Onze Kunst. Jaargang 2
(1903)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| |
Boeken & tijdschriftenDie Brügger Leihausstellung von 1902 von Max J. Friedländer Berlin, Druck & Verlag von Georg Reimer 1903Ga naar voetnoot(1) Mk. 1.60NA de kronkels van rhetoriek, die zoo overvloedig om de Brugsche tentoonstelling oprezen, is deze zaakrijke, saamgedrongen studie een ware verkwikking. Ten minste voor degenen die in deze tentoonstelling een aanleiding tot meer ingaande studie van onze vroege schilderkunst hebben gevonden en er zoowel op belust zijn om hun eigen meeningen aan die van een der eerste vakkundigen te toetsen, als om hun kennis met zékere en positieve gegevens te verrijken. In zijn zuiver wetenschappelijken, katalogiseerenden vorm is dit zeker niet een opstel waar de oppervlakkige tentoonstelling-bezoeker wat aan heeft - maar wie het leest op zijn studeerkamer, vergelijkend met de ernstige catalogi of studies welke reeds over de tentoonstelling verschenen - als die van Weale, Hulin, Hymans - en daarbij foto's en eigen aanteekeningen onder 't oog heeft - vindt er voor zijn inspanning rijke belooning. De 400 schilderijen van de Brugsche tentoonstelling worden in Friedländer's werkje volgens de meesters en chronologisch gegroepeerd - de niet-Vlaamsche meesters echter achterin te zamen gebracht. Aan ieder stuk wordt, al zij het dan soms ook maar met een enkel woord, methodisch een plaats toegewezen tusschen de werken van een meester, van een school. Zoo draagt de schrijver er veel toe bij, om den chaos der verkeerd of als ‘onbekend’ bestempelde werken, tot orde te brengen, en mogen vele zijner groepeeringen, op vaste grondslagen berustend, als beslist voor de wetenschap gewonnen, beschouwd worden. Daar nu echter al die stof op een goede vijftig bladzijden verwerkt werd, glijdt hij hier en daar wel wat vluchtig over zekere punten heen. Het is dan of hij zeggen wil: ‘later vertel ik daar nog wel eens méér over; nu geen tijd.’ In die verwachting nemen wij daar dan ook gaarne genoegen mee Wij willen het niet beproeven den schrijver in al zijn beschouwingen te volgen - want dan zou deze bespreking minstens even lang gaan worden als zijn eigen opstel. Genoeg zoo we op zijn zeer verdienstelijk werk de aandacht vestigden en een onzer lezers hierin misschien aanleiding vindt, om zich aan die rijke bron van kennis te verkwikken. | |
Meisterwerke der Niederländischen Malerei des XV. & XVI. Jahrhunderts auf der Ausstellung zu Brügge 1902 herausgegeben von Max. J. Friedländer München, Verlagsanstalt F. Bruckmann a.-g. 1903 Mk. 100LANGEN tijd hadden wij reden om te gelooven, dat de Brugsche tentoonstelling haar apotheose door een monumentale uitgave - als die welke de kroon zetten op de Rembrandt- en Van Dijcktentoonstellingen - zou moe- | |
[pagina 180]
| |
ten missen. Er heerschte in het inrichtingskomiteit zekere bekrompen, kleinsteesche geest, waarop alle pogingen op dat gebied schipbreuk leden. Was die angstvalligheid, die pruderie inderdaad oprecht - of verschuilden er zich persoonlijke ijdelheidjes en interestjes achter? Chi lo diro? Zooveel is zeker, dat het werk dat thans vóór ons ligt, niet zonder barensweeën ter wereld is gebracht, nadat reeds andere kinderen met zorg doodgebakerd waren. Het licht schijnt dan toch ten slotte de duisternis te hebben overwonnen - het vroolijke zonnelicht waarin, op de koer van het tentoonstellingsgebouw, de foto's genomen werden, die in dit boek zijn nagedrukt. We krijgen er negentig te zien, groot, royaal, in keurig verzorgde uitvoering, die niet alleen een lust zijn voor het oog, maar ook uitstekend voor studie-doeleinden geschikt. De keus der platen werd gedaan door M.J. Friedländer, die tevens de 35 blz. tekst leverde, die de reproducties voorafgaat. Deze tekst onderscheidt zich van het hooger besproken Repertorium-artikel, doordien hier alleen de afgebeelde werken behandeld worden. De schrijver vindt hier dus gelegenheid om op deze stukken uitvoeriger in te gaan, en er tevens een biografie en korte kenschetsing van iederen meester aan toe te voegen. Ook hier weer een massa nieuwe opmerkingen, nieuwe groepeeringen, die we als welkome aanvulling van zijn eerste studie kunnen beschouwen. Het gunstige oordeel dat we daarover uitspraken is hier ook van volle kracht - terwijl de uitgevers er hebben voor gezorgd dat het werk in een welverzorgd en passend kleed de wereld intrad. Een algemeene principieele opmerking meenen we hier echter te mogen maken. Zou een eenigszins meer populairen vorm voor een uitgave als deze niet meer passend geweest zijn? Ik bedoel dit: de schrijver blijft in dit boek op zuiver wetenschappelijk terrein. Hij schrijft voor vakgenooten, - en ook de keus der afbeeldingen bevestigt die opvatting, doordien niet steeds de mooiste maar veelal de zeldzaamste en nog niet elders geziene stukken worden uitgekozen. - Was dit nu wel degelijk een eisch? Immers, voor zuiver kunsthistorische studie kan het Repertorium-opstel dienen - waarbij de 200 losse door Bruckmann uitgegeven foto's voor vakmannen tot illustratie kunnen gebruikt worden. Naast dit opstel en naast die foto's was er hier o.i. behoefte aan een meer vulgariseerend album, dat in ruimeren kring een aanleiding tot verstaan en genieten van de te Brugge vereenigde schatten zou kunnen dienen. Maar deze algemeene bedenking doet in geenen deele afbreuk aan de hooge verdiensten van dit boek, waarvoor we dan ook schrijver en uitgevers van harte geluk wenschen. | |
Bruckmann's pigmentdrukken naar te Brugge tentoongestelde werkenZOOALS hierboven met een enkel woord reeds vermeld, heeft de firma Bruckmann, A.-G., uit München, een verzameling van bijna 200 Pigmentfotografieen, naar te Brugge tentoongestelde werken uitgegeven. Op het formaat van 29 × 22 uitgevoerd, zijn deze foto's groot genoeg om de meeste détails tot hun volle waarde te doen komen, en niet te groot of onhandelbaar om tot studie-doeleinden te dienen. Er werd in de keus der onderwerpen vooral naar gestreefd, weinig bekende stukken uit particuliere verzamelingen af te beelden, die hier veelal voor de eerste maal worden uitgegeven. Maar ook de meer bekende werken van doorslaande waarde werden hier opgenomen - wat velen genoegen zal doen daar er tot nu toe slechts weinig bruikbare fotografieën van bestonden. Wat scherpte, helderheid en juistheid van toon-verhouding betreft, zijn deze opnamen zoo goed als onberispelijk. Het eenige wat ons minder bevalt is de ietwat te luid sprekende, bruine tint waarin ze getrokken zijn. Zoo het al niet mogelijk is voor ieder stuk de meest passende, in het origineel overheerschende toon te gebruiken, dan ware het toch o. i zeer gewenscht overal een meer neutrale, stillere kleur te kiezen. | |
[pagina 181]
| |
Aan dit bezwaar kan zeer gemakkelijk verholpen worden, aangezien dit een kwestie van afdrukken is - en waar men zulke uitstekende clichés tot zijn dienst heeft, is dit dan ook een kleinigheid. Wie zich het prachtwerk van Friedländer niet kan aanschaffen, zal zich dus zonder veel kosten uit deze foto's een eigen herinnerings-album van de Brugsche tentoonstelling kunnen samenstellen. Elke afdruk kost slechts 1 Mark - en de catalogus is kosteloos bij den uitgever verkrijgbaar. P. B Jr. | |
D. Joseph Geschichte der Baukunst vom Altertum bis zur Neuzeit ein Handbuch twee deelen met 773 illustraties Berlijn, Bruno Hessling.OVER het al of niet noodige en wenschenswaardige van een nieuwe Geschiedenis der Architectuur, behoeven wij geen woorden te verliezen. Er bestond een totaal gebrek aan een kort leerboek dat de Bouwkunst van alle tijden, in verband met de gebeurtenissen der laatste tien jaren, op volkomen betrouwbare wijze weergaf en daarom werd deze poging van Joseph reeds van te voren, met groote sympathie begroet. De twee imposante tot heden verschenen deelen (een derde, zal de geschiedenis der negentiende eeuw behandelen), zijn reeds voldoende, om aan te toonen dat deze poging volkomen gelukt is. Er is zeker groote zelfverloochening toe noodig geweest om zonder een woord van contro-versie, en, wat nog meer zegt, bijna zonder een woord van geestdrift, eenvoudig, bedaard en koud, den uitslag der onderzoekingen van anderen op zulk een veel bestreden gebied, op te teekenen. Joseph heeft echter deze zelfverloochening bezeten, en bij zijn grondige kennis der architectuur van alle tijden, is hij er in geslaagd om een werkelijk bruikbaar ‘Kort Begrip’ te leveren, dat als leiddraad bij lezingen gewichtige diensten bewijzen kan. Niettegenstaande den schijnbaren omvang van het boek is het echter niet veel meer dan een geraamte: de tekst beslaat hoogstens een derde van het geheele werk en bij ieder onderdeel is een leeraar zeker absoluut noodzakelijk, die de schaarsche en korte aanwijzingen duidelijk maken kan; voor zelfonderricht is het boek niet aan te bevelen, maar daarvoor is het ook niet bedoeld. - Wat de tekst wellicht aan levendigheid mist wordt door de waarlijk kwistige illustraties vergoed; de afbeeldingen zijn met groote zorg gekozen en geven ons een beeld zonder leemten van de geschiedenis der bouwkunst. Het geheele boek is buitendien zeer verzorgd. Op kunst- en ambachtsscholen zal het goede diensten kunnen bewijzen. W. | |
Meesterwerken der schilderkunst, met inleiding en beschrijvenden tekst door sir Martin Conway voor Nederland bewerkt door Dr C. Hofstede de Groot Amsterdam, Uitgevers-maatschappij ‘Elsevier’DE eerste aflevering van dit prachtwerk is verschenen. Het bevat drie stukken: een van Jan Steen, een van Joshua Reynolds en een van Antoon van Dyck. Et pour coup d'essai ils veulent des coups de maitre! Het ware inderdaad moeilijk geweest een gelukkiger keuze te doen voor de aflevering, waarmede het kunstminnend publiek gehandgift wordt. Van Jan Steen krijgen wij het zelfportret van den schilder, dat zich bevond in de laatste portretten-tentoonstelling in den Haag.Ga naar voetnoot(1) Wij, zoowel als al wie daar het pareltje uit de verzameling van den Earl of Northbrook te Londen zagen, zullen het nimmer vergeten en gelukkig zijn het in deze heerlijke fotogravuur te kunnen weerzien zoo dikwijls het ons zal lusten. Het is toch een wonder, zooals de schilder er geen | |
[pagina 182]
| |
tweede schiep en zooals de beste er geen beter voortbrachten. Met de beenen overeengeslagen, de guitaar in de hand, zit de geestigste en guitigste onzer Nederlandsche kunstenaars daar neer. Wat hij zingt moet plezierig zijn, zoo jolig tintelen zijn oogen, zoo gul galmt het uit zijn mond; aanstekelijk spreekt de goede luim uit heel zijn wezen en houding, zoo dat wij in volle vertrouwen mee genieten van zijn vroolijkheid. Hoe licht het penseel over het doek gleed toen hij dit figuurtje er op streek, hoe blij hij er het zonnetje liet op dansen, hoe oneindig fijn van tint en doorschijnend van glans heel de schildering is kan men zich ter nauwernood verbeelden Of liever men kan er zich wel een denkbeeld van maken wanneer men de prachtige fotogravuur te zien krijgt, die wij als eerste plaat in de Meesterwerken der schilderkunst vinden. De goudschemering op de beenen, de zilvertinten op het linnen van arm en hals, de malsche vleeschwarmte op het gezicht, dit alles is met onovertroffen teerheid en juistheid weergegeven. Van Joshua Reynholds vinden wij het portret van Mevr. Carnac uit het Wallace Museum, te Londen. Onder al de kunstschatten, die deze schatrijke verzameling bevat, zijn de vrouwenportretten van Reynolds wel een der kostelijkste en dit een der heerlijkste. In een boomrijk park staat de jonge vrouw zoo elegant van figuur als van houding en kleedij: zij is wazig, in gedempten toon, zacht, zacht als onstoffelijk, op het doek geblazen, en geschilderd in dien vloeienden smeltenden trant die de zwarte-kunst-gravuur zoo passend weergaf. En toch zien wij in deze fotogravuur de schildering nog trouwer herleven. De toon is veel weeker, het licht voornamer gedempt, de vettige borsteling malscher weergegeven dan in de Engelsche gravuren der achttiende eeuw. Het derde stuk is weer een bekende, het is het portret van den jongen prins van Oranje, Willem II, dat in bezit is van de Ermitage te St Petersburg.Ga naar voetnoot(1) Wie herinnert zich het edele paar niet in het Rijksmuseum te Amsterdam, waar de verloofde koningskinderen elkanders vingertoppen aanraken, die kieschte en kuischte verliefden die ooit werden geschilderd. Hier krijgen wij het prinsje alleen te zien en nogal in borstharnas, met een degen aan de zijde en een wandelstok in de hand, die laat denken aan een bevelhebberstok. Men heeft hem kunnen bewonderen in de Oranje-tentoonstelling te Amsterdam in 1898; te St. Petersburg strijdt hij met den verleidelijken Philips Wharton om den eersten rang onder de vele portretten van van Dyck aldaar aanwezig. Hij is in geheel anderen toon geschilderd dan Mevr. Carnac. Vast als émail is het jonge vleesch, glanzend als zwarte zijde zijn zware haardos, glans ook ligt er op zijn harnasje en helder sprankelt het licht op zijn linnen en op zijn kostelijk gewaad. Dit alles vindt men ongedeerd en onvervalscht op de fotogravuur weer. De metaalachtige vastheid in het gelaat, de helderder gelijker blankheid van den kraag, het poezelige wit der gazen mouwen, de scherpe verbrokkelde straling van het harnas, het geribde borduursel der kleederen, dit alles herziet men duidelijk en harmonisch. De reproductie van schilderijen op die wijze en in die onberispelijkheid is een wezenlijke herschepping; het procédé gevoerd tot die volmaaktheid wordt bezielende kunst en geeft niet alleen de verbazende trouwheid der navolging te bewonderen maar ook de hooge en eigen verdienste van het nagevolgde te genieten. Max Rooses. |
|