig van lijn en vorm; evenwel weet hij zich nog niet steeds te verheffen boven het onbelangrijke van gestyleerde typen. Synthetisch werken behoort niet te leiden tot verarming, maar tot verdieping.
D.B.
| |
Antwerpen
Willem Paerels kon. kunstverbond
De belangrijkste verschijning van dit seizoen was die van de met smaak gekozen verzameling uit het werk van dezen nog jongen, maar ongemeen rijk aangelegden kunstenaar, die van geboorte een Hollander is, maar door opleiding en
| |
| |
verwantschap tot de Belgische schilders behoort, evenzeer als b.v. Alexander Struys en Jakob Smits.
En de hedendaagsche Belgische school mag zich gelukkig achten dit krachtig temperament rijker te zijn geworden. Paerels is inderdaad een van de zuiverste en sterkste personaliteiten van de moderne kunst hier te lande.
Alleen geleid door eigen instinct en aanleg, heeft hij zijn wegen gezocht, en in betrekkelijk korten tijd heeft zich in hem een schilder ontwikkeld van een zeldzaam fijn gevoel en van een verbazend scherpen zin voor kleur en licht.
Een kolorist is Paerels in de allereerste plaats. Zijn emotie uit zich met een jubel en een innigheid die zeldzaam zijn, en zijn werk van uit de vizueele aandoening opvoeren tot hooge kunst, die een verpuurde interpretatie is van de werkelijkheid. Emotie, teeder en diep, dit is de ware ondergrond van dit werk, dat met vreugde en liefde is uitgevoerd, met vervoering en overtuiging, vol hoop en vol verrukking. Daarom ook is het trillende, warme uitdrukking van het leven zelf.
En de bizondere bekoring die van die klare, blijde schildering uitgaat, ligt ook in de steeds voorname weelderigheid van kleur, in de zinnelijkheid waarmee de harmonie betracht werd.
Het talent van Paerels uit zich tevens met een groote verscheidenheid. De fijne atmosfeer van water en lucht, van de zee bij grijs of zonnig weer, van stille booten in de havens, zelden voelde ik ze zoo innig weergegeven als in de marines van Paerels, waarvan vooral een Zicht van Rotterdam, de stad zich ver op den achtergrond afteekenend, achter een voorplan van een dieptonigen en schakeerenden waterplas, mij bijbleef.
Het zonnige, tintelende kleurenspel van strandbeweging, de zomersche weelde van rijke badplaatsen, leven met een bizondere vinnigheid, zonder eenige verstarring in heerlijke doeken als Naar het Strand, en Scheveningen.
In een prachtig interieur als die Vrouw bij opschik, heeft Paerels met verbluffende knapheid de bloemige fijnheid van het naakt tegen den gelen achtergrond weten te bewaren, en ik ken heel weinig werken in onze moderne kunst waar met zooveel virtuositeit, maar ook met zooveel opgetogen eerbied, de schoonheid werd benaderd. Dit doek is een voortreffelijk werk van een buitengewoon artist.
En laat ik ten slotte nog wijzen op de groote, dieptastende psychologische kracht waarmee de portretten zijn uitgevoerd. Geen oppervlakkige conterfeitsels, geen quasi-photographische opnamen, maar de ziel zelf der modellen in alle intensiteit weergegeven.
Paerels is een der schoonste, een der rijkste temperamenten van dit oogenblik. Nu juist nieuwe uitzichten op de toekomst geopend worden, is deze steeds sterker en fijner wordende personaliteit een overheerlijke belofte, waarvan geen ontgoocheling te vreezen is!
| |
Edmond Verstraeten
hoe vruchtbaar ook, brengt ons in zijn snel op elkaar volgende tentoonstellingen geen nieuwe visie. Dit werk verruimt zich niet en wordt niet dieper. Het blijft hetgeen het was in den aanvang zijner belofte. Wel leeft hier merkbaar een teervoelend temperament; de kunstenaar die hier aan het woord is, toont zich inderdaad als iemand die zijn gevoeligheid ongemeen ontwikkelde. Maar de emotie, die we bij hem mogen veronderstellen, wordt niet gedragen door een sterke techniek, zoo sterk dat zij ons de emotioneele waarde van die kunst tastbaar zou maken.
Edmond Verstraeten's kunst is een loot van de krachtig-levende kunst van Claus. Ik leg hier des te meer nadruk op, omdat men te wege is de waarde van dit werk in zekeren zin te overschatten, en den artist, die om hetgeen hij bereikte alleszins onze waardeering verdient, over het paard te tillen.
Toch ware het onrechtvaardig Verstraeten niet te geven wat hem toekomt. Het zeer eigenaardige karakter van het Waasland, van de vallei der Durme heeft hij weten te
| |
| |
treffen in werken die soms bekoorlijk zijn door hun frischheid en hun wijdschheid. Maar de diepere filozofische beteekenis die men aan die kunst wil toeschrijven, kan het niet redden van een zekere luchtige oppervlakkigheid, die al te veel abstractie maakt van het warme menschelijke gevoel.
| |
Victor Thonet
Met al zijne tekortkomingen is het talent van dezen nog zeer jongen landschapschilder mij oneindig sympathieker dan dat van ‘den meester van Waasmunster’. Ik hoor hier, ofschoon stamelend nog soms, een veel krachtiger stem; ik voel hier een veel diepere emotie; ik zie hier een zuiverder interpretatie, buiten alle filozofische en would-be intellectueele bedoelingen om. Deze figuur lijkt me oprecht, en hetgeen uit deze kunst spreekt is vol van een zindere aandoening.
Wat de materieele uitvoering betreft, tal van invloeden zijn hier nog waar te nemen. Maar een gave personaliteit ontwikkelt zich langzamerhand uit dit werk, waarvan ik alleen betreuren moet dat het niet van grooteren omvang is. Van een schilder die als Thonet over zulke middelen beschikt hadden we een meer verscheiden en veelvuldiger arbeid mogen verwachten.
Ary Delen.
| |
Brussel
Libre esthétique
Gewoonlijk wordt ons winterseizoen gesloten door het Salon van de Libre Esthétique; die altijd interessante finale bereidt ons telkenmale de aangenaamste verrassingen en de heer Octave Maus verstaat beter dan wie ook het inrichten van dergelijke tentoonstellingen. Altijd is het zijn streven om zijn publiek van de nieuwe uitingen in de kunst op de hoogte te houden en, bevatten zijne tentoonstellingen excentriciteiten, nooit zijn ze alledaagsch. Men heeft slechts zelden bij hem den indruk van het reeds geziene en waar hij ‘retrospectieven’ inricht, vertoonen ze al het belangrijke van iets nieuws. De clou der tentoonstelling van dezen winter bestond in een inzending van het geheele oeuvre van den onlangs overleden Spaanschen schilder Dario de Regoyos. Deze Iberier is bijna een der onzen. Gedurende het heldentijdvak der ‘XX’ en der ‘Jeune Belgique’ leefd een debuteerde hij bij ons en maakte deel uit van deze woelige, doch eerlijke en overtuigde kunstenaarsgroepen. Hij was een vriend van Verhaeren, die zelfs met hem een reis door Spanje heeft gemaakt, waarvan men de heldhaftige avonturen door den schrijver van de Multiple Spleudeur moet hooren verhalen, vooral de geschiedenis van de flesschen ‘Geuze-lambick’, ter eere hunner gastheeren door de beide vrienden uit Brussel ontboden, doch waarmee ze maar weinig lof inoogsten, aangezien ons nationaal bier, in deplorabelen staat in Spanje aangekomen, geen genade in de oogen der manhaftige Castiljanen vinden mocht. Doch keeren we tot de Libre Esthétique terug. De heer Dario de Regoyos is hier dan geweest met een inzending mooie schilderijen en vooral met kranige, vlugge teekeningen. Andere Spanjaarden evenwel, mede op deze tentoonstelling aanwezig, trokken onze aandacht door meerder gloed en een hooger mate van schilderachtige oorspronkelijkheid.
Er was niets nieuws of revolutionairs in hun procédés, maar ze waren spontaan, eerlijk en sympathiek tevens in hun visie, hun gevoel of liever hun genie voor décor, hun mise en scène en zelfs in hun mise en page. Het waren dramaturgen, veeleer dan droomers en niet uitsluitend ‘beschrijvend’ zooals het meerendeel onzer eigen schilders zijn. Hun doeken waren vol beweging en leven en er straalde een ik en weet niet wat van energie, ondernemingsgeest en nerveuse expansie van uit. Het was een tegelijk aantrekkelijke en irritante, een weinig wilde, doch niettegenstaande haar ruwheid, gezonde en sympathieke kunst. Zijn Portret van mijn oom Daniël en zijn gezin, was boeiend als een Goya. De figuren werkten als hypnotisch en spraken als in een geheimzinnige taal, waarvan men zich meer en
| |
| |
meer inspande om de beteekenis te vatten. Het was tegelijk héel reëel en heel occult. Tegenover de symfonieën in zwart van Zuloaga stelle men de symfonieën in groen van de Gebr. Valentin en Ramon Zubiaurre. Wat hebben ze mooie modellen gebruikt voor die Baskische en Madrileesche typen in Jour de fête en Requiebro Madrileus! En hoezeer hebben ze uit die levendig-bewogen menschenmenigte partij weten te trekken. Dat zijn wel echte, onvervalschte, koppige Spanjaarden. Zóo dringen ze zich aan ons op. Zóo ondergaan we hun bekoring Andere kunstenaars vertoonen cosmopolitische neigingen en hebben den invloed van vreemde scholen, vooral van de Fransche ondergaan en handigheid, behaagzucht en geest, ten koste van karakter en kracht verkregen. Ten slotte noem ik nog: Firmin Arango, José Armé, Barrneta Asteinza, enz.
Frankrijk was vertegenwoordigd door Jules Flandrin, den sympathieken vertolker van de Dauphiné en Henri Lebarque den schoonen kolorist.
De stoutmoedigsten onder de onzen hebben aan de zijde dezer vreemdelingen gefigureerd en imponeerden door hun kwaliteiten of trancheerden door hun gebreken, waarop hier niet nog eens te meer nadruk behoeft te worden gelegd. De Maskers van Ensor, zijn om strijd besproken en geprezen. Van de kunst van Oleffe, Schloback, Thévenet en Willem Paerels valt niets nieuws meer te zeggen. Een afzonderlijke vermelding verdient echter Rassenfosse, de delikate Waalsche artist, die zich thans als een uitstekend schilder heeft geopenbaard, na zich reeds lang als een meester-graveur te hebben doen kennen. Onder het beeldhouwwerk merkte ik goede dingen op van Paul Dubois, Philippe Wolfers en Gaspar.
| |
Tentoonstelling van Frans Huygelen
In deze dagen van grootspraak en boerenbedrog, die eindelijk de kunst zelf in miscrediet zouden brengen, is het heerlik om nu en dan eens een ernstig, degelijk kunstenaar te zien, die zijn werk met die zorg en dien gloed, die eerlijkheid en gewetensvolheid schept, die het heirleger zijner kunstbroeders sedert lang niet meer kent. Dit is het geval met Frans Huygelen, een beeldhouwer, die onlangs een dertigtal portretten en studies in den Kunstkring heeft tentoongesteld. De portretten zijn heerlijk. Ongetwijfeld is Huygelen gediend geweest door de bevalligheid en voornaamheid zijner modellen, maar toch ook was benoodigd zijn schoonheidsgevoel om in die hooge mate partij van die jonge vrouwen en kinderen te trekken. Hij heeft uitzonderingsmenschen in marmer gehouwen, zooals van Dyck zijn Genueesche partriciërs en zijn jonge Engelsche lords geschilderd heeft. Als beeldhouwer zou ik alleen Victor Rousseau naast hem kunnen noemen. Zijn marmers zijn levend als vleesch, maar als het vleesch van godinnen. Wat een allerliefst portret bijv. is dat van Mevr. Isolde Grisar-van Dyck, van Mevr. Fr. Cox en haar zonen en dat andere van Minto van der Linden-van Dyck en dan die aardige groep van die moeder met haar kindje! (nr 7 van den catalogus). Voegen we bij die portretten nog twee ontwerpen in half verheven werk, een Selena en haar stoet (fragment van den Nacht uit den cylus de Dag) en een Meimaand (fragment uit den Krans der Jaargetijden). Verder een slinger van elkaar bij de hand houdende kinderen, schoon als de Lucca della Robbia van de Cantoria in het Museo del Duomo te Florence. Dit zij genoeg gezegd van het zeldzaam talent en den hoogen smaak van Frans Huygelen.
| |
De XVe tentoonstelling van de société nationale des aquarellistes
verzamelde onlangs een aantal werken en werkjes van een ‘lieflijk’ genre, naast enkele nummers van grooter en diepgaander belang. Hieronder merkte ik vooral op de decoratieve stukken van Langaskens, de gevoelige, mooie akwarellen van Marten van der Loo, de pastels van G. van Haustrate, een héel welkom decoratief carton van L. Rotthier, een eerlijk kunstenaar, die ernstig naar die schoonheid en bevalligheid streeft, waarom het meerendeel zijner kunstbroeders zich niet meer schijnt te bekreunen. Eindelijk teekeningen van James en
| |
| |
Willy Thiriar en een mooie Dorpskermis van Cambier.
Tot verheffing van hun tentoonstelling hadden de akwarellisten zich tot enkele beeldhouwers en medailleurs gewend en bewonderde ik de ivoren beeldjes uit den Congo van Matton, de groepen van Frans Huygelen, waarmee hij onlangs in den Kunstkring geweest is, de Bedelaars van A.E. Crick en de medaljons en medaljes van E. de Breemaecker.
| |
De beeldhouwer Paul Stoffijn
had niet lang geleden eveneens in den Kunstkring een aantal werken ingezonden, die hem aan het hoofd der kunstenaars van deze generatie hebben geplaatst als een der meest talentvolle voortzetters en discipelen van Constantin Meunier. Haasten we ons om er bij te voegen, dat deze leerling reeds een meester en een geheel individueel kunstenaar is. In zijn weergave van de nedèrigen der aarde heeft hij veel sympathieke eerlijkheid gelegd en wél weten te bewaren het eenigszins wrange en bittere, de onberedeneerde houdingen en bewegingen der soms te volle, soms te hoekige vormen, de gespannen spieren, de ingehouden krachtsinspanning van al die Plebeïsche lijven en van die, niettegenstaande het onregelmatige der trekken en het woeste, hoekige toch zoo goeie, eerlijke gezichten. In deze kunst niets al te gelikts, al te mooi gemaakts of al te verfijnds. Van zijn sympathieke modellen deelt Stoffijn ons enkel de zuivere lijn en den sprekenden rythmus mee. Maar welk een ernst legt hij niet in figuren als Wanhoop en Eveil of in die groepen als Arme Menschen, een soort van Heilige Familie van werklieden en Vaderliefde. Ik hou ook veel van zijn kleine geëmailleerde porceleinen beeldjes, vooral van zijn Glasblazersleerling. Enkele bustes completeerden de inzending van dezen kunstenaar wiens opvatting en neigingen door een uitvoering worden ondersteund, zooals ze zich het beste aanpast bij de typen, de zeden en de kringen, waarvan hij zonder de minste declamatie, met mannelijke teerheid de stoïek gedragen ellende, den moed en de wilskracht vertolkt.
G.E.
| |
Varia
Te Amsterdam werden onlangs in een meubelveiling een palet en een tempermes verkocht, welke doorgaan als hebbende toebehoord aan Rembrandt.
Vermoedelijk zullen deze relieken nu in de National Gallery komen. Een kunstliefhebber te Londen heeft ze van den handelaar die ze kocht, overgenomen en nu aan genoemd museum aangeboden.
Het bestuur van het Amsterdamsche Rembrandthuis had aan deze voorwerpen, toen ze in veiling kwamen, wel aandacht gegeven, doch geen aanleiding kunnen vinden om er zich verder voor te interesseeren. Daarentegen werd een bij Fred. Muller & Co aangeboden gildepenning, wiens stamboom genoeg vertrouwen verdiende, voor het Rembrandthuis aangeworven.
Het Museum te Basel werd verrijkt met een belangrijke verzameling van bijna 300 oude schilderijen, voortskomende uit de verzamelingen van wijlen Prof. Bachofen-Burchhardt, en meest allen van allereerste gehalte. De Vlaamsche school is er vertegenwoordigd door een H. Hieronymus van Memling, een Madonna met Kristuskind toegeschreven aan Quinten Matsys, en twee stukken van Rubens. Verder een mooie reeks xviie eeuwsche Hollanders; Rembrandt, F. Bol, N. Maes, van Goyen, enz.
De verzameling zal in bezit blijven van Mevr. Wwe Bachofen-Burchhardt, tot het nieuwe Museumgebouw voltooid zal zijn.
|
|