| |
| |
| |
[Tweede halfjaar]
| |
Oude Vlaamsche haarden
VLAANDEREN bewaart nog in Musea, openbare gebouwen of bijzondere woningen van vroegere eeuwen, prachtige exemplaren van oude schoorsteenen. Zelfs dan, wanneer slechts fragmenten overgebleven zijn, stijlen, kapiteelen of mantels, zeggen deze luid de pracht van het vroegere geheel.
Men vindt er ook soms nog de tegeltjes in aardewerk die de zijkanten of een deel van den achtergrond bekleedden, alsook de min of meer versierde gietplaat, die aan het vuur blootgesteld is en de staande plaat of haardmuur uitmaakt.
Van al de overblijfselen der kunst in Vlaanderen, zijn er geen die ons zoo aantrekkelijk en zoo belangrijk schijnen, als die afzondeilijke of gegroepeerde figuurtjes die de stijlen of zijwanden van onze oude schoorsteenen versierden. Het zijn documenten waarvan men tothiertoe, uit het oogpunt der kunstgeschiedenis, niet genoeg de waarde beseft heeft. Men heeft ze te weinig bestudeerd, en het schijnt wel dat ze dooi hun locaal karakter, stof leveren tot vergelijking en wat minder misprijzen verdienen. Zij zijn de intiemste documenten uit het kunst- en familieleven van een volk. Het is bij den haard dat het gezin kwam uitrusten na het lastige werk van den dag, en indien de arme kluis het minste spoor van versiering bevat, dan moet men het in het houwen van den haard zoeken. Een gebeeldhouwd kapiteel, enkele steenen tegeltjes, verlustigden de armoede van den schamele, terwijl in de woning van den machtigen heer, de schoorsteen ook al de weelde van het huis droeg; daar vond men in het rijk gebeeldhouwd houtwerk, het portret van den meester; de kapiteelen der zijmuren waren bontgekleurd of met goudplaat bedekt; kostbare pateelen in tin, zilver of gleier, prijkten op de schoorsteenlijst.
Het is dus uit een dubbel oogpunt dat de oude haard onze aandacht verdient: om zijn poëzie en om zijn kunstwaarde.
Het vroegste type van haard, in de praehistorische tijden, zal wel
| |
| |
een eenvoudig vuur geweest zijn, brandend in het midden van den vloer der hut, tusschen eenige steenen, terwijl de rook door een breede opening in den top van het kegelvormige dak ontsnapte.
Met de verschijning der gebouwen in steen, de burchten en de steenen, ontwaart men de haarden die in de dikke, ruwe muren gehouwen zijn en waarvan de achterkant naar een pijp overhelt, langswaar de rook opstijgt naar de hooge gekanteelde muren. De zijmuren zijn uiterst eenvoudig; later springen zij meer vooruit, worden meer en meer versierd, en ontwikkelen zich tot monumentale en decoratieve schoorsteenen vol kunstzin.
De talrijke documenten betreffende de schoorsteenen, die wij in onze algemeene kunstopzoekingen in Vlaanderen ontmoet hebben, en waarvan wij de kenschetsende zijden zullen doen uitschijnen, bestaan ofwel in hun geheel of zijn genoegzaam volledig om door hunne bijzonderheden onze belangstelling op te wekken.
Deze studie is vooral gewijd aan den Haard in de twee Vlaanderen. Ongetwijfeld bestaan er ook nog talrijke en belangrijke documenten in de andere deelen van het Vlaamsche land. Wij wenschen dat andere opzoekers ze mochten verzamelen.
Voor wat onze studie betreft, gaan we niet verder dan de xvie eeuw.
Zoo kan dit hoofdstuk ‘der schoorsteenen’ op zeer aanzienlijke wijze aangroeien, tot een volledige geschiedenis van dit belangrijke deel uit het oude woonhuis onzer streken.
| |
I.
In de benedenzaal van den toren van het Gravenkasteel te Gent, vinden wij het oudste type van den Vlaamschen haard.
Wij ontmoeten er drie schoorsteenen, in halfronden vorm, waarvan de achtermuur gehouwen is in of beter gevormd is door de dikke muren van het gebouw, in blokken van Doorniksch graniet. De eerste schoorsteen beelden wij hier in een teekening af (nr 1), waarop de geheele kelderwand te zien is; de schoorsteen, die geen spoor van stijlen of uitspringende zijmuren vertoont, bevindt zich ter halve hoogte, bij een thans verdwenen tusschenvloer.
Daarentegen is de holte van den tweeden schoorsteen in dezelfde zaal omlijst door stijlen, die weliswaar maar heel weinig vooruitspringen. (Nr 2).
De beroemde Belgische historicus, de heer H. Pirenne, dagteekent deze toren van het Gravenkasteel omstreeks de xe eeuw. De schoorsteenen uit de ruime benedenzaal van den toren, die in zijn bovenste gedeelte herbouwd werd, gaan dus ook tot dit tijdstip op.
| |
| |
No 1
We moeien ons bij deze conclusie houden en door hunnen ouderdom verdienen deze schoorsteenen de eerste plaats in deze studie. Zij bezitten vooral een archeologische waarde, daar dergelijke typen van schoorsteenen uiterst zeldzaam zijn en er wellicht geen andere exemplaren in Vlaanderen van bestaan.
Na deze drie zeer eenvoudige haarden van het Gravenkasteel van Gent, echte vuurgaten, vinden wij een paar zeer eigenaardige en oude schoorsteenen, die even belangrijk zijn door hunnen vreemden vorm als door de ongewone plaats, die zij in het gebouw innemen.
De eerste ontmoet men in eenen grooten kelder, die geheel overdekt is door een ruwe zoldering van eiken balken, in plaats van het gewone steenen gewelf. Deze kelder behoorde tot een oud Steen, dat lang ten onrechte beschouwd werd als het Braemsteen; dit belangrijke gebouw was in de xvie eeuw de woonst van Rijhove, een der Calvinistische hoofden te Gent.
| |
| |
No 2
Het is een zwaar gebouw, waarvan de voornaamste gevel, met trapjes, uitzicht geeft in de Onderstraat. Het gebouw dagteekent waarschijnlijk uit de xiiie eeuw.
In de keldering ontmoet men den vreemden schoorsteen, die in de muren van Doorniksche steenblokken gewerkt is. (Nr 3).
Er zijn noch mantel noch stijlen. Het is een uiterst eenvoudig en ruw type dat wij enkel om de archeologische waarde aanduiden.
Uit een zelfde oogpunt vermelden wij een anderen schoorsteen, zonder de minste kunstversiering, in een zeer fraaien romaanschen kelder in de Hoogpoortstraat te Gent. (Nr 4).
Deze stad levert ons menige exemplaren van dergelijke geheimzinnige kelders op, vroeger bewoond of ten minste als werkplaats gebruikt. Men ontwaart er meestal aan de sluitsteenen der gewelfbogen, ijzeren ringen, waaraan waarschijnlijk zekere deelen der getouwen van onze vroegere wevers gehangen werden.
Hier ook is het uitzicht van den haard zeer primitief; hij bestaat uit een eenvoudige holte in den muur, om vlam en rook naar de pijp te leiden.
In een ander deel van het reeds genoemde Rijhovesteen, vinden wij, gelijkvloers, een schoorsteen, waaraan een kunstenaarshand medewerkte. (Nrr 5).
Deze haard dagteekent van het einde der xiiie eeuw. Hij is in zeer goeden staat van bewaring, enkel een stijl is geheel ingemetseld. De zijkant, die nog zichtbaar is, bestaat uit een groven stijl, zonder voetstuk, bekroond met een kapiteel of uitstekenden kraagsteen met romaansche lijst: het onderste gedeelte van het kraagstuk is gebeiteld in den vorm van een menschenhoofd met uitspringende kin en dierlijk uitzicht. (Nr 6).
| |
| |
Onder nr 7 geven wij een type van stijl die nogal overeenstemt door den ouderdom en den architecturalen vorm met nr 6. Wij vonden het in den onlangs verschenen Manuel d'archéologie française van C. Enlart, die het aanduidt als zich bevindende in een leprozenhuis te Périgueux.
No 3
Wij gaan thans over tot sierlijker en ook minder eenvoudige vormen. Brugge zal er ons de beste voorbeelden van leveren.
No 4
Tot zoover ons bekend is, zijn in deze stad geen schoorsteenen of deelen van schoorsteenen bewaard die in datum hooger opklimmen dan die, welke men in het Archeologisch Museum in de Halle ontmoet. Daar is het dat wij de eerste typen van stijlen ontwaren, die met kunstsmaak versierd zijn en die
| |
| |
tot de xive eeuw behooren.
No 5
De stijl, die tot hiertoe zonder lijst was, ruw en eenvoudig (nr 7), wordt nu versierd met rozen en kroonlijst. Hij wordt bekroond met een sierlijk kapiteel met loofwerk omkranst, waarop een nog zeer eenvoudige cariatide rust, bestaande enkel uit een blok met een hoofd en een paar armen. (Nr 8). Deze vorm van cariatide, nauwelijks aangeduid in nr 8, zal zich geleidelijk ontwikkelen: de stijl wordt driedubbel en de figuur, vol uitdrukking en zeer zuiver van lijn, verbeeldt een menschelijk wezen, geplooid onder de drukking van den last van het dekstuk en den schouwmantel. (Nr 10).
Na deze twee eerste voorbeelden van Brugsche kunst, vinden wij hetzelfde motief te Gent terug, maar de figuur verdwijnt, en het dekstuk met kroonlijst, met rozen versierd, rust rechtstreeks op het kapiteel. Men vindt een prachtig specimen in een volledigen toestand van bewaring, in de eetzaal van de oude abdij en hospitaal dei Bijloke te Gent. (Nr 9).
Dit beeldhouwwerk, een echt kunstwerk, is in Doornikschen steen, evenals de andere architecturale motieven uit deze beroemde zaal. Men vindt daar een zeer eigenaardige verzameling van kapiteelen,
| |
| |
| |
| |
allen verschillend, maar in den zelfden stijl als de kapiteelen der schouw. Zeer eigenaardig ook zijn een reeks kraagsteenen met menschengezichten, omringd door looverwerk. In het voorbijgaan vermelden we even de muurschilderijen, die deze zaal versieren, en die tot het eerste vierde der xive eeuw behooren. W. Rogghé, in zijn Promenades dans Gand, vermeldt met lof den schoorsteen uit deze zaal.
No 10
Als documenten kunnen we nog de schouw in het Belfort te Gent noemen, alsook die uit het Wachthuis in het kasteel te Laerne bij Gent.
Zij zijn belangrijk meer om hunne archeologische dan wel om hunne kunstwaarde. (Nrs 11 en 12).
No 11
Vooraleer de xive eeuw te verlaten, willen we nog op een paar prachtige kapiteelen wijzen, berustend in het Museum van den Broeltoren, te Kortrijk, voorstellend gevleugelde engelen, die op een lint het jaartal 1372 dragen. Deze beelden zijn ongelukkiglijk nog al beschadigd, daar de steen
| |
| |
zeer broos is. (Nr 13).
No 12
Tot hetzelfde tijdstip behooren wellicht de twee schoone hoofden, die wij ontdekt hebben te Damme in het achterhuis van een oude woonst met romaanschen kelder, rechtover het stadhuis. (Nr 14).
Zij hebben een zeer eigenaardig accent, een fiere ruwheid, die zeer kenschetsend is, en die gestremde glimlach, die we nu in bijna al de hoofden zullen ontmoeten, is nauwelijks zichtbaar in die van Damme. De haardracht der vrouw, de lange lokken van den man, laten ons zelfs vermoeden dat deze beeldhouwwerken wel van het begin der xive eeuw zouden kunnen zijn.
No 13
Te Gent kunnen wij, voor dezelfde eeuw, twee mooie hoofden aanduiden, met vriendelijken glimlach. Deze twee stukken bekroonden vroeger de stijlen van een schoorsteen dien wij in volledigen toestand gekend hebben. Hij bevond zich in de Oudburg, in een huis dat geheel omgeworpen werd en waarvan de gevel, dagteekenend van de xviie eeuw, een drietal bas-reliefs droeg, ontleedkundige tooneelen voorstellend.
Het fragment nr 16 is ongetwijfeld van hetzelfde tijdstip als de
| |
| |
twee hierboven, gemelde stukken; ze verraden een zeer overeenstemmende uitvoering. Deze drie beeldhouwwerken berusten heden in het Museum van St. Baafs te Gent.
No 14
De Gentschepoort en de Ste. Kruispoort te Brugge, dagteekenend van het einde der xive of begin der xve eeuw, hebben beide in de groote zaal van het eerste verdiep, hare breede schoorsteenen bewaard, die ongeveer tot hetzelfde type behooren.
Wij geven hier de teekening van deze twee schoorsteenen, waarvan de bestemming in deze krijgsgebouwen nog al eigenaardig is om aangestipt te worden (Nrs 17-18).
Deze schoorsteenen hebben een platten mantel, ondersteund door een breeden driehoekigen steen, een soort van bovendrempel, waarvan wij den vorm zullen terugvinden in twee andere Brugsche voorbeelden uit de xve eeuw, het eene in Gruuthuse, het andere te Damme.
No 15
Twee zorgvuldig gebeeldhouwde kraagsteenen, goed bewaard, ondersteunden de bogen van deze hoogezalen. Het schijnt ons belangrijk eenige andere meestal onbekende bijzonderheden aan te stippen, zooals de volledige schietgaten met ijzeren leu- | |
| |
ning voor de schietgeweeren of kruisbogen.
No 16
De gebeeldhouwde documenten die ons gebleven zijn uit de xve eeuw, en die ook veel talrijker zijn dan die uit voorgaande eeuwen, laten ons aanstonds een treffend verschil zien tusschen het schoorsteen-kapiteel uit Brugge en omstreken en dat uit Gent.
Het kapiteel der stijlen uit de Brugsche schoorsteenen bestaat meestal uit twee kleine figuurtjes, een man en een vrouw, soms in een nogal gewaagde houding. Te Gent integendeel bestaat het kapiteel over het algemeen uit een enkele figuur, of gewoonlijk zelfs uit een hoofd alleen.
Onder de schoonste voorbeelden van het zoo belangrijke Brugsche type, kunnen wij in de eerste plaats een volledigen schoorsteen aanstippen, volledig in al zijn deelen, dien we te Damme aangetroffen hebben, op aanwijzing van een vriend (Nr 19). Hij bevindt zich in een huis met een vriendelijk geveltje, in de straat naast de Halle. Huis en schoorsteen dagteekenen uit de xve eeuw.
Het is overbodig ver uit te wijden over de zoo treffende bevalligheid van deze twee beeldgroepjes (Nrs 20 en 21). De hierbijgaande teekeningen zijn welsprekend genoeg. We vinden hier den driehoekigen drempel terug, dien we reeds te Brugge ontmoet hebben in een der zalen van de twee oude stadspoorten.
No 17
Kruispoort te Brugge.
Het Stadsmuseum van oudheden bevat, zooals wij het reeds
| |
| |
deden opmerken, tal van zulke kleine beeldgroepen, waarvan wij reeds de losbandige houding deden uitschijnen. Nog duidelijker komt deze voorliefde der Brugsche beeldhouwers voor in een allerfijnst stukje (Nr 22), dat in het Museum van Beeldhouwwerk te Gent bewaard wordt, als een kostbaar exemplaar van deze door en door Brugsche groepjes. Dit stuk werd aangekocht met een ander van zelfden oorsprong dat wij reproduceeren onder Nr 23.
No 18
No 19
| |
| |
| |
| |
| |
| |
Onze studie voortzettend in het Museum der Hallen en in de openbare gebouwen van Brugge, vinden wij in het Museum (Nr 24) nog een dergelijk paartje, terwijl de (Nrs 25 en 26) ons figuren vertoonen in stille en kalme houding, die de overgang zijn naar de kapiteelen die den prachtigen schoorsteen versieren uit het rijke paleis der heeren van Gruuthuse te Brugge (Nr 27).
A. Heins.
(Wordt voortgezet).
|
|