| |
| |
| |
| |
Albert Baertsoen
De stylist en de etser
Wien kan het zijn ontgaan dat het onbestendige bij elke krachtinspanning, de kenschetsende ondeugd van ons moderne leven is? ‘Les jolis peintres sont légion et même armée’ heeft Réné Bazin eens heel juist gezegd, doch de diepgaande studie van de ziel der dingen - en elk ding bezit een ziel, - schrikt het groote meerendeel onzer kunstenaars af. Tegen deze ontaarding, - deze zenuwverslapping en verwording, heeft Albert Baertsoen zich met al het vermogen van zijn lang overdachte en gerijpte arbeid ingezet. Zonder aangaande zijn producten in onderdeelen te treden, willen wij hier zijn grafische werkwijze toelichten en uiteen zetten wat we de organisatie van zijn werkzaamheid zouden kunnen noemen, daarbij aangevend langs welke wegen hij tot zijn volmaakt meesterschap over de etskunst werd opgevoerd.
***
Ontroerd, - getroffen, door 't een of ander mooi plekje of bekoorlijk hoekje van 't land, een tegenstelling of harmonie van kleuren, het vaakst echter door 't een of ander stadslandschap met zijn aangezichten van steen, draagt Baertsoen er de visie van in zijn ziel met zich mede en doorgrondt er het karakter van in trage overpeinzing, schift in den geest al wat er de dramatische aantrekkelijkheid van zou kunnen verminderen en stelt onder de opperheerschappij van zijn gedachten een landschap samen, waarin niets dan het essentieele en universeele leven der eerste werkelijkheid overgebleven is. Eerst wordt zijn werk immaterieel in zijn brein geteekend en geschilderd. Dit synthetisch scenario dringt zich samen in het telkens op nieuw zien van 't plekje, waarop hij zich 't eerst heeft geïnspireerd - door tallooze ruitjesschetsen heen - tien, twintig, dertig, die evenzeer op geestelijke visie als op de natuur zelve gegrond, niet anders doen dan de overheerschende groote partijen en lijnen herhalen, stelt hij zóo eindelijk met stukjes en beetjes het werk samen zóoals het worden moet. Héel zijn overpeinzing, héel de eerste uitvoering, die gewoonlijk de meest zuivere en kostbaarste is, wordt zóo genoteerd. Vervolgens maakt hij groote teekeningen naar de natuur en
| |
| |
brengt de voorwerpen woordelijk over, zonder eenige geestelijke tusschenkomst. Hij copieert enkel op de strengste wijs alles wat zijn blik opving en weerkaatste. Zijn voorbereidende teekeningen zijn talloos en bijna alle van magistrale schoonheid; aan de opsomming er van zal ik mij maar niet wagen, doch ik hoop dat Baertsoen er eenmaal in zal toestemmen om ze tentoon te stellen. Weinige onzer hedendaagsche meesters zouden de vergelijking met hem kunnen doorstaan! Al deze zuiver voorbereidende teekeningen zijn tot het uiterste doorgevoerd, die van de Vrachtschuit bijv. welke door den meest ervarene der Gentsche. Vrijschippers onberispelijk worden geacht; gindsche trapjesgevel zal dadelijk zijn jaartal verraden, zóo juist is de vorm er van: uitgevoerd. In zijn dichterlijke visie van een Avond te Gent (Verz. Rouché te Parijs) heeft Baertsoen het plekje, waarop hij zich inspireerde, niet fotografisch te boek gesteld, maar er een der schoonste landschappen van de stad Gent van gemaakt met de St. Michielskerk tot achtergrond; voor dit stuk heeft hij een voorbereidende teekening uitgevoerd, die verrassend is van-subjectiviteit en innigheid, voor zijn schilderij heeft hij echter enkel het essentiëele behouden, de diepste trilling der werkelijkheid.
ALBERT BAERTSOEN: Te Oudenaerde (schets).
Het is wel hoofdzakelijk om zijn hooge kwaliteiten als teekenaar, dat Baertsoen een plaats van allereersten rang onder onze moderne etsers behoort te bekleeden; enkele zijner koolteekeningen behooren echter mede tot zijn machtigste scheppingen te worden geteld, o.a. de Kerk van Oudenaerde, de Ooslendsche weg en vooral zijn prachtige Kromboomsloot te Amsterdam (Verz. Speltinckx, Gent) dat de kunstenaar gedwongen was 's morgens om vier uur uit te voeren, aangezien de lui uit de buurt hem slechte parten dreigden te spelen en zijn werk met projectielen, in den vorm van koolstronken te vernielen!... Naast zijn voorbereidende teekeningen neemt Baertsoen talrijke
| |
[pagina t.o. 122]
[p. t.o. 122] | |
ALBERT BAERTSOEN: ARMHUIZEN (ets).
| |
| |
kleurennotas, documenteert zich zooveel mogelijk ter plaatse en verwaarloost niets, dat hem kan brengen tot zijn schilderij, dat reeds te voren op ideale wijs in zijn hersenen vorm heeft aangenomen.
ALBERT BAERTSOEN: Kromboomsloot, Amsterdam (ets).
Zóo hoopen zich de studien, de voorbereidende teekeningen op, waarin vele schilders heden ten dage hun gansche kunst zien. Baertsoen stelt zich echter niet tevreden met wat zijn geestdrift tegenover de natuur, zijn instinkt voor kleuren, zijn teekenkennis, zijn zeldzame opmerkingsgave voor het lichtspel der atmosfeer hem in staat stellen om in uiterst wélgeslaagde werken te voltooien. Hij gaat verder. Met zijn teekeningen, zijn kleurenstudies, bepaalt hij definitief zijn werk. Nadat hij zich eerst op de allergestrengste wijs op de natuur zelve
| |
| |
gedocumenteerd heeft, wordt het ideale werk eindelijk in tastbaren vorm op het doek overgebracht.
Dan begint de eigenlijke uitvoering van het werk, of liever gezegd de redactie er van. Ze bepaalt zich tot het atelier. Ze is vaak lang, moeizaam en smartelijk. De kunstenaar is nooit met zich zelf tevreden en al de zielsangsten der groote stylisten zijn hem bekend. Verscheiden volkomen voltooide stukken werden nog nooit door hem getoond, andere, die twee-drie jaar studie gevergd hadden en wél gekomen schenen te zijn, werden van meet af op nieuw begonnen, o.a. Dooi en een stralend en geheel nieuw doek Valavond op de Kaden. Maar door al die arrêts, die aarzelingen, die brouillons, dat telkens weer neerleggen en telkens weer op nieuw beginnen, is de uitdrukking altijd meer welsprekend op den voorgrond getreden en openbaart 't werk zich op steeds verhevener wijze aan ons.
ALBERT BAERTSOEN: Brug te Gent (schets).
De eigenlijke picturale techniek van Baertsoen verschilt van die der neo-impressionisten door een totaal verschillend gebruik van de stof. De factuur is breed, mannelijk, - van een soms bijna rauwe stoutheid, door de zware dikte van de pâte, - toch altijd van de grootste teederheid in de tonen, en waar 't noodig is zijn de overgangen der bijna onmerkbare kleurschakeeringen uiterst fijn. Een stuk van Baertsoen, van nabij gezien, schijnt vaak wel héel materieel in de uitvoering; op eenigen afstand echter, doen al de subtiele waarden zich gelden en heel de compositie baadt in een lucht, licht en levend omhulsel. Als het werk eindelijk zijn einde nadert, geeft de kunstenaar zich ten laatste aan lang ingehouden passie over, de laatste borstelstreken zijn vol
| |
[pagina t.o. 124]
[p. t.o. 124] | |
ALBERT BAERTSOEN: OUDENAERDE, AVOND (ets).
| |
| |
entrain en vrijheid, zoodat, niettegenstaande de hertoetsingen en telkens weer het en opnieuw beginnen, zijn stukken er toch nooit vermoeid uitzien en altijd de frissche ontroering uitzeggen, zooals die door de natuur bij hem werd gewekt.
ALBERT BAERTSOEN: Tilleur (schets).
Deze methode, - ik herhaal het, - is een toonbeeld van kunstenaarsmoed, ze onderwijst allen de kracht van een strenge discipline, - van een moreele tucht. Ten einde zijn droom te kunnen verstoffelijken, aarzelt Baertsoen niet om zich aan het moeilijkst regime te onderwerpen en waar 't pas geeft, al 's morgens om drie uur op te staan! Een echte kunstenaar moet in zijn ziel een onbuigzamen moed omdragen om zijn gedachte tot het einde toe vol te houden en uit te drukken. Zij die zich nimmer met een bijna tevreden stellen, gaan door harde, doch zenuwsterkende proeven heen. Onze huidige kunsttoestanden vergen den eerbied voor een strenge wet, die moeilijk is uit te vinden en die door geen enkele academie onderwezen wordt. Enkelen hebben gemeend dat alle kunst bestond in het copieeren van de natuur op de plaats zelve en hebben dit ook met een aandoenlijk fanatisme geloofd. Denken we hier enkel aan die zoo heel oprechte schilders van Dendermonde, aan wier werk Baertsoen de eerste zou zijn om hulde te bewijzen! Doch hun schoonste werken zijn daarom niet minder een weerkaatsing van hun hart als van de dingen, die ze met hun hart gezien hebben.
| |
| |
Naturisten en stylisten, mits ze in 't bezit zijn van talent, kunnen geen hooger eerzucht kennen dan. om hun ontroering aan anderen mee te deelen. Het zou onvoorzichtig zijn om te beweren dat de manier er weinig op aankomt, maar bij 't zien van ieder, inderdaad schoon werk, voelt men zich toch geneigd om 't te denken... Ik beweer echter dat wanneer Baertsoen al zijn studies ter plaatse beeindigd zal hebben en hij, volgens zijn eigen woorden, zijn stuk ‘uit 't hoofd heeft geleerd’ hij wel het recht heeft om zich in zijn werkplaats op te sluiten en een natuur; te herscheppen met de elementen die hij door, zijn geduld, zijn geestdrift en zijn liefde bijeen verzameld heeft. Vele schilders hebben tegenwoordig behoefte aan het dronken makende der open lucht, om deze transpositie uit te voeren. Men zal evenwel niet ontkennen dat de vruchtbare en vruchtbaar makende droom onfeilbaar voert naar 't sublieme. Ruskin slingerde zijn banvloek naar die kunstenaars, die niets anders wilden Vertolken dan wat ze hadden gezien, waarna bij bij zijn wensch om naar het Eden terug te keeren, zich genoodzaakt zag tot het prediken eener zuiver Platonische kunst. Bovendien, indien een schilderij als Avond te Gent, iets van een bovenaardschen toover heeft, wat hebben wij dan van noode om den kunstenaar van zijn methode rekenschap te vragen?
ALBERT BAERTSOEN: In Holland (schets).
De gelegenheid is echter gunstig om hier een uitleg van onze bedoeling te geven. Evenals vele onzer meesters, die men aanvankelijk voor oproerlingen hield, is Baertsoen tot de klassieke methode weergekeerd. Het streven naar een uitdrukkingsvolle compositie heeft hem de moeilijke kunst der
| |
[pagina t.o. 126]
[p. t.o. 126] | |
ALBERT BAERTSOEN: OUDE HUIZEN AAN DEN WATERKANT (ets).
| |
| |
opofferingen geleerd en zijn werken onderscheiden zich alle door moeilijk te omschrijven kwaliteiten, in naam waarvan men ongelukkiglijk de ontluikende individualiteiten in onze scholen verstikt en die we enkel in ieder waarlijk breed levend werk weervinden - de stijl! - Wat is stijl? Dit laat zich moeilijk omschrijven! Er zijn kunstenaars, die oorspronkelijkheid, karakter, macht en kracht in hun stiel en toch geen eigenlijke stijl bezitten. Deze bestaat in die héel moeilijke kunst der vereenvoudigingen, een eigenaardige takt bij de keuze en rangschikking der ter uitdrukking benoodigde elementen, een abstracte gaaf, die in haar essentie éen zelfde is bij den schrijver, den musicus, den bouwheer en die bij elken kunstenaar is: 't zich bewust worden zijner eigen inspiratie. De jeugdige fransche literatuur hervroeg en gaf weder aan den stijl de précisie, het relief en de klaarheid. En Maurice Denys, zoowel als enkele andere neo-klassieken, hebben den stijl in de schilderkunst gerehabiliteerd en tot een oppersten staat van schoonheid omgeschapen. Baertsoen heeft als zij gedacht en op deze wijs getoond dat hij stond boven de modes van techniek en zich voortbewoog in de richting der eeuwige banen. Een groot gedeelte van de Réflexions over de schilderkunst van Poussin, zou hij tot de zijne kunnen maken. Niets verlangt hij zoozeer als om zich boven zijn werk te stellen en pleine clarté et liberté d'esprit, om zijn eigen streven wél te verstaan en in volstrekte orde en volkomen eenheid te verwezenlijken.
ALBERT BAERTSOEN: Oude huizen te Gent (schets).
Deze wijze van werken moest hem als vanzelf voeren tot een breede,
| |
| |
generaliseerende kunst, die vrij moest zijn van alle conventioneele schilderachtigheid.
ALBERT BAERTSOEN: Terneuzen (schets).
In den aanvang vooral sterk doortrokken met onze onuitroeibare archaisante en archaiseerende tradities, scheen hem de poësie der oude steden tot de oude behuizingen bepaald te zijn en hield hij zich bij voorkeur op bij die motieven, die zoo onwederstaanbaar aantrekkelijk en bevallig door de eeuwen zelf waren saamgevoegd. Gaandeweg maakte hij zich los van alle conventie. Zijn Klooster (Verz. Faltis, Weenen) is al heelemaal niet meer het eenigszins banaal aantrekkelijk hoekje, dat vooral de aandacht trekt van het groote publiek. Meer en meer vastbesloten om het eens geziene te veronachtzamen, heeft de kunstenaar in de laatste tijden meer en meer werk gemaakt van de actueele werkelijkheid. En waar zijn Dooi in alle opzichten waardig is aan onze groote Vlaamsche traditie, vonden we er toch geen spoor van archaïsme in weer. Onmogelijk om een decor te verlangen dat meer in overeenstemming is met de actualiteit. En om het contact met de hedendaagsche schoonheids-begrippen zuiver te bewaren, heeft Baertsoen overigens niet geschroomd om zijn centrum van observatie te verleggen en de duistere landschappen te schilderen van het kolendistrikt en van de hoogovens. Dit was een scrupule, die uit zijn meesterschap was ontstaan; dit had evenwel geen behoefte, noch aan dezen waarborg, noch aan deze proef, en reeds sedert lang bewonderden we hem om zijn verdiensten van synthese, die in zekere mate op de volgende eenvoudige algemeene en zoo wel gerechtvaardigde titels was overgegaan: Avond op de Schelde, De Touwslagers op de
| |
| |
wallen, Avond in het Nachtasyl, Het Klooster, De gele Trapjesgevels, Klein Vlaamsch Pleintje, Vlaamsch binnenplaatsje, Beurtschepen, Onder de Sneeuw, Avond te Gent en Dooi.
ALBERT BAERTSOEN: Vrachtschuit op de Maas (schets).
Om zijn classicisme is Baertsoen aan de groote kunstenaars van alle tijden verwant. Niettemin maakt het subjectieve in zijn kunst van hem een even groot meester als Whistler geweest is en hetgeen voor zijn schilderwerk geldt, geldt evenzeer voor zijn etsen. Hier ook is 't door een telkens weer hernieuwd, wel beredeneerd en koppig zoeken, door het verlangen om volle uitdrukking aan zijn persoonlijke visie te geven, dat hij als een onvergelijkelijke breedheid van stijl heeft bereikt in die tooverachtige serie, waarin meesterstukken voorkomen als de beide voorstellingen van Kromboomsloot te Amsterdam, Kerk te Oudenaerde, de Weg naar Oostende, Armhuizen, de Molen, Huizen aan den Waterkant, enz.
Een twintig jaar geleden hebben wij zijn eerste etsen gezien, maar welk een wéloverlegde studieën, welk een arbeid en welk een reusachtig élan naar de dramatische volmaaktheid bewonderen we bij hem sedert dien datum! Baertsoen is een dier zeldzame Belgische schilders, die aanhoudend door zijn blijven etsen, en in het tegenwoordige herbloeien dezer kunst, kan zijn handeling niet hoog genoeg geschat worden en bij het lenige zijner tegenwoordige techniek kwam 't bij niemand op dat hij met het meest eenvoudige
| |
| |
etsprocédé gedebuteerd had In 't begin stelde hij zich tevreden met heel sommair gesneden platen als Straat in Vlaanderen, heel helder, duidelijk, alles in groote krachtige trekken en zóo heeft hij doen afdrukken wat eigenlijk in den grond niet anders was dan een eenvoudige schets. Dit duurde zoo verscheiden jaren, doch deze middelen kwamen hem later onvolkomen voor; hij wenschte iets anders en bovenal verlangde hij ‘toon’. Brug te Dixmuiden en Veere duiden een vooruitgang in die richting aan, doch de kleur bleef blond en het effekt er van is niet beslissend geweest.
ALBERT BAERTSOEN: Open pleintje te Kortrijk (schets).
Van dan af bestudeerde Baertsoen in den grond de kunst om een plaat na een eerste inbijten te hernemen en om zoo te zeggen de ets als een schilderij te ‘bereiden’. Het leerlingschap ging echter met vele misrekeningen gepaard. Eindelijk werden Molen en Oude Huizen zoo lang behandeld en weer behandeld, tot het verlangde effekt verkregen was. Dan eens behandelde hij ze met den burin, dan eens met de drooge naald, dan eens beitste hij ze in en vermenigvuldigde de staten, waarvan het aantal soms tot tien en zelfs meer steeg. Baertsoen verkrijgt met zijn wit en zwart hier en daar een aangrijpend koloriet en vooral met zijn zwart vol rustige trillingen, een zwart als van dof email. Het opnieuw bewerken van de plaat treedt hier in de plaats der meest intelligente penseelvoering. Enkelen blijven de leer prediken dat de etskunst vlug, primesautier en spontaan blijven moet. Maar diegenen veroordeelen die hun toevlucht tot reprises nemen, schijnt me even kinderachtig te zijn als om te verklaren dat de schilder van fresco's boven den olieverfschilder staat, onder voorwendsel dat de versch opgelegde kalk geen hertoetsingen toelaat! Wie zal beweeren dat de schilders van het Mystieke Lam minder zijn dan Giotto, zelfs minder dan de Giotto van den arena? Het is een heel delikate kunst om een plaat weer op nieuw te gaan bewerken
| |
[pagina t.o. 130]
[p. t.o. 130] | |
ALBERT BAERTSOEN: DE WEG NAAR OOSTENDE (ets).
| |
| |
en waartoe heel veel overleg wordt vereischt. Laten we er bijvoegen dat het. toeval een schitterende medewerker kan blijken!
Dit was het geval met Oude trapjesgevels aan den Waterkant. De plaat was in het had vergeten en Baertsoen maakte kalm een wandelingetje door de straten van Gent, toen hij, op de Vrijdagmarkt aangekomen er op eens aan dacht! Hij sloeg zich tegen 't voorhoofd en sprong in een rijtuig... De plaat was vreeselijk ingebeten! Maar toen verzamelde hij al zijn geduld en al zijn moed en begon te hakken, te krabbelen en te graven. De uitslag was in de hoogste mate vermakelijk! Hier en daar meent men een gedeelte te zien dat inderdaad hooger ligt dan 't andere en men heeft lust er overheen te wrijven en er aan te voelen!
Baertsoen heeft wel een honderdtal etsen uitgevoerd, waarvan echter slechts een dertig aan het publiek vertoond en in den handel verkrijgbaar zijn. Zestig of zeventig op honderd van de platen zijn uitgewischt en weer op nieuw begonnen en men kan daaruit zien hoeveel een kunstwerk aan voorstudies of voorproeven vergt! Bovendien is het metier van dezen heel modernen meester bijna geheel dat van Rembrandt, vooral daarom omdat hij noch vernis-mou, noch aquatint gebruikt. Het is zeker een zeer verfijnde, doch tevens een zeer eerlijke wijze van bewerking, zeer suggestief echler ook, aangezien ze den intelligenten drukker eenige speling tot initiatief overlaat.
Zonder twijfel stemt Baertsoen in deze soort medewerking toe, die tot de graduatie der encrages beperkt is, hoofdzakelijk van wege de buitengemeene bekwaamheid van zijn Brusselschen drukker den heer van Campenhout. Deze behandelingswijze vertoont zich niet minder lenig en zeker in zijn beide gekleurde etsen, die geheel door den kunstenaar zelf zijn uitgevoerd, de eene een uitgave van Dietrich le Quai des Ménétriers, de andere Dooi van de firma Verdussen. Deze beide werken maken er echter geen aanspraak op om te wedijveren met de levendige polychromie van het meerendeel der etsen, gezegd ‘en couleurs’. In zijn wit en zwart werken als steeds een magistraal kolorist, heeft Baertsoen door de discretie van zijn tinten in deze beide veelkleurige printen een les van soberheid aan de bonte knoeiers der moderne gravure weten te geven! Zijn Quai des Ménétriers en Dooi, dit laatste vooral, zijn daarom niettemin verwonderlijk schoone schilderwerken. De oplaag van Dooi was overigens in minder dan een jaar uitgeput en tegenwoordig wordt éen exemplaar voor driehonderd franken te Parijs verkocht.
Baertsoen's platen brengen dan eens schilderijen: De tuin van het Nachtasyl, dan eens teekeningen over. Dit laatste is wel 't meest 't geval. Men hervindt overigens bij den etser de verstandelijke en practische tucht, die de kunstenaar zichzelf heeft opgelegd en evenals op het schilderij, doet de eindbewerking der ets ons de visioenen bewonderen, waarin evenwel de
| |
| |
waarheid haar essentieelen vorm aangenomen heeft. Een straatlantaren, met een verwrongen paal, scheeve ramen in de doorgezakte kozijnen, duistere visschershutten langs de haven, die door den nacht wordt overheerd, een windmolen die als een worstelaar zijn gekruiste armen uitsteekt tegen de wolken, waar het scheidende licht een aureool om legt, de nabije puntgeveltjes in een vertrouwelijk groepje aan 't einde van een dommelige gracht. Dit zijn de gegevens die Baertsoen in zijn etsen doet herleven door ze met een atmosfeer van ernstige klaarten en onafzienbare schaduwen te omhullen.
Voor zijn etsen hebben Holland en België hem gelijkelijk geïnspireerd. Veere, Terneuzen, Middelburg, Amsterdam, vinden we op al zijn platen weder. Zijn beide etsen van de Kromboomsloot tusschen de gespierde wanden der tragische kaden, met hun schaduwen, waarin draden geweven schijnen te zijn om de pakken duisternis bijeen te houden, zijn wel de diepste en ernstigst opgevatte vertolkingen, die ons van 't Amsterdamsche jodenkwartier zijn bekend. Baertsoen zag zich, zooals boven gezegd, genoodzaakt om de teekening er van tusschen 4 en 7 uur in den morgen te voltooien, want zoodra er leven begon te komen op de kaden, moest hij onder 't bovendak van zijn huisboot wegschuilen en zijn schipper last geven om te verhalen, anders had hij voor werpwerktuigen te vreezen!
Dooi vormt de kroon op zijn serie etsen uit Vlaanderen. Doch zijn Oostendsche weg en Oudenaerde zijn wijdsche poëemen. Aan weerszijden van den weg treden de oude, knoestige boomen naar voren, die met hun armen tot aan de wolken raken en éen worden met de woest drijvende lucht. Dit plekje is onder Belgische dichters en schilders beroemd, doch geen enkel teekenaar heeft het zóo gedramatiseerd als Baertsoen. Zijn goede vrienden te Gent hadden beweerd dat hij geen succes zou hebben met boomen. Zijn Ostendsche Weg was hierop het meest afdoende antwoord! In elk van die knoestige tronken huist een ziel, een ziel ook in die groote klokkentoren van Oudenaerde, die hij op zoo'n aandoenlijke en grootsche wijze heeft gezien. Terwijl zijn vriend de goede Frits Thaulow in heel Oudenaerde niet anders te schilderen vond dan een kronkelend grachtje, teekende Baertsoen die duistere kerk die zijn top en zijn toren verdiepingsgewijs boven de huisjes uit doet steken die samenschuilen en samenkruipen aan zijn voet. Baertsoen heeft het gegraveerde werk gerealiseerd, waarin niet enkel 't aanzicht van 't stadje vermooid wordt maar waarin men onmiddellijk het eeuwenoude en ernstige beeld van Vlaanderen zelf herkent!
Fierens-Gevaert.
We vestigen de aandacht onzer lezers op de monografie over Albert Baertsoen door Fierens-Gevaert, die eerlang in de Collections des Artistes Belges contemporains, uitgave van G. Van Oest & Cie, te Brussel, zal verschijnen.
Red.
|
|