| |
| |
| |
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Uit Den Haag
Pulchri studio tentoonstelling Paul Rink †
Deze tentoonstelling van het werk van Paul Rink mag een zeer volledige genoemd worden. Men kan er vrij nauwkeurig zijn ontwikkelingsgang volgen en indien de rangschikking min of meer chronologisch geschied ware - min of meer, want volstrekt chronologisch schikken had licht tot dorheid aanleiding gegeven - dan zou het beeld van deze jonge, nog niet tot volle rijpheid gekomen persoonlijkheid nog duidelijker omlijnd zijn geweest.
Er was in den jongen schilder in den beginne een neiging naar het mystieke. Ge vindt het in enkele composities, decoratief van aanleg, meer diep van bedoelen dan van bereiken. Ge vindt de bekoring van het geheimzinnige in studies die hij in 't Zuiden maakte of in schilderijen die hij daarnaar voltooide. Titels als De Geur, onderwerpen als Lente, Iris, enz. zeggen hoe hij het levensmysterie soms te geven dacht in symbolen. Maar dan weer ondergaat hij de bekoring die van het tot schoone realiteit verdroomde leven kan uitgaan. Hij schildert u een Volksverteller te Tanger omgeven door luisteraars Er waait u iets toe van 't mirakel van 't woord; de scène is intiem, zooals een Hollander 't ziet, genoegzaam diep en doorvoeld. Later, in zijn tweede periode, zal hij er bij tijen toe komen om dergelijke onderwerpen te schilderen. Maar hij put nu zijn gegevens uit de eigenaardige Volendamsche omgeving. Het zijn meestal vlotte, met een ongemeene habiliteit gepenseelde waterverfschetsen, zooals hij ze met voorliefde eenigen tijd lang op de gewone Pulchri-exposities scheen te exposeeren, of wel tot in de geringste détails vol voerde de composities, nu niet in de gedempte toonvolheid van een kloeken aanleg, maar in het gedecideerder kleurengamma van een pointillé-schilderij, alleen met effener, toniger overgangen en strakker contouren. Uit den ietwat ongewissen, zich in vage geheimnissen verdiependen droomer, ontpopt zich iemand met een klaar besef van zijn richting, met een helderen zin voor de actueele waarheden van het leven. In plaats van een zich vermeien in mystieke algemeenheden, openbaart zich een neiging naar het bizondere, het locale. Dit is de tijd waarin hij zijn Volendamsche types geeft, types die al het eigendommelijke van hun ras vertoonen maar die niettemin zelden groeien tot karikaturale voorstellingen; dit is ook de tijd waarin hij de stralendste kleurencombinaties,
de helderste gamma's vond om er zijn kalme, blije verrukking in uit te zeggen voor wat hij aan schoons vond in de door hem nu pas eigenlijk ontdekte reëele natuur.
Deze tweede periode constrasteert nog al sterk met de eerste. Natuurlijk zijn er punten van overeenkomst, daar het waarachtige innerlijk zich nooit, in welken vorm ook, verloochent. Maar nù zou, dunkt mij, de tijd gekomen zijn waarin hij die twee kanten van zijn natuur: de aandacht voor het mystieke en die voor het reëele, de aanschouwing van het algemeene en die van het bizondere, zou vereenigd hebben in een voller expansie van zijn
| |
| |
natuur. Er zijn eenige doeken die hier op wijzen. Ik noem u kortheidshalve één voorbeeld: Melktijd, waar bij de open, genoegzaam doordringende karakteristiek van enkele figuren de klare, diepe weelde der natuur treft als de uitstraling van een eigen, vrij gevochten innerlijk. Ge voelt niettemin in de eerste weer even den mystieken zin. Het is een soort van karakterteekening die met het impressionisme der Haagsche school onvereenigbaar is. Het was een later tijd die zich in Rink uitsprak. En het blijft te betreuren dat deze krachtige energieke strever juist een leven had vaarwel te zeggen dat zich in zijn natuurlijke volheid aan hem begon te openbaren.
| |
Kunstzaal Buffa tentoonstelling Charles P. Gruppe
Ik meende eens den schilder tot een zich meer vasthoudend verdiepen in zijn gegeven te moeten aansporen; maar ik zie nu dat daartoe zijn aard niet leidt.
Zijn beste werk heeft de vluchtige charme van een algemeen schoon. Het is het gevolg van een oogenblikkelijke opwelling, een enthousiasme dat hem juist zóó langen tijd bezit, als er toe noodig is een onderwerp met vlugge en tamelijk vaardig geworden handen te voltooien. Ik schreef van zijn werk dat het de verdienste heeft het picturale Holland voor vreemdelingen meer toegankelijk te maken. Gruppe is er nog niet aan toe het diepere schoon van Holland te geven, maar voor wie het land voor 't eerst óok met den geest bereizen, is hij een aangenaam gezel wellicht, die langer deze streken kennende hen met 't talent van een artistiek verteller, wien soms buiën van waarachtiger geestdrift beroeren, wijst op wat er schoon is om hen heen.
Dit is een eigenaardige verdienste die men hem niet kan ontzeggen.
H.d.B.
| |
Uit Parijs
Société nouvelle de peintres et de sculpteurs
Deze vereeniging, die zich nog met recht Société Nouvelle kan noemen, daar haar huidige tentoonstelling pas de vijfde is, die ze houdt, is aan 't verwateren van de andere besloten kunstenaars-kringen nog niet toe, en toont den bezoeker, al beu van de vroeg-voorjaarssalons, dat er toch met vereenigen ook voor de bandelooze kunst wat goeds te bereiken valt.
Men heeft, om welke reden is mij niet bekend, de vertrekken van Durand-Ruel voor deze expositie verlaten, en is nu bij Georges-Petit ondergebracht in één groote zaal.
Wij zien er o.a. Cottet, La Gandara, Prinet, Simon, maar, waar ik u nu van spreken wilde, ook de Vlamen Claus en Baertsoen.
Emile Claus is wel eens gelukkiger geweest dan ditkeer. Het is nu wat koud, wat enkel knap zijn werk. Men staat voor zoo'n grasbezoomde Rivier in de lente zonder veel van de frissche stemming te ontvangen, die toch bedoeld is. En dan dat geheel ongenietbare Boerenkind. Er is in de behandeling iets, dat naar Renoir zweemt, maar die veel gelaakte Renoir schildert geen wangen van lippenpommade en is diepontroerend integendeel!
Baertsoen is ook niet best. Er is hier maar één werk van hem, dat pakt Een aquarel. Het heet Soir dans la Ville: een gracht met een boot, die geboomd wordt. 't Is eigenlijk een teekening met wat licht aangegeven en gewasschen kleuren, maar er is stemming in, een stemming van de waterdamp-athmosfeer onzer lage landen. Studie voor een schilderij aan 't Brusselsch Museum hoorend, zegt de catalogus. Als in die schilderij de schoonheid van deze teekening tot volle ontbloeïng kwam, dan heeft men daar een mooie Baertsoen.
En ‘mooi’, dat kan ik helaas van de overige hier tegenwoordige teekeningen en schilderijen van denzelfden kunste- | |
| |
naar moeilijk zeggen. Ze zijn weer knap, er is een goed loskomen van de materie, maar onder meer zijn de kleuren bijvoorbeeld slecht, soms afstootend.
H.W.
| |
Uit Rotterdam
Van Wisselingh
De firma van Wisselingh had in 't Maashotel eenige schilderijen tentoongesteld. De belangwekkende waren: een sneeuwgezicht van Breitner. Een open gat in een straat zoodat ge de zijmuren van de huizen ziet en in die open ruimte werklui bezig. Aan de overzij ziet ge de huizen van de andere kant. Het was een onlangs geschilderd werk naar een impressie van een paar jaar geleden. Het schoonste brok was de fijne grijsbruine zijwand van het huis, eenvoudig en toch zeer doorwerkt van aanzicht. De sneeuw - kwam het doordat het ding lang in herinnering rustte - was niet gedifferentsieerd van kleur - was wat egaal vooral op de daken. Er was iets van de neiging in die Breitner tegenwoordig heeft en waarvan ook blijken waren in het stuk voor Saint Louis bestemd - een grachtgezicht - het is namentiijk de neiging om in een lichter gamma te schilderen. Edeler waren twee Jacob Maris.
Het eene, een Sneeuwgezicht - een blauwe sneeuw, avondlijk, onder een ros-grijze lucht. Wat huisjes en wat licht, wat wilgen. Het was eenvoudig en grootsch. Het was niet het gewone Jacob Maris onderwerp - een vervelend iets voor de onbenullige koopers - maar het was schoon en weidsch. Ruim ontzaglijk. En met de stemming van het uur- en daggetijde zeer er in. Niet een geestelijke stemming, niets litterairs is er ooit in dezen zuiveren Schilder - maar een natuur-stemming. Een tweede Jacob Maris was een stadsgedeelte. Het stuk stad aan de rechterzij van het schilderij, met water er tegen aan, een havengedeelte. Uiterst fijn en gevoelig was de gansche groep der huizen opgebouwd, er was een doorschijnende vochtige lucht boven aan vol fijnheid. Tusschen de huizen zweemde loof. Het was alles niet van de zware klanke-kleur zooals zijn olieverfwerk dikwijls heeft maar het was fijn, elegant zoo ge niet aan luchtigheid denkt. Een Mauve, een duinlandschap. Niet van de schoonste, niet van die raffijne aflijning van de bovenkant van een duin, van af de lucht zooals hij dikwijls kon hebben, met een haast niet door de handen aangeroerd papier - maar toch met enkele fijnheden erin. Een Ter Meule waarin Mauve's hand gewerkt had? in 't fond, van de boomen en een stukje begroeid heizand. Een paar Gabriels, niet de uiterst stellige schoonheid hebbend die zijn kenmerk is - eerder een paar onbelangrijke. Een aanzet van een Willem Maris: blank als room - maar even als altijd niet met een geestelijke macht erin. Een gezond open kleurig behagen in het te schilderen en geschilderde voorwerp.
| |
Oldenzeel (Van Oort en Assendelft.)
Er is een tijd geweest dat onze grootmoeders vruchten en bloemen teekenden op een eigenaardige holle manier. Uiterst precies maar zeer, zeer gemaniereerd en koud. Ge vindt ze in elke kamer, als erfstuk hangen in de hollandsche provinciesteden - in Belgische ook? Het zijn wingertblaêren liggend bij de druiven en ander herfstrijp oogst. De spiralen die om de takken zich winden, de ranken, werden met een botte manier er op geteekend. Aan deze dingen komen gedachten bij u op als ge dit werk door Van Oort ziet. Ik zou zeggen: het is nog slechter. Het is even onnoozel en even kleurloos; neen, kleurloozer. Het zijn vogels, kikkers, ijsbeeren, en andere beesten. De teekening is als die bij onze grootmoeders een nauwkeurige maar er is geen leven aan, geen enkele beving van leven. En dan is er nog iets. Het dunkt me ongenoeglijk voor een dierenschilder, een penteekenaar om grappig te zijn, om altijd haast een grap te willen uitvoeren laten door de schoone interessante dingen die de beesten zijn. Ik heb een persoonlijke antipathie er tegen. Ik vind 't klein - burgerlijk - ik zou haast
| |
| |
zeggen: guitigheid van een handelsreiziger. En ze wordt, deze geestigheid, noch ondersteund door kracht of schoonheid, zelfs niet door pretentieloosheid. Er is iets aangebracht van kunst en er is niets aan van kunst. Het is hinderlijk in een oog van een vogel een uitdrukking te vinden als van een dorpsklerk op een dorpsnotariskantoor. Ik zie de beesten niet schooner - de beesten zijn ook schooner - ze zijn argeloos en vol van fraaie, desnoods koddige, bewegingen - maar nooit van een inférieure grappigheid. Het werk van Van Oort dunkt me zoo dit zijn laatste dingen zijn zeer, zeer achteruitgaand en wordend inférieur door slapte en kleurloosheid, en jagen naar faciel succes door grappen.
Van Assendelft's werk waarvan hier een paar dingen hangen is het tegenover gestelde. Het is kleurig maar rauw, het is niet grappig maar wil tragisch zijn. Is het al grootsch, is het al tragisch? Het staat onder den invloed van Vincent van Gogh - in den man die zich bukt naar den akker zelfs technisch onder invloed. De lucht is met strepen ongemengde kleur naast elkaar aangeduid. Er is voor me veel onechts nog in. En dat zit' in sterk plotseling in enkele deelen. In den rug, het ruggedeelte van den bukkenden man is een leegte in 't gevoel, als een stille plek in een golvend water. De hooischelfen op de andere voorstelling zijn ook eerder rauw dan hevig; van een holle rauwheid. En toch is het genoeglijker nog dit werk te zien vol gebreken en leegten dan wat Jan Van Oort er tentoonstelt deze keer, slecht geteekend, slecht van kleur zijnde bestiën.
Plt.
| |
[pagina t.o. 162]
[p. t.o. 162] | |
HUBERT EN JAN VAN EYCK: DE AANBIDDING VAN HET LAM. (Gent, Brussel en Berlijn).
Overzicht van het Altaarstuk met geopende luiken.
(Naar de afbeelding uitgevoerd en uitgegeven door de Photographische Gesellschaft te Berlijn).
| |
[pagina t.o. 163]
[p. t.o. 163] | |
HUBERT EN JAN VAN EYCK: HET ALTAARSTUK MET GESLOTEN LUIKEN.
(Naar de afbeelding uitgevoerd en uitgegeven door de Photographische Gesellschaft, te Berlijn).
|
|