was eenheid te brengen, ligt voor de hand en het is daaraan zeker ook te wijten dat de op kunstdrukpapier gedrukte illustraties, niet achter in het boek bij elkaar geplaatst zijn, wat mijns inziens verkieslijker geweest ware, te meer waar ze nu toch evenmin te vinden zijn bij de bijbehoorende tekst.
Ik acht het te ver gedreven, waarschijnlijk uitsluitend uit optische overwegingen, steeds een hoofdstuk te doen beginnen op 'n rechtsche pagina; zoodoende komt er noodeloos een onbedrukte bladzijde, wanneer het vorige hoofdstuk op 'n rechtsche pagina eindigt.
De Heer Wormser had de lang niet lichte taak de versieringen, (titelomraming, kopvignetten, sluitlijnen, enz.) te teekenen waarvan het totaal aspect diende te zijn overeenkomstig dat van het zetsel. Hij is hierin zoover mogelijk, goed geslaagd, en de om de opschriften fijn geteekende bloemmotiefjes, hebben ook dit voor, dat zij dezelfde scherpte bezitten, als de onberispelijk zuivere drukletter, en zoodoende de eenheid van schrift en versiering bevorderen.
De opschriften van de verschillende hoofdstukken zijn blijkbaar eerst gezet en daaromheen de versieringen aangebracht wat, hoewel deze manier van doen overigens zeer goed kan zijn, hier misschien aanleiding heeft gegeven tot de minder organische ontwikkeling van sommige motieven, die daardoor wel eens wat te veel met cirkeltjes aangevuld moesten worden, om een gesloten aspect te geven. Sommige kopvignetten zijn bijzonder geslaagd en ook de titel, die omdat de letters van een grooter soort genomen konden worden, een marquanter ornamentatie mogelijk maakte.
De Heer Enschedé heeft in zijn bovengenoemde typografische toelichting aangegeven dat de marge-verdeeling der bladzijden respectievelijk van rug, boven, buiten en onder is als 2, 3, 4 en 5. Dat is een zeer goede verdeeling van het wit om de bladspiegel, maar deze verhouding is ook op de bandversiering doorgevoerd, een overdreven consequentie, wijl de redenen waarom die verhouding vereischt wordt op de bedrukte pagina's, n.l. om deze tot elkaar te doen naderen, voor den band niet gelden. De band verkrijgt hierdoor met zijn in den linker bovenhoek gerukt middenvlak, en dit weder omgeven door telkens van breedte verschillende banden een minder schoon aanzien.
Ongeacht deze aanmerkingen aarzel ik niet, dit boek in velerlei opzichten typografisch goed geslaagd te noemen, waartoe zeker de welbegrepen samenwerking van verzorger, teekenaar en drukker niet weinig heeft bijgedragen en niet minder het lettertype, dat ik in een volgend artikel uitvoerig hoop te behandelen.
S.H. De Roos.
Krommenie '07.