Onze Kunst. Jaargang 13
(1914)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
De tentoonstelling van Noord-Nederlandsche schilder- en beeldhouwkunst vóór 1575 (Utrecht, 3 September-3 October 1913)
| |
[pagina 42]
| |
Alles wat gedaan wordt om ons in inniger gemeenschap te brengen met de voortbrengselen der vroegste Hollandsche kunst verdient de grootste dankbaarheid. Die voortbrengselen toch zijn, in vergelijking met wat ons van zeventiend eeuwsche werken overbleef, weinig talrijk en nog altijd weinig bekend. Dülberg's fraaie uitgaven der Frühholländer hebben, als verzamelingen van materiaal, zeer veel nut gesticht. Voor de onmiddellijke populariseering dezer werken konden ze, daar ze al spoedig zoo goed als geheel uit den boekhandel verdwenen, niet veel doen. Toch is het te verwachten, dat een steeds grooter publiek van kunstenaars en kunstgevoeligen aan deze prae-Rembrandtieke periode haar aandacht zal gaan schenken. De moderne strevingen naar een krachtigen, zuiveren decoratieven stijl en, als gevolg daarvan, de afnemende kracht, na den schoonsten bloei en een prachtigen nabloei, der alleenheerschappij van het schilderachtige, wettigen die verwachting. Oók de, eveneens echt moderne, waardeering voor alles wat in kunst een begin is, een ernstig zóéken en een nog tastend grijpen. De voorkeur voor het nog onbevangene, de afkeer van alle kunst die juist over het volmaakte héén, tot virtuositeit werd, moet wel de liefde voor alle primitieve kunst ten goede komen.Ga naar voetnoot(1)
Geen beter tegen-beeld van den virtuoos is wel denkbaar dan die nog altijd geheimzinnige Meester der Amsterdamsche Virgo inter Virgines. Friedlaender noemde hem zóó om een vijftiental werken waarin hij één hand herkende, onder een nood-naam saam te kunnen brengen, naar een werk in het Amsterdamsche Rijksmuseum. Het wordt hier, al was het niet ter tentoonstelling aanwezig, afgebeeld (afb. 1). Het vaster omlijnen van deze merkwaardige kunstenaarspersoonlijkheid is, daar we nog altijd zoo bijzonder weinig vijftiend'eeuwsche Hollandsche meesters kennen, een der zeer nuttige bezigheden van de jongste, voornamelijk van de Duitschers uitgaandeGa naar voetnoot(2) kunst-navorsching geweest. Friedlaender heeft voor het eerst in dit tijdschriftGa naar voetnoot(3) bij een afbeelding | |
[pagina 43]
| |
der prachtige Aanbidding van de Herders der verzameling von Kaufmann te Berlijn, een opsomming der werken die hij zijn meester toeschreef, gegeven.
Phot. F. Bruckmann, München.
Afb. 1. - MEESTER DER VIRGO INTER VIRGINES: Virgo inter Virgines. (Rijksmuseum, Amsterdam). In een lateren jaargangGa naar voetnoot(1) publiceerde Hermann Voss hier een allerimportantst werk van hem, dat het Museum te Salzburg bezit. Ten slotte vatte Friedlaender zijn onderzoekingen nog eens samen in een studieGa naar voetnoot(2) waarin het aantal toegeschreven werken tot vijftien geklommen was. Een zeer geslaagde vergelijking met Hollandsche incunabel-illustraties, o.a. van een in 1483 | |
[pagina 44]
| |
waarschijnlijk voor het eerst te Delft gedrukte ‘Hystorie van die seven wise mannen’ had hem geleerd, dat reeds omtrent de jaren tachtig der vijftiende eeuw een stijl als die van dezen schilder geheel ontwikkeld was. Dit wettigde de conclusie dat men in hem waarschijnlijk een iets ouderen, en niet een jongeren schilder dan Geertgen tot St. Jans moest zien, die misschien in Delft of in Gouda werkzaam was geweest. Tot hoever's meesters werkzaamheid zich in de 16e eeuw voortzet, valt nog niet uit te maken, al scheen de Utrechtsche tentoonstelling voor de beantwoording dezer vraag een nieuw document te brengen. De mij slechts door afbeeldingen bekende Salzburger Aanbidding der Koningen vertoont - vooral op haar zij-luiken - eenige stijlkenmerken, die mij het werk vrij laat, ongeveer 1510, zouden doen dateeren. De Virgo-meester onderscheidt zich door een kinderlijk-onhandige wijze van componeeren en een dikwijls gebrekkige teekening. De vrouwen zijn kenbaar aan hun zeer hooge voorhoofden, waarvan het haar onder de dikwijls rijkversierde doch vreemd-vormige hoofdbedekkingen weggestreken is. Schoonheid is ook in zijn manskoppen ver te zoeken. ‘Ein verdrossenes Sklavengeschlecht mit blöden Blicken, dessen Fremdartigkeit durch Putz und Haartracht gesteigert ist’ zoo luidt het slot van Friedlaender's treffende karakteristiek. Hoe merkwaardig sterk van expressie echter en hoe prachtig van kleur kan hij zijn! Een van zijn schoonste werken is zeker wel de Grafdraging van Christus, die de Walker Art Gallery te Liverpool ter tentoonstelling zond (afb. 2)Ga naar voetnoot(1). Een Christus-figuur van origineeler en sterker realisme dan déze zal men niet licht elders vinden. Stomme smart, die bij Maria en Johannes tot diepe tragiek zich verinnigt, houdt al deze bleeke menschen als in een atmospheer van stilte bevangen. Ook de kleur: veel donker blauw - zwart ook wel -, rood, op fijne wijze met wit verlevendigd roze, heeft een prachtige diepte die heerlijk uitkomt tegen de mooi egaal-grijze heuvel-coulissen. Tegenover dit, uit realistisch oogpunt merkwaardig onhandig en achterlijk gecomponeerd landschap, contrasteert het verfijnde schilders-métier en de voortreffelijke weergeving der rijke stoffen. Prachtig is in dit opzicht de schildering van heel de figuur van Jozef van Arimathea op den voorgrond, subliem de wijze waarop het fijne lichtgroen van zijn lange, neerhangende mouw samenvloeit met Christus'witte lijkwade. Naast de Grafdraging hing, coloristisch zeer mooi ermee samenstemmend de Kruisiging (100) der verzameling Merzenich te Aken, een repliek, met belangrijke wijzingen - de dríé kruisen in plaats van het ééne met Christus - | |
[pagina t.o. 44]
| |
Phot. W.A. Mansell & Co, Londen.
Afb. 2. - MEESTER DER VIRGO INTER VIRGINES: DE GRAFDRAGING VAN CHRISTUS. (Walker Art Gallery, Liverpool). | |
[pagina 45]
| |
van de prachtige somberkleurige Kruisiging der UffiziGa naar voetnoot(1). Dit laatste exemplaar is, in mijn herinnering, machtiger van werking. Bovendien is op het Akensche stuk de kop van den geharnasten krijgsman, geheel rechts, ontegenzeggelijk zwakker dan zijn voorbeeld op het stuk te Florence. Naast de Liverpoolsche Beweening gehangen, stemde het echter daarmee zoozeer in pracht van kleur overeen, dat men wel in een herhaling door den meester zelf moest gelooven. Merkwaardig is op dit stuk de zeer dunne schildering der vleeschpartijen. In de koppen van Johannes, van Maria, van de vrouw naast haar, in den kop geheel rechts, in de lichamen van Christus en van de beide zondaren, ziet men zeer veel van de ónderteekening doorschijnen. Hetzelfde is trouwens het geval met sommige partijen (gezicht van Maria Magdalena, gezicht van den Engel) op de beide door het Suermondt-Museum te Aken geleende fragmenten (99 a en b)Ga naar voetnoot(2). Misschien mag men in deze dunne schildering een argument zien voor een vrij late dateering dezer stukken. Naast de Akensche, niet zeer genietbare werken, hing dan de door Vogelsang terecht met den Virgo-meester in verband gebrachte Aanbidding der Koningen (101; triptiek; op de binnenzijde der zijluiken: St Bernard en St Hieronymus; op de buitenzijden: de Annuntiatie) uit het Museum Flehite te Amersfoort. Van deze bijna geheel uiteengevallen ruïne is voor een aesthetische waardeering niet genoeg overgebleven. In enkele partijen, zooals St Bernards mijter, waren wel fijnheden te waardeeren. Toch kreeg men voor wat overgebleven was den indruk dat dit nooit een werk van zeer hooge qualiteit geweest kan zijn en was men geneigd aan leerlingenwerk te denken. De op de tentoonstelling gemakkelijk gemaakte vergelijking der in grisaille uitgevoerde Annuntiatie met die der Akensche luiken (99b) was echter voor den schoolsamenhang overtuigend. Vandaar dat het jaartal van 25 Mei 1526 dat in het opschrift der predella voorkomt, toch wel van eenige waarde blijft voor de dateering van den door den Virgo-meester beheerschten stijl. Op het zoo rijke schot dat aan dezen meester was gewijd, hing nog, ter rechterzijde van de Liverpoolsche Grafdraging, zijn sinds de Brugsche tentoonstelling bekende Kruisiging (98; afb. 3) der Hamburgsche verzameling Glitza. Dülbergs reeds vóor jaren neergeschreven vraag, of men in den Glitza-meester niet een den Virgo-meester zeer verwanten maar ‘viel derber empfin- | |
[pagina 46]
| |
denden’ schilder moest zien, bleek hier begrijpelijk. Inderdaad viel dit door compositie en kleur wat bruyante werk naast de diepe fijnheid der Beweening wat af. In het bijzonder een overigens mooi hard rood, dat in zulke kracht dáár niet voorkomt, werkte daartoe mede. Ook op de gezichten der achtergronden is, meestal, het rood wat ongevoelig, wat brutaler opgezet.
Phot. L.E. Bosch & Zoon, Utrecht. Afb. 3. - MEESTER DER VIRGO INTER VIRGINES: Golgotha. (Verzameling Frau Hauptpastor Glitza, Hamburg).
Toch moest men hier ten slotte eindigen dit werk, met Friedlaender, den meester te laten. Het vertoont te duidelijk de hem kenmerkende eigenaardigheden en typen. Overtuigend zijn reeds figuurtjes als de in roze gekleede knecht die, in den achtergrond, tot Longinus opkijkt, en het groepje om de bezwijmende Maria op het tweede plan. Interessant, wel op relaties tot Geertgen en tot Cornelis Engebrechtsz wijzend, zijn de ruiterfiguren en hun stout geteekende paarden. | |
[pagina 47]
| |
Phot. Versluys & Scherjon, Utrecht.
Afb. 4. - SCHOOL VAN GEERTGEN TOT ST JANS (?): Christus' Geboorte. (Verzameling Ch.L. Cardon, Brussel). Van een meester, die misschien een iets latere stijlperiode der Delftsche kunst vertegenwoordigt, en die daarom als de voortzetter van den Virgo-meester beschouwd kan worden, waren er twee van de vijf door Friedlaender hem toegeschreven stukken: de twee vleugels van de Triptiek der familie van Beest (63)Ga naar voetnoot(1) en het in Dülbergs Frühholländer, II, afgebeelde (pl. XIV) | |
[pagina 48]
| |
Visioen van S. Bernard (64). De vleugels der van Beest-triptiek zijn belangrijk omdat ze de beeltenissen vertoonen van den Delftschen burgemeester Dirk van Beest en van zijn vrouw Geertruyd van Diemen. In de wel voor betwisting vatbare onderstelling dat deze Delftsche patriciërs zich waarschijnlijk door een inwoner hunner eigen stad hebben doen portretteeren meende Friedlaender hier van Delftsche kunst te mogen spreken.
Van Albert van Ouwater, den grooten onbekende, was, begrijpelijker wijze, het eenige werk dat ons nog bewaard gebleven is, de door van Mander beschreven Opwekking van Lazarus, in het Kaiser Friedrich Museum te Berlijn gebleven. Een groote Geboorte van Christus (83; afb. 4) door den Heer Cardon ingezonden, werd door zijn eigenaar wel ten onrechte aan Ouwater toegeschreven. Het was overigens een important, hoewel door de figuren van Maria en Jozef moeilijk te determineeren werk, waar het donker blauw en warm rood der zeer verspreid geplaatste figuren fraai op het egale grijs van grond en muren afstak. Misschien zou een nadere vergelijking met de mooie kleine aan Geertgen tot St Jans toegeschreven Geboorte, in het Amsterdamsch Rijksmuseum (catalogus no 950b) uit de verzameling Hoogendijk, wel resultaten hebben opgeleverd. De engelen, met de kleurige, scherpgeteekende vleugelen, de Boodschap aan de herders in beider achtergronden, bieden, meen ik, veel punten van vergelijking. Van den eenigen grooten ras-echten Hollander der vijftiende eeuw, van wiens persoonlijkheid ons althans iets bekend is, terwijl ook zijn oeuvre langzamerhand vrij omvangrijk is geworden, van Geertgen tot St Jans - den schilder van moeders-lijf af, zooals Dürer hem zou genoemd hebben - waren drie kleine stukken aanwezig. Niet, natuurlijk, de hoofdwerken, de fragmenten van het Johanniteraltaar in Weenen, de prachtige, kleurrijke Opwekking van Lazarus, in het Louvre. Ook niet de Heilige Maagschap, van het Amsterdamsche Rijksmuseum, noch de voor de kennis van 's meesters landschapskunst zoo belangrijke, prachtig stemmige Johannes de Dooper van het Kaiser Friedrich Museum. Wèl echter de bekende Christus-geboorte (26; afb. 5), het bijzonder mooie nachtstukje der verzameling von Kaufmann te Berlijn. Dit, ook als voorlooper der zeventiend'eeuwsche meesters van het kunstlicht meermalen geprezen werkje, zou alleen reeds veel gemis kunnen vergoeden. Bijzonder fijn en Geertgen typeerend is de gespannen maar bijna expressie-looze aandacht, waarmee Maria en de aardige kindengeltjes het kleine, lichtende wonder in de kribbe - waar ook os en ezel | |
[pagina t.o. 48]
| |
Phot. Versluys & Scherjon, Utrecht.
Afb. 5. - GEERTGEN TOT ST JANS: HEILIGE NACHT. (Verzameling von Kaufmann, Berlijn). | |
[pagina 49]
| |
aandachtig achter staan - aanbidden. Prachtig van expressie is, achter Maria die àl het van haar Kind uitstralend licht op gelaat en handen vangt, de in schaduw staande Jozef-figuur. In den achtergrond, als tweede bron van licht, een engel die de in den donkersten nacht bij hun kampvuur gelegerde herders met het schijnsel van Gods heerlijkheid verschrikt. Schooner en tevens zakelijker vondst bij het in beeld brengen van den Heiligen Nacht heeft geen schilder ooit gedaan.
Phot. F. Bruckmann, München. Afb. 6. - GEERTGEN TOT ST JANS: St Bavo, (buitenzijde van een diptiek). (Herzogliches Museum. Brunswijk).
Naast dit stukje hing - sterk ermee contrasteerend door zijn vroolijk-heldere kleur - de kleine diptiek (28) van het Museum te Brunswijk: Een knielende Karthuizer met een vrouwelijke heilige in aanbidding voor het Christuskindje, dat Maria en Anna hem toehouden; op de buitenzijde der linkerhelft St Bavo (afb. 6), de Haarlemsche schutsheilige. Het was, meen ik, weer het eerst Friedlaender die dit stukje aan Geertgen gafGa naar voetnoot(1). De toeschrijving die wel bestrijding, of althans twijfel gevonden heeft, doorstond hier naar mijn meening glansrijk de proef der nabuurschap van het nachtstukje. Niettegenstaande het door de sujetten verklaarbare kleurverschil, moest men in de beide werkjes wel één hand herkennen. Het gezichtsovaal der Maria's, de plastische ronding der vingers, de eigenaardig-naïeve wijze waarop in de iris der oogen met een volkomen rond zwart stipje de pupil weergegeven werdGa naar voetnoot(2), de twee naast elkaar hangende werken hadden het | |
[pagina 50]
| |
alles gemeen. Onmiddellijk beslissend kon echter reeds die eigenaardige expressie van St Bavo zijn. Als men op deze tentoonstelling naar het specifiek-Hollandsche vroeg, zou men zich daarvan misschien het best voor dézen kleurigen, stijf staanden, ernstig en bijna zwaarmoedig starenden St Bavo rekenschap kunnen geven. In den catalogus zal men gerust het achter den naam van Geertgen toegevoegde, ‘zugeschrieben’ kunnen schrappen. Geertgen's derde ter tentoonstelling aanwezige werk, de Christus als man van smarten (27) van het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht, werd, als ik mij niet vergis, het eerst door Dülberg als eigenhandig werk van den meester gepubliceerdGa naar voetnoot(1). Het is niet een der zeer belangrijke werken van Geertgen. Toch was het op de Utrechtsche tentoonstelling van groote waarde. Het deed er althans iets gevoelen van Geertgen's reeds door van Mander geprezen macht in het uitbeelden der ‘affecten’. Wel bijna met de Heilige Vrouwen der Weensche Beweening gelijk te stellen, althans van een even smartelijk diep sentiment zijn dèze figuren, met hun rood-geweende, moede oogleden. Mooi gevoelig van schildering zijn Maria's roze-lichtende vingers. Een verrassing bracht een Aanbidding der Koningen (31) van den Heer C.J. de Bordes te Velp. Friedlaender ontdekte in enkele partijen, die door de zeer grove overschilderingen gespaard waren, Geertgen's eigen hand. Zeer mooie stukken kon men inderdaad nog waardeeren aan den Moorenkoning (diens met parelen bezette kraag). Ook in den achtergrond - welks figuren een sterke verwantschap vertoonen met de ruiters in den achtergrond der Praagsche Aanbidding van de Koningen - zijn nog hier en daar prachtige fijnheden: zoo het ruitertje op zijn drinkend paardGa naar voetnoot(2). Tot Geertgen's meer onmiddellijke school behoorde de importante Maria met het Kind en een Donateur met den engel Michael (176) van het Kaiser Friedrich Museum en een Hemelvaart van Maria (30) met zeer mooi-lichtende donateurs-portretten van het Provinzialmuseum te Bonn, door Vogelsang aan denzelfden meester toegeschreven.Ga naar voetnoot(3) Reeds vrij ver van hem af staat een stukje van zeer bijzondere |
|