| |
| |
| |
| |
Kunstberichten (van onze eigen correspondenten)
Uit Amsterdam
Arti et Amicitiae najaars - teekeningen - tentoonstelling
Het lijkt mij enn eigenaardig verschijnsel dat ook in de zalen der genootschappen de kunsthandel haar invloed zoo zeer schijnt te laten gelden, dat de buitengewone, de opluisterende exemplaren juist van haar afkomstig zijn. We waren het ontwend om Joseph Israëls, Willem Maris, Alb. Neuhuys, Voerman zich te zien verwaardigen om tusschen de teekeningen van Arti's leden te hangen. En nu, plots, dragen zij het gehalte van het geheel de hoogte in.
Minder echter, is het aangewezen, deze, zoo bekend aandoende, specima te bespreken, dan wel de rijen af te zoeken naar een nieuwe tevorentreding van nog niet zeer gearriveerde artisten, met graagte negeerend het vele, al te vele, dat op Arti doorgelaten wordt, hetwelk de zalen vol, te vol, en de indruk leeg, te leeg maakt.
En dan zijn mij, na Breitner die een Artillerie had waar waarlijk een zwier in de vlugge compositie is, een vlot teekeningetje dat in doen niet, maar in opvatting wel, even aan Rochussen doet denken, benevens een Einde der kermis, vol van beweeglijkheid, doorrijpt van kleurzwaarte, waar een grond, planken, een horizont bijzonder te bewonderen zijn; na Bauer, die twee heel goede, voor zijn doen, aquarellen heeft, in één is een stoet mooi samengehouden en is de bouw van een stad ruim en zwiervol geteekend, in de ander Optocht is de ruimte der straat uit groote lijnen geboren en is het droombeweeg van Oosterlingen gegeven tusschen de hoog' wallende gebouwen, na die, erkende meesters, waarbij ook Dysselhof te noemen is, al is hij hier wat al te Japansch om op eigen hoogte te zijn, zijn mij maar heel enkelen bij gebleven als iets waarlijk waardevols.
Een Veldheer! Nooit zag 'k van dezen, wat kleur aangaat (en stemming) zoo een fijn-tonige teekening! Dooiweer, schepen-donker, waterpaars, ijs, en sneeuw gevoelig aangedaan, ruim het barre land en dat alles onder en in een sfeer van paarsbruine, geelgrijze winterlucht, zoo ijl en zoo weeldevol, (als luchten immers altijd zijn?) dat het tezamen maakt een fraaie pracht.
Twee interieurs, die ons nóg frappeeren! Van Briët en Deutman. Briët's kleine stukje is overzwaar van kleur, allerteerst is de sombere, paarsbruine damp der diepe atmosfeer wazend om de in den droom verloren dingen van de binnenkamer, Deutman daarentegen heeft een opene, frank-vrije toetsing, een mooie aquarel van Geitenstal, vooral de fond in kleur-door-werktheid en de karakteriseerende teekening van lijnen om de geiten-lijven.
Bastert verrast door een niet nuchter gegeven, een wolklucht boven heel eenvoudig land, blauwe wattende wolken, het land grijsgroen, Lizzy Ansingh de Oude Poort een vlotte schets, Heyenbrock is nu goed, wijl hij geen belangrijke figuren in zijn teekening heeft, de paarse kolenhoop, de grauwe smook er boven zijn het fijnst in toon van zijn kolenput (Wales).
Martin Monnickendam heeft ditmaal een
| |
| |
vergissing begaan, noch ruimte, noch sfeer, noch samengebondenheid van kleur (waar het blauw uitslaat), noch klaarte van weergave zijn in zijn Strijkje te speuren, hoewel enkele dingen van typeerende caricatuur te waardeeren zijn.
Tholen is van een conventionaliteit in opvatting, plus een zwakte van slappe, nu ja, wel zachte kleur, die met de zwakte der teekening, de stukken veroordeelt.
Van der Valk forsch, Frouke Wartena gevoelig, van Wijngaerdt met een Veenderij bij Amsterdam, een heel goede teekening wat losse compositie, felle gele lucht, ruimte van het schuivende land, ligging van een bootje betreft.
En Willem de Zwart: robust, zwaar, grijszwart, en sterk karakteristiek.
Ziedaar al wat te oogsten stond op zoo'n groot veld.
| |
Willem de Zwart kunsthandel Voskuil-Spui
Robust, zoo van kleur als teekening, sterk, zwaar, fel, overtuigend, plastisch, boetseerend, smeuïg toetsend, voilà De Zwart! Kleur-intensiteit is het wezen zijner beste stukken. Zwaarder dan de Maris-tijd, zooals ook Breitner, Suze Robertson zwaarder zijn, niet met die fijnheid, is hij minder dan deze twee tijdgenooten schetsmatig impressionist, doorwerkt, met soms gelijke kracht, meer zijn verf dan Suze Robertson pleegt te doen. De donkerte der klenr wordt (te) vaak tot in 't zwarte opgevoerd, de zwaarheid der kleur is in verband met de meestal weinig ranke teekening.
De Zwart's plaats wordt duidelijker met deze expositie van vroeg-werk. Hij komt direct na Breitner en Witsen aan dien kant te staan, is nu zonder veel bedenkens boven Tholen, boven Bastert, boven Arntzenius te stellen. Zóó met een kracht kleur te geven vermogen zij zelden, zóó te doordringen van al de heerlijkheden die in keur geborgen zijn een stilleven, een landschap, behalen zij niet. Kleur in al zijn uitbundigheid, zijn wellustigheid, zijn brand, doordavert het krachtrijke Stilleven van vruchten, waar de meloen oranje gloeit en het bord blauw ultramarijn blinkt en de stoffen zwaar zijn van lichthelle en schaduw-verdonkerde kleurgeweldigheden.
En meer dan kleur, ook ruimte, bouw, teekening, vastheid van toets, alles, alles is in de fijnprachtige Zanderij; schepen, zand, strakke lichtblauwe lucht, (de schepen donker, het zand bruin), vet getoest en dan geglaceerd, ingevreven, ingeborsteld, dat 't tot in de nerf substantie kreeg. En de planken naar de schepen vlot, rank, vast gestreken, met enkele halen het gladstrakke plankhout in het rimpelend zand. Zwaar de schaduwen naast de zonhelligheid. Aquarellen werden getoond. vol van de overgieting der kleurenweelde, volgevoerd zat! Pittig, vast, zuiver en zwaar.
Eén zeestukje was er, ('n Mesdag compositie!) Maar zóó prachtig de rijpheid van alle nuancen in de bruingroen-grijze toon, en bewogen gegeven, zwierig geteekend de stormzee, vast (te zwaar?) de grijze, donkere wolklucht, zuiver het scheeve schip op de golven.
Er zijn hier mindere, er zijn van hem bekend nog wel véél mindere dingen, maar als geheel was deze tentoonstelling hem daarom zoo noodig omdat het fraaiste dat zij gaf bleek onder het fraaiste van onze school te behooren.
| |
Het portret Larensche kunsthandel. afd. Amsterdam
Het kan zijn dat het Onderwerp er weinig toe doet, dat het er niets toe doet, kan niet zijn. En áls er dan verschil in belangrijkheid van onderwerp bestaat, is dan niet het Portret het hoogste van al. Is niet een Mensch schilderen eigen menschelijkheid geven van anderer menschelijkheid. Is niet een Mensch schilderen, maken het leven in 'n oog, een blijheids wereld als 'n hemel en een leedsafgrond als een zee, en is niet een mond schilderen, leven geven van veel bevende hartstochten en veel krampend leed? Zoo als een menschenoog ons belangrijker is als een koeie-oog, zoo is het portret eigenlijk méér dan het koeien-schilderen.
Het staat in Holland, getuige al deze zalen vol, nog maar treurig met het speuren van
| |
| |
menschelijkheid achter ziende oogen en sprekende monden. En ware het niet dat de portret-tentoonstelling in de Rotterdamsche Kunstkring anders had geleerd, wij zouden denken dat menschen geen menschen konden zien in dezen tijd. Ik krijg een gevoel of ieder, die, behalve zijn gerenommeerde, of niet gerenommeerde, sujetten als boerinnen bij 'n glanzende tafel, al of niet met 'n kind, landschappen, koetje links, koetje rechts, boomen, met of zonder water, en wat dies meer zij aan geëikte Hollandsche onderwerpen, ook wel eens een portret schilderde nu hier maar door de jury gastvrijheid is verleend. Deze tentoonstelling laat, (heel enkele uitzonderingen) het minste zien wat op portret-kunstgebied bij ons gemaakt wordt. En het doet pijn, waar we gaarne willen weten dat onze Maris-tijd, wat landschap betreft, waarschijnlijk de Oude Hollanders overtreft, wij tot de onafwendbare overtuiging moeten komen dat, wat portret betreft, wij zoo gansch achter staan bij onze groote voorouders.
Het is in Holland een armelijkheid!
Niet de Israëlsen, niet Toorop, niet Veth, om drie uitersten te noemen.
Maar wel de bende minderen, als zij zich aan menschen waagden. Deze tentoonstelling is hoogst merkwaardig, zij laat ons onze arme menschelijkheid beschouwen.
Nietzsche heeft eens gezegd dat een wereldreiziger nergens zoo schoone en zoo leelijke plekken zal aanschouwd hebben als die van 't menschelijk gelaat, wat de schilderkunst van 't gelaat betreft, nergens zoo leelijke plekken als velen dezer!
De heel enkele uitzonderingen? Buiten en boven alle beschouwing het portret van Matthijs Maris uit 't Rijks-Museum, door den eigenaar in bruikleen gegeven. Het stille vrouweportretje, met de groote oogen, die wel waarlijk een troebele zee van leed zijn, met de zachte mond, de witte bloesems en de teedere handjes, die een wonder van leven zijn, dat alles is niet in de kader van het overige te brengen.
Een goed portret is van Prof. Van der Waay te vermelden. De kop vrij gezet op het doek, de toets is lenig gebleven, het haar fraai grijs, de huid substantieel, vol, bruinig, maar vleesch, enfin vlot en vlak geschilderd, honderd maal beter dan 't meeste dat van der Waay gewoonlijk vertoont.
Arntzenius, een lichtende kop van oude heer tegen groene fond. Te hard zoo 'n ongeglaceerd puur wit van de boord. Reikt ook niet diep aan innerlijke schatten Cohen Gosschalk zond portret van W. Steenhoff met wel het uiterlijk ruigbarsche, innerlijk zachte van dezen criticus er in, Monnickendam, die boven 't geheel uit komt door veel meer technisch kunnen, door pracht van coloriet en zware glacis-peinture, niet uitsteekt in reikingen, hoog, van den geest.
Laguna zond Domela Nieuwenhuis, frank gebouwd de figuur op het groote doek, met rauwheden in de fond, Smissaert wel gevoelig, Mevrouw Stork-Kruyff verrastte met iets gevoeligs dat tevens knap was, Pieters levendig en oppervlakkig, Rueter juist het tegendeel, Deutman, ditmaal zeer goed, het rustige zitten van de zwarte figuur tegen de bruine fond, Lizzy Ansingh, klein fijntjes getoetst, een kop van burgerlijke aristocratische dame met het onhandige kijken er heel goed in gegeven, een schets-zelfportretje van Isaac Israëls met allerlei grijzen fijn naast elkaar, Mevr. Th. van Duyl-Schwartze, die in dit milieu als een der kranigsten moet erkend dank zij virtuositeit en handigheid, dank zij chicque voordracht. Al dezen, die niet 's veel uiteen weken, genoemd, om te komen tot één die hier heelemaal niet hoort, een mensch, die menschelijkheid wil schilderen, Jan Sluyters, die schilderen wil op nieuwe Fransche, eigen, wijze, wiens aangeboren handigheid hem met die techniek in de steek laat, maar die méér geeft dan anderen leven, innerlijk leven, iets van het onbeweetbare dat achter oogen, in lippen, om handen leeft, iets van dat achter de verf moet beven, leven!
Conrad Kikkert.
| |
| |
| |
Uit Antwerpen
Zaal Forst tentoonstelling van schilderwerk van Evert Pieters en Edgard Wiethase en van het beeldhouwwerk van Emiel Jespers oktober 1908
Pieters en Wiethase behooren beide tot de goede schilders. Ze bezitten beide vele kwaliteiten, die ze behoorlijk weten te doen gelden en in hun werk vinden we noch zwakheden noch naieveteiten der techniek. Niettemin is geen enkele dezer eigenschappen uitblinkend, hoewel ze vaak het uiterste ontwikkelingspunt, waarvoor ze vatbaar zijn, bereikt hebben.
Eén enkele uitstekende hoedanigheid zou ze met het merk van kunstenaar stempelen. Bij gebreke daarvan zijn ze thans niet meer dan twee goeie schilders.
Op dit eene punt zijn we het gelukkig allen eens, dat ieder schilder van het landschap, dit landschap op een hem eigen wijze moet zien, persoonlijke takt moet bezitten in 't vinden van zijn harmonieën of in ieder geval een verbeelding die dichterlijk is. Anders blijft hij niettegenstaande alle mogelijke goede eigenschappen banaal en zijn werk draagt geen eigen stempel.
Onlangs heb ik in de Kempen heerlijke landschappen gezien: roode, gele, gouden. Ze dankten die bekoring vooral aan het teeder-sappige van de vochtige atmosfeer. Wiethase zag diezelfde landschappen. Hij heeft hun schoonheid en het fijne samenstel van hun lichtspel gevoeld, maar ik, de beschouwer zelf, moest hun den toover van het leven geven. Niets in de landschappen van dezen kunstenaar kenmerkt den eigenaardigen geest, die elk hunner onderscheidt. De schilder heeft geen ziel gelegd in die schoone verbindingen van lijnen en kleuren en er niet die uitdrukking aan gegeven, waardoor ons zijn menschontroering werd geopenbaard. Want 't laat ons alles wel beschouwd, vrijwel koud om in een suffe-duffe zaal de koel-fysieke weergave te vinden van een landschap, waarvan we gisteren zelf deel hebben uitgemaakt. Goed landschap schilderen is inderdaad een zeer moeilijk werk. Een eerste vereischte is een uiterst verfijnde cultuur, een beschaving, even rijp als die van den lyrischen kunstenaar of den dichter. Wiethase is in het volle bezit der spraakkunstige regels en hij voelt de natuur. Maar nu moet hij zich nog boven de natuur verheffen - er boven uitstijgen als 't ware. Later daalt hij dan weer lot haar neder, treedt er binnen, maakt zich éen met haar. En dan eerst ondergaat hij er van de ware bekoring.
Zijn Herder en Boschkant zijn overigens voldoende bewijs voor de eigenschappen, die ik hierboven in hem geroemd heb.
Er lag een waas van dichterlijkheid over de Eendenpoel van Evert Pieters en zijn In Moeders afwezigheid, is van techniek heel eigenaardig. De drie kinderen zijn inderdaad heel schilderachtig geschilderd. En ook voor zijn Moestuin heb ik veel gevoeld. Maar toch zijn zijn kleuren tamelijk wrang en hard, vooral op die doeken, waar bruinen en gelen overheerschen.
Emiel Jespers is een van die beeldhouwers wiens werk niet meetelt in de kunst-evolutie. Hij is als de vlijtige student, die als volwassen man nog als student te werk gaat. Deze beeldhouwer maakt een zeer wijs en verstandig gebruik van alle mogelijke regulaties en reglementen en bezit een volmaakt beheerschte beschikking van alle hulpbronnen der techniek. Maar het blijft alles ijzig koud en zijn portretten zijn welgelijkend genoeg om de kruidenier in verrukking te brengen, maar het karakteristieke der gezichten wordt onherkenbaar in zijn peuterige bewerking der details.
Maar hierom zijn dergelijke beroepsbeeld-houwers weinig bekommerd!
Zijn St Janneken was ontegenzeggelijk met groote knapheid gemaakt. Zoo op de manier van een heel bekwamen leerling. Maar het beantwoordt helaas niet aan eenige voorstelling, die men zich van dezen heilige maken kan.
J.
| |
| |
| |
Zaal Forst tentoonstelling van schilderijen en teekeningen, Roessingh en Lemmers 31 Oct.-9 Nov.
Deze twee kunstenaars maken beide hun fort van de bevallige lijn. Ze zijn niet oneindig verheven boven anderen, die minder aantrekkelijk zijn dan zij, maar hun werk is niettemin uitstekend geschikt om een ontvangkamer of boudoir te versieren.
Het springt in 't oog dat deze schilders voortdurend bekommerd zijn geweest hoe 't best aan de eischen van een tableau de chevalet te beantwoorden. En dit was hun recht. Enkel zou het dan noodig zijn dat de salons waarvan ze droomden, het eigendom waren van lieden van gekuischten smaak. Anders ware het een ijselijke gedachte in welke diepten ze zouden kunnen vallen!
Aan Lemmers zou ik een voornaamheid in zijn koloriet toewenschen, gelijk aan zijn verfijnden smaak bij de keus zijner sujekten. We merken duidelijk op zijn streven naar harmonie maar ze verwart zich al te vaak in bonte kleuren. Dit is geenszins omdat ik opzie tegen een sterk geprononceerden toon, want met zijn Robe Chinoise, was ik zeer ingenomen.
Dit héel fel émail-achtig Limoges-blauw, gepaard aan heftig-gele oranjes, is zeer moeilijk in het gebruik. Maar Lemmers heeft er partij van weten te trekken op waarlijk geestige wijs. De Cigaret, van een geheel tegenovergesteld effekt, geheel in doffe, doode kleuren, toont ons een teederder zijde van zijn talent. Men kent die harmonieën van Vieux-rose, van licht ontkleurd havanna, van reseda, maar deze hier zijn samengesteld en verbonden met buitengemeen subtiele terughoudendheid.
Zijn portretten staan ongetwijfeld boven den norm.
Een heel kostbaar klein werkje van den heer Roessingh, heet de Gast. Heel stijfjes en onbeholpen zit hij daar, een soort van magere, gele boer, met den rug harkerig vlak tegen den stoel geleund, de voeten naasteen, de hals ganschelijk ongebogen, de neus een beetje vooruit, de pet op 't hoofd. Het is noch een koopman, noch een kleinhandelaar van een dorp. Maar ongetwijfeld is het een declassé en vermoedelijk een idioot. En wij denken aan den een of anderen onwelkomen gast, die toch niemand erg in den weg zit en die, zonder er bewust van te wezen, allerhande venijnige gezegden en stekelige opmerkingen verdraagt. Maar toch hoe prachtig lost hij uit tegen dien donkeren grond! Hij vertoont zich in profiel. De teekening is treffend, evengoed van intentie, als uitstekend uitgevoerd. Een andere teekening Le Sire de Maldeghem, is prachtig.
De kleine Nieuwsgierigen, zijn vier kinderkopjes vóor een open venster en drie kleine, ronde wolken in de rein gevaagde lucht boven hun hoofdjes. Die zeven rondjes kijken door een venster en dat zijn de nieuwsgierigen - uitstekend uitgevoerd!
Alles wel beschouwd twee kunstenaars, die zich moeten beperken, niet in het vervaardigen van tableaux de chevalet, maar om die te schilderen voor zekere milieux, die zich héel licht tevreden kunnen stellen, met hetgeen hun door lagere talenten geboden wordt.
J.
| |
Uit Brussel
Union
Alweer een nieuwe Kunstkring van schilders en beeldhouwers heeft het winterseizoen, waarin de salonnetjes van allerhande soort elkaar zonder rustpoozen opvolgen, geopend, met een lief, braaf, zoetsappig, middelmatig expositietje, dat het hart van den braven burgerman Grévy zou hebben verheugd. - Grévy, in zijn kwaliteit van president der Fransche republiek, had een uitnoodiging ontvangen om 't een of ander onbeduidend klein salon te Parijs te openen; bij welke gelegenheid hij met genoegen uit den mond van de inrichters vernam, dat in genoemd lokaal de superieure werken zeldzaam waren, maar dat het meerendeel zich onderscheidde door een aangename middelmatigheid. ‘A la
| |
| |
bonne heure’ zei Grévy ‘pas d'oeuvres supérieures, mais une bonne moyenne, c'est ce qu'il faut en temps de république’. Bij gevolg hebben we in de Union nergens uitstekende punten kunnen ontdekken. Het middelmatige heerschte en overheerschte. Over 't algemeen hebben we den indruk gekregen dat we dit alles alreede en alreeds te veel hadden gezien.
Er waren echter enkele gunstige uitzonderingen. Noemen we o.a. Jean Colin, die met zijn Attitude, een mooie vrouwelijke aktstudie had tentoongesteld, Jules Potvin, de vervaardiger van een Vieille Porte, die veler oogen tot zich heeft getrokken, teekeningen van Xavier Havermans, landschappen van Jules Merckaert - die reeds een meester is en wiens factuur, vroeger tot in het brutale krachtig, zich in den laatsten tijd wonderlijk verinnigd heeft en verzacht.
| |
In den kunstkring Henri Boncquet
De Cercle vereenigde een serie werken van dezen stoeren West-Vlaamschen beeldhouwer, die ontijdig is gestorven op het oogenblik toen hij zich als een meester openbaren ging. En in de hier tentoongestelde werken, toont hij ons hoeveel hij reeds had bereikt. Groote eerlijkheid in de factuur, groote adel in de omtrek der lijnen, die voldoening aan al de eischen der beeldhouwkunst met een loffelijk streven naar modernisme en het nieuwe en allernieuwste verbinden; een uiterst aantrekkelijke vermenging van teederheid, kracht en innig en diep gevoel. Zijn Tourment d'Amour o.a., is een werk dat reeds lang door een onzer musea zou moeten aangeworven zijn.
Eveneens hebben we groote bewondering gevoeld voor eenige meer banale ontwerpen, die door de liefde voor het laag bij het grondsche genot waren geïnspireerd en hebben we o.a. den ontroerenden indruk ondergaan van le Destin, een werk van aangrijpende schoonheid, waarin de kunstenaar, die een leven van moeite en strijd heeft geleefd, van veel teleurstelling en veel lijden, zijn eigen noodlot verzinnelijkt heeft en dat als aangewezen schijnt om de plek aan te duiden, waar hij op de begraafplaats te Elsene rust.
G.E.
| |
Uit Den Haag
Haagsche kunstkring
Over wat deze vereeniging door middel van een kernachtig geteekend affiche van Henricus beloofde, bleek bij bezichtiging niet veel gehouden te zijn. De collectie Fransche kunst toch, in hare lokalen uitgestald, was van een zeer middelmatig gehalte; slechts enkele vluchtige schetsen van Daumier, Monticelli en Ziem waren interressant; echter niet zoo belangrijk, dan dat ze de geheele collectie konden redden. Jammer dat het Kringbestuur er niet in geslaagd is eene betere veszameling bijeen te brengen daar de noodzakelijk te maken onkosten zulk een tentoonstelling niet loonen.
| |
Bij Schüller
Bij Schüller zijn eenige etsen ondergebracht van Mej. Etha Fles te samen met houtsneden en etsen van Veldheer. De eerste is geheel en al impressionist, volgelinge van de groote Haagsche school; de tweede, niet tevreden met het spoor van groote voorgangers te betreden, verdiepte zich in de pittige oud-Hollandsche graveerkunst, en haalde van meet af aan, dit kernachtige handwerk uit den doode weer op. Daar, waar hij het minst op verfraaiing bedacht was, in de zuiver lineaire gravure is hij op zijn best. Daar komt het essentieele der ‘derbe’ stugge houtsneekunst het meest tot haar recht.
| |
Bij Goupil
In navolging van Mevrouw van Alphen heeft nu M. Verschoor zijne collectie schilderijen voor eenigen tijd uit de intimiteit van zijne binnenkamers in het groote licht der expositiezalen geplaatst. Deze prachtcollcctie, bestaande uit hoofdzakelijk Flansche en Hollandsche kunst,
| |
| |
bevat een reeks meesterstukken van Jacob Maris, als daar zijn De Molen, Het maanlandschap en De Brug, zoo algemeen door reproducties bekend. Van Thijs een klein interieur uit Duitschland, van Corot eene bijzonder blanke studie, en dan een fijn, bergachtig landschapje van Diaz. Behalve het groote doek van Breitner, - twee trekpaarden tegen een achtergrond van huizenbouw, sterk van realiteit, maar wat stroef van schildering, een pracht van een Monticelli, een landschap, zonder stoffage, in een roomkleurig emailachtig gamma, van een kleurenweelde en toonzuiverheid als maar zelden aanschouwd wordt.
Het is een gelukkig verschijnsel dat er nog collectioneurs te vinden zijn, die trachten het groote verlies, dat ons land geleden heeft door het verdwijnen van de collectie van Eeghen, zij het dan ook tijdelijk, op dusdanige wijze te vergoeden.
| |
Mauritshuis
Van Hals is hier in bruikleen ontvangen het conterfeitsel van eenen echten strandjutter, eenen lachenden schavuit geschilderd tegen een achtergrond van duinen. Het is niet in den laatsten tijd van den grooten meester vervaardigd, daarvoor is de toets niet malsch, niet smedig genoeg. De teekening is te geserreerd, te hard, maar met onwijfelbaar vaste hand op het doek gezet. In het groot doet het denken aan eene soortgelijke voorstelling uit het Antwerpsch museum, toch gevoeliger behandeld, meer schets gebleven. Voor het Mauritshuis ware het te hopen, zoo deze kant van Hals talent, en wel zijn meest karakteristieke, hier voor goed een plaats mocht vinden, daar wel zijn deftig portrettengenre hier is vertegenwoordigd, maar nog niet dat, hetwelk de gulle lach zoo meesterlijk uitbeeldt.
G.D. Gratama.
| |
Uit St. Petersburg
Tentoonstelling van oude kunst in het gebouw der keizerlijke maatschappij tot aanmoediging van schoone kunsten
Den 7/20 November werd er in de zalen der ‘Keizerlijke Maatschappij tot aanmoediging van Schoone Kunsten’ een tentoonstelling geopend, ingericht door het tijdschrift ‘Staryé Gody’ (Vervlogen Jaren) met den stichter-hoofd-redakteur Pieter de Weiner aan het hoofd.
De tentoongestelde werken zijn uit privaat verzamelingen in Rusland afkomstig of uit paleizen, die bijna ontoegankelijk zijn voor het publiek. De stukken zijn nooit op eenige andere tentoonstelling geweest en het is overigens de eerste in dien aard die in Rusland werd ingericht, want op die van 1905 in het Taurische Paleis waren enkel portretten.
Onder de Nederlandsche meesters ontmoeten we de namen van Rubens, van Goyen, N. Maes, S. Koninck, Terborch, de Ruisdaels, Gossaert, den Meester van den Dood van Maria, J. Bosch, B. van Orley, H. Bles, Rembrandt, Siebrechts, Teniers, G. Flinck, Barthel Bruyn, Hobbema, Cuyp, Jordaens, Troost.
De Italiaansche, Spaansche en Fransche scholen zijn eveneens goed vertegenwoordigd; verder is er een reeks teekeningen, waaronder 8 portretten van Clouet en eenige meubelen, bronzen en tapijten.
We hopen later nog uitvoeriger op het Nederlandsche werk op deze tentoonstelling terug te komen.
| |
Kunstveilingen
Verkooping der werken van Piet Verhaert zaal Forst 17 November 1908
Het was in meer dan éen opzicht belangwekkend, om de werken van den onlangs overleden
| |
| |
schilder hier vereenigd te zien. Verhaert was een der zeer merkwaardige discipels van Verlat, die helaas, zeldzaam geworden zijn. Door het woord discipel geven wij niet te kennen, dat Verlat den schilder opleidde, maar dat het Courbet's voorbeelden waren, die hem het meest troffen. Zijn trant verraadt zijn bewondering voor de heftige werkwijke van Verlat en Courbet - die, ten hunnen tijde, revolutionairs waren. Maar om Verhaert's manier ten volle te begrijpen, moet men denken aan zijn onaantastbare bewondering voor den grooten Leys - wat ook het thema was van de weinige lessen, die wij van hem destijds in de Antwerpsche Academie volgden. En de invloed van dezen meester doet zich heilzaam op den schilder gelden, verzacht en veredelt als het ware zijn visie.
Bij deze twee invloeden valt nog die van het pleinairisme te voegen, en van de jongere landschapschilders. Uit dit alles was een zeer merkwaardige persoonlijkheid te voorschijn getreden, van huis uit bezield met liefde tot zijn geboortestad, vol belangstelling voor het leven aan de haven en aan de boorden der zee.
We vermelden hier de merkwaardigste werken met de daarvoor op de verkooping geboden prijzen:
Zoute Polder, fr. 450; De Daken, fr. 360; Het hoofd van 't gezin, fr. 2000; Binnenhuis, fr. 575; Daken onder den sneeuw, fr. 260; Zierikzee, fr. 750; De huishoudster, fr. 380; Oude Haven van den Doel, fr. 280; Het Veerhuis, fr. 150; Oude Vischmarkt, fr. 150; Aardappelenoogst, fr. 220; Blauw binnenhuis, fr. 625; Rust der maaiers, fr. 1150; Omstreken van Dordrecht, fr. 420; Moestuin, fr. 300; Achter de hoeve, fr. 625; De Aardrijkskundige, fr. 280; Uylenspiegel, fr. 6000; De Haven van Zwartewaal aan de Maas, fr. 2100; Droomerij, fr. 280; Achter-winkel, fr. 400; Oude haven van den Doel, fr. 340; Oude jongman, fr. 200; Het Minnewater, fr. 725; Vóór het maal, fr. 500; De stopster, fr. 260; De kaartlegster, fr. 1200; copie naar een ouden Hollandschen meester, fr. 450. - Het Portret der moeder van den kunstenaar, in zekeren zin zijn meesterstuk, werd door enkele vrienden van den overledene ingekocht, ten einde het niet in vreemde handen te laten overgaan.
De totale opbrengt der verkooping ging de fr. 30.000 te boven.
J.
| |
Boeken & tijdschriften
Gazette des beaux-arts
Het Augustus-nummer bevat o.a. een artikel van Emile Berteaux over het mauzoleum van Koning Karel III van Navarre, die in 1426 stierf. Dit mauzoleum in de Kathedraal te Pamplona is van zeer groot belang voor de Europeesche kunstgeschiedenis der middeleeuwen. De schrijver bespreekt o.a. het verband van dit werk met Vlaamsch-Bourgondische beeldhouwkunst.
In het September-nummer schrijft F. de Mély over naamteekeningen op werken van Vlaamsche primitieven. Den geldwisselaar en zijn vrouw van Quinten Matsys in het Louvre besprekend, wijst hij er op dat de signatuur op dit werk tot heden onnauwkeurig bekend was. De schrijver bestrijdt de veel gehoorde bewering, dat de primitieven hun werk gewoonlijk niet teekenden.
Het October-nummer brengt onder meer een opstel van M. Gomez-Moreno over een rijke verzameling vijftiende-eeuwsche Vlaamsche kunstwerken in de Koninklijke Kapel te Grenada, die tot heden slechts aan weinige bevoorrechten van aangezicht bekend waren. Carl Justi o.a. had er aandacht aan gewijd; maar de bedoelde verzameling, overgebleven uit het kunstbezit van Koningin Isabella was tot heden niet systematisch bestudeerd, veel minder nog was er gelegenheid geweest de kunstwerken te reproduceeren.
Een triptiek van de Kruisiging - door Justi aan Dirk Bouts toegeschreven, terwijl de schrijver hier meer aan Albert van Ouwater meent te mogen denken, - verder werken van Memlinc, Dirk Bouts, Rogier van der Weyden e.a. worden door den schrijver meer uitvoerig behandeld.
| |
[pagina t.o. 256]
[p. t.o. 256] | |
PIET VERHAERT: PORTRET ZIJNER MOEDER.
| |
| |
| |
The Burlington magazine
De redakteur Holmes bespreekt in het Augustus-nummer opzienbarende Amerikaansche kunst-aankoopen van eenigen tijd geleden, waarbij eenige voortreffelijke werken van Rembrandt en van Dyck naar de nieuwe wereld verhuisden. Het opzienbarendst was de verkoop van Lord Ashburton's op de Londensche Rembrandt-tentoonstelling zoo hoogelijk bewonderde zelfportret van den schilder. De genoemde Engelsche edelman verkocht het vorig jaar niet minder dan 69 kunstwerken uit zijn bezit, waaronder vijf Rembrandt's (het zelfportret inbegrepen). Een ook hoogst belangrijke aanwinst voor het Amerikaansch kunstbezit waren de prachtige van Dyck's uit Genua, waarmee de verzamelingen - Widener en Frick werden verrijkt.
Deze van Dyck's vindt men in het September-nummer gereproduceerd.
In het October-nummer bepleit de redakteur het goede recht van den veelbesproken aankoop van een groot familieportretstuk door Hals ten behoeve van de National Gallery. Deze aankoop werd in Engeland namelijk door sommigen afgekeurd, omdat de aankoop-fondsen, door de belangrijke som voor den Hals gevorderd, nu eenigen tijd zijn uitgeput. Prof. W. Martin bespreekt eenige Hollandsche schilderijen in Amerikaansche kollekties, waarvan in het eerste deel van La Farge's Noteworthy Paintings in American Private Collections geen melding werd gemaakt.
Verder vermelden wij notities van Sir Martin Conway over eenige Rembrandt-teekeningen en van Mr. Leveson-Gower over zilveren vaatwerk vroeger aan de Engelsche kerk te Delft behoord hebbende.
| |
Zeitschrift für bildende kunst
Het October-nummer geeft als buitentekstplaat een gevoelige ets van Peter Halm naar het portret van den donateur op het Genter altaar der van Eyck's. Hans Naumann bespreekt de schilderijen-verzameling van den Graaf Schall-Riaucour op het kasteel Gaussig in Saksen, waar Vlaamsche en Hollandsche kunst vertegenwoordigd zijn, het belangwekkendst door een oude vrouwe-portretje uit Rembrandt's vroegsten tijd, vermoedelijk zijn moeder voorstellend. Ook een ander vrouwe-portret ging voor een Rembrandt door, maar is ook volgens den schrijver niet van hem, hetwelk zelfs op de reproduktie in de Zeitschrift zichtbaar genoeg is.
| |
Die Kunst
In het September-nummer spreekt Ernst Schur zijn bewondering uit voor van Gogh's brieven, waarvan een bloemlezingin Duitschland nu al een derde druk heeft beleefd.
C.G.
| |
The Kokka an illustrated monthly journal of the fine and applied arts of Japan and other eastern countries the Kokka Cy Tokyo Mart. Nijhoff, Den Haag.
Dit sinds 1889 verschijnende tijdschrift, is zeker wel in staat onze reeds eenigzins verminderde belangstelling in Japansche kunst gaande te houden. Vooral omdat het zulke voortreffelijke reproducties geeft, van schilderijen, teekeningen sculptuur en kunstnijverheids-voorwerpen, van voornaam gehalte, berustende in tempels en particuliere verzamelingen.
In het Februari-nummer komt o.a. een uitstekende reproductie voor naar een makimono, een tafereel uit de sage van Shighi-san, toegeschreven aan Tobu-Sôjyô Gakouyou (1053-1140), en berustende in een tempel te Yamato. Deze kleurenhoutsnede-reprodutie, ongeveer op een vierde der ware grootte uitgevoerd, maar is ondanks de kleine afmeting nog zoo waardevol van kleur en scherp van uitdrukking gebleven, dat zij welhaast onverbeterlijk mag heeten. Ditzelfde kan gezegd worden van een nog meer gereduceerde, gelijksoortige wedergave naar een kakemono van eenen Chineeschen kunstenaar Tchèng Tzou-tchao, portret van een filosoof onder een pruimenboom. Nergens vindt men een minder verzorgd
| |
| |
gedeelte of een plek waar de soms op en naast elkaar komende vele kleurplaten niet sluitend zijn gedrukt, tot zelfs de kleine bloem- en bladvormen en ook het voor onze begrippen relatief kleine figuurtje van den geportretteerde zijn onberispelijk van vorm en uitdrukking gebleven.
Ook de op het voorname Japansch gedrukte lichtdrukken toonen dat de Japanners niet slechts meesters zijn in de houtsnede, maar dat zij ook in de moderne reproductietechnieken thuis zijn. In hun aangeboren artistieke begaafdheid en in hun uiterst subtiele en geraffineerde werkwijze bezitten zij voorzeker de kwaliteiten voor de richtige uitoefening dezer dikwerf onoordeelkundig en ongevoelig beoefende fotographische drukprocedés. Dat zij zich daarbij niet te ver van honk moeten begeven, spreekt vanzelf.
De platen worden behalve door korte verklaringen in het Fransch, begeleid door een meer uitvoerige en duidelijk gedrukte tekst in het Engelsch.
Alles bij elkaar genomen een uitgave die men elke maand met verlangen te gemoet ziet.
de R.
|
|