Twee nieuw aan het licht gekomen portretten van Frans Hals
De portretten waarvan afbeeldingen hierbijgaan zijn het eigendom van den heer M. van Gelder op het kasteel Zeecrabbe te Ukkel, die ze kort geleden van den Graaf van Limburg Stirum verwierf. Deze had ze wederom uit de familie de Thiennes, die met de familie van Hals verwant zou zijn geweest. De portretten zouden, volgens de overlevering, personen uit de naaste omgeving van den schilder voorstellen.
Het is mij niet gelukt onder de personen, die hier in aanmerking komen, een echtpaar uit het jaar 1637 te vinden, waarvan de man in 1600, de vrouw in 1601 geboren werd. Toch kan de overleyering wel op waarheid berusten, want het zijn personen uit den zelfden eenvoudigen burgerstand, waartoe ook Hals behoorde, die hier zijn afgebeeld. Beide dragen de eenvoudigste kleedij die de mode toen opleverde. Geen kanten versiersels aan mutsje, kraag of manchetten, geen gebloemde zijde of fluweel, geen geborduurd keurslijf of handschoenen, geen enkel gouden sieraad, zelfs geen trouwring draagt de vrouw bij haar zwarte kleeren en even eenvoudig is de man, die zijn zwaren omslagmantel over zijn linker en onder zijn rechter schouder heeft geslagen, zoodat de linker arm waarin hij de handschoenen houdt als 't ware in een hangband rust, terwijl hij met de rechter vol zelfbewustzijn op zijn eigen ik wijst. Zijn het wellicht Mennonieten, die zoo met voorbedacht hun afkeer van wereldschen tooi ten toon spreiden?
Juist door hun eenvoudige kleedij, die door den schilder met breeden toets en toch zorgvuldig is wedergegeven - let bijv. op den rijkdom van schakeeringen in het zwart der costumes - wordt de aandacht van den beschouwer gevestigd op de vleeschpartijen; op het gezonde blozende gelaat van moeder de vrouw en op de door de lucht gebruinde trekken van haren echtvriend. Beide zien ons met hun sympathieke oogen vlak in het gelaat. Wij krijgen den indruk van den gloriedag van hun leven, den dag, waarop