| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. Van Oven.
L.
De verkiezingen in Frankrijk en Duitschland.
Waarlijk, het ziet er naar uit alsof er met de Britsche lagerhuisverkiezingen van 5 Dec. 1923 een mindere sombere periode in de wereldgeschiedenis is aangebroken dan wij sedert Juli 1914 beleefd hebben. Weliswaar hebben wij sinds lang afgeleerd ons illusies te maken en bestaat er nog allerminst reden om te gelooven aan de nabijheid van een soort van gouden eeuw, maar toch, vergeleken met den toestand van een jaar geleden, is er belangrijke vooruitgang en wij kunnen nu althans hopen, dat de na-oorlogs-weeën op hun eind beginnen te loopen, behoeven niet meer te gelooven aan een dreigenden ‘Untergang des Abendlandes’.
Over de groote beteekenis der Britsche verkiezingen schreven wij destijds: het Britsche volk bewees, dat de oorlogs-mentaliteit geweken is, verklaarde zich tegen een imperialistische, protectionistische staatkunde in Europa, eischte een politiek van vrede en verzoening. Mac Donald heeft haar ingezet met wijs beleid en kalme omzichtigheid. En thans is Frankrijk op dezen weg
| |
| |
gevolgd! Frankrijk, dat sedert November 1918 alle pogingen in die richting tegengehouden heeft; Frankrijk, dat den vijand in huis heeft gehad en, waar de herinnering aan de gruweljaren zoo diep geworteld was, zoo langzaam uitsleet, Frankrijk heeft eveneens zijn keus voor den weg van vrede en verzoening gedaan, en voor ons die zes jaren lang hierop gewacht hebben, vol vertrouwen maar ook vol ongeduld, voor ons is het alsof de zon door de wolken breekt, al zien wij dan ook zeer goed dat de lucht nog niet helder is. Een verrassing is het geweest, niet alleen voor ons die er buiten staan, maar ook voor de Franschen zelf, want de nationalisten zijn in alle landen zooveel luidruchtiger dan hun bezadigder tegenstanders, zij beschikken over zooveel meer mooie woorden en klinkende leuzen, kunnen zooveel beter op de fantasie en de romantische gevoelens der menigte werken, hebben ook zooveel grootere macht in de financieele en journalistieke wereld, dat men altijd hun invloed, hun aanhang, hun macht overschat. Zoo is het gekomen dat in Frankrijk, juist zooals in Engeland, de nederlaag van het conservatieve nationalisme veel zwaarder is geworden dan zijn aanhangers gevreesd en zijn tegenstanders gehoopt hebben, en men prijst opnieuw het tegenwoordig zooveel gesmade parlementaire stelsel, dat 't mogelijk maakt den volkswil zoo duidelijk tot uiting te brengen! Ware Poincaré een Mussolini geweest, wij zouden er niets van vernomen hebben dat de Fransche burger vrede met Duitschland wil: de drang naar gestadige degelijke evolutie en vooruitgang kàn slechts tot uiting komen in de parlementaire democratie.
Wel waren er teekenen die op verandering wezen al had niemand zulk een duidelijke zwenking verwacht. Wij zelf schreven, in onze jongste aanteekening, over het afbrokkelen van Poincaré's politiek en de kans op zijn val en als wij daaraan toevoegden dat deze geen wereldgebeurtenis zou wezen, omdat het niet zijn persoon is die beslist over de voortzetting zijner staatkunde, dan volgde daaruit tevens dat als de stembusuitslag
| |
| |
duidelijk den man mét zijn politiek veroordeelde dit een wereldgebeurtenis van het allergrootste belang zou worden. En zoo is het geschied, duidelijker dan wij hadden durven hopen.
Natuurlijk hebben een aantal Fransche bladen terstond na Poincaré's nederlaag de leer verkondigd, dat niet de buitenlandsche staatkunde de oorzaak is geweest - ‘zij was niet Poncaré's politiek, maar die van het Fransche volk’ riepen zij - maar wel: de duurte, de belastingpolitiek en andere binnenlandsche aangelegenheden waarom een kiezer zich meer bekommert dan om de internationale verhoudingen. Dergelijke uitlatingen kennen wij en weten haar op de juiste waarde te schatten. Nietwaar: als Poincaré gewonnen had, dan zou het wél de buitenlandsche staatkunde geweest zijn, die door het land was goedgekeurd, maar het omgekeerde is niet het geval? Wij weten beter: al deze jaren heeft Poincaré de taktiek van den ijzeren vuist kunnen toepassen, alle pogingen om tot een vergelijk te komen verhinderen, de Roer-bezetting doordrijven, omdat hij steunde op een openbare meening, op een volkswil die hoopte de voorgespiegelde vruchten der overwinning te plukken, d.w.z. de groote schadeloosstelling te ontvangen en toch Duitschland economisch klein te houden. Sinds een half jaar is die volkswil gewijzigd, de oorlogsmentaliteit heeft plaats gemaakt voor rustiger en verstandelijker waardeering der reëele factoren; het bewustzijn van de onmogelijkheid der vereeniging dezer beide idealen is ten langen leste doorgedrongen en dit heeft de verpletterende nederlaag van de huidige regeering veroorzaakt. Want al die zoogenaamde quaesties van binnenlandsche politiek, zooals de duurte, de belastingen, hangen immers ten nauwste samen met het groote internationale probleem der schadevergoeding en van de verhouding tot Duitschland. Juist die duurte, die angstwekkende val van de franc, die slechts bezworen kon worden door een wijziging der buitenlandsche staatkunde reeds onder Poincaré's leiding zelf, waren de duidelijke
| |
| |
teekenen van mislukking der na-oorlogs-politiek en het Fransche volk, dat gaandeweg de diepe emotie der oorlogsjaren begint te boven te komen, heeft die teekenen begrepen en er naar gehandeld.
Of nu de nieuwe Fransche regeering, die vermoedelijk reeds zitting genomen zal hebben als dit opstel in druk verschijnt, op eens een geheel tegenovergestelden weg zal inslaan, ziedaar een andere vraag. De Roer-bezetting zal wel niet met één slag opgeheven worden. Maar wel zijn alle voorwaarden voor een geleidelijke ontwikkeling in de richting van vrede en verzoening gegeven: Herriot, de burgemeester van Lyon die vermoedelijk de nieuwe premier zal zijn, heeft reeds in interviews zijn gedragslijn aangegeven en ook al mocht 't Herriot niet zijn, die de nieuwe politiek uit te voeren heeft, een ander zal niet anders kunnen handelen dan hij. Het rapport der deskundigen, het mooie werk dat tot stand gekomen is dank zij de uitspraak der Britsche verkiezingen, de deelneming van Amerika aan de Europeesche zaken en den milder koers die zich in de Fransche politiek reeds vóór de verkiezingen begon af te teekenen, ligt gereed. Het plan om Duitschland in staat te stellen, zich economisch op te heffen en zijn crediteuren te betalen, is in groote lijnen aangegeven. Mac Donald had de bijzonder gelukkige ingeving het in zijn geheel zonder voorbehoud te aanvaarden al was het niet in alle opzichten naar den zin der Britsche regeering. Duitschland zal het moeten aannemen omdat het 't maximum geeft van wat het onder de gegeven omstandigheden kan verwachten, Poincaré zelf betuigde reeds zijn instemming en de gedragslijn der nieuwe Fransche regeering is dus zoo duidelijk mogelijk aangegeven: uitwerking van dit rapport, medewerking met de Engelsche regeering tot een spoedige oplossing van dit probleem dat nu sinds bijna zes jaar het herstel der wereld tegenhoudt. Daarvoor zullen natuurlijk weer vele conferenties en besprekingen noodig zijn, moeilijkheden zullen overwonnen moeten worden, maar nu
| |
| |
de goede wil ten langen leste blijkbaar daar is, zal een oplossing mogelijk zijn. Tegelijk en in verband hiermee zal een weg gevonden moeten worden tot opheffing der Roer-bezetting en juist dit struikelblok dat bij een aan 't bewind blijven van Poincaré zoo gemakkelijk alle pogingen had kunnen doen mislukken - omdat Poincaré's persoonlijk prestige ermee gemoeid was - kan nu niet meer onoverkomelijk zijn. En slaagt men hierin, dan moet de oplossing der binnenlandsche moeilijkheden in Frankrijk, Engeland, ons land, vanzelf geleidelijk volgen. Eindelijk is de weg vrij om de ziekte van ons werelddeel in haar grondoorzaken aan te tasten. De kans op een goeden uitslag is groot, mits...... Duitschland geen spaak in het wiel steekt.
***
Hiermee zijn wij gekomen tot de onweerswolk die het vrije uitzicht nog belemmert: zooals de Duitsche soldatengeest, de middeneeuwsch-feudale mentaliteit der jonkers, het geloof in het geweld der Duitsche machthebbers de voornaamste oorzaak zijn geweest van den oorlog, zoo dreigen deze spoken van het verleden ook nu weer de vreedzame ontwikkeling te verstoren. Dat zij hiertoe bij machte zullen zijn, wij gelooven het niet, maar het gevaar dreigt ongetwijfeld. Wel hebben de verkiezingen niet die groote overwinning gebracht aan de luidruchtige staalhelmen, die dezen verwacht hadden, en is ook in Duitschland weer gebleken, dat de chauvinistische gevoelens der bevolking lang niet zoo diep wortelen en zoo wijd verspreid zijn als het geschetter der voormannen zou doen denken, maar het ongeluk is dat in Duitschland, zulk een luidruchtige minderheid een nog zooveel grootere macht bezit dan in de democratische landen van het westen. De partij der ‘Völkischen’ in den nieuwen rijksdag is zeer klein in vergelijking met de bezadigder groepen en die van de linkerzijde, doch Duitschland wordt niet door zijn parlement geregeerd, maar door het beambtendom dat nog immer volledig
| |
| |
doortrokken is van den ouden geest. De Ludendorff-groep verstaat bovendien zoo goed de in Duitschland zoo zeer gewaardeerde kunst van het ‘einschüchtern’ dat de kleine Völkische fractie in den rijksdag zelfs daar een onevenredig grooten invloed dreigt uit te oefenen en zeker pogen zal de komende regeering naar haar hand te zetten. De toekomstige Fransche premier Herriot sprak dit volkomen duidelijk uit in het onderhoud met de ‘Vorwärts’, dat als een diep ernstige waarschuwing aan 't adres van het Duitsche volk kan gelden, waarnaar de hemel geve dat 't moge luisteren: ‘Een republikeinsche regeering kan zich vol vertrouwen tot mij wenden. Ik zal steeds mijn goeden wil laten blijken. Maar ik herhaal: Ik eisch openlijk goeden wil en goed vertrouwen. Ik ken noch Ludendorff noch de heeren van de groot-industrie en ik wil niets met hen te doen hebben. Wat ik wil, is het volk vrede brengen. Die taak is niet gemakkelijk en wordt door de nationalisten nog kunstmatig verzwaard’.
Zoo is het! Duitschland krijgt in de komende weken eindelijk een kans om uit het moeras te komen. Het heeft die te danken aan de Britsche en Fransche verkiezingen. Voor de eerste maal in tien jaar zal het te doen hebben met een wederpartij die ten volle van goeden wille is. Zal het die kans benutten? Of zal het weer gehoor geven aan zijn kwade geesten, aan de mannen met de Pruisische generaals-uniform, en daardoor zichzelf en heel Europa voor langen tijd, misschien voor goed in de ellende houden? Ziedaar de cirsis waarvoor de wereld-geschiedenis in de komende maanden zal staan.
Want hoe enorm de macht dezer kwade geniï in het zoogenaamd republikeinsche Duitschland is, bleek tweemaal in den laatsten tijd: eerst bij het Hittler-proces, toen bij de botsingen in Halle. Ja, een zwarte bladzijde in de geschiedenis van het Duitsche rijk is dat proces in München geweest, waar de hoogverraders de rol van aanklager op zich namen en een bevende, buigende, onwaardige rechterlijke macht zich slaafs onderwierp
| |
| |
aan deze goden van het oude regime. ‘Duitschland wir weben dein Leichenkleid!’ zong Heine eens in zijn somber-dichterlijk Weberlied, en 't was ons, toen wij de berichten over dit smadelijke, diep vernederende rechtsgeding lazen, alsof deze woorden voor den huidigen dag pasten in den mond van die rechters en die geuniformeerde beklaagden voor het Volksgericht in München. Als deze geest macht behoudt over Duitschland, dan blijft aan West-Europa geen keuze; dan moet een voortdurend tot het uiterste gedreven wantrouwen de geallieerden hun politiek voorschrijven; dan moet minutieuse controle op den aanmaak van wapenen, op de africhting van troepen gehouden worden; dan moet Duitschland onder voogdij of curateele van zijn overwinnaars blijven totdat dit groote volk in staat zal zijn zichzelf te besturen en geen gevaar voor zijn buren op te leveren. Zelfs Mac Donald die toch waarlijk de beste leider der Engelsche staatkunde is dien de Duitschers kunnen wenschen, is zoo onder den indruk geweest van het gebeurde in Halle - waar er voor een anti-republikeinsche militaire betooging tal van extra-treinen gereden hebben, waar de regimenten voorbij Ludendorff gedefileerd hebben in tegenwoordigheid van een Hohenzollernprins en waar de communisten die een tegenbetooging wilden houden door de politietroepen beschoten zijn - dat hij de voortzetting der militaire controle wenscht.
Ja, Duitschland heeft thans het eigen lot in handen. Tot aan de Fransche verkiezingen was het de politiek van Poincaré, die het Duitsche nationalisme in de hand werkte. Poincaré en Ludendorff, hand in hand, hielden den vrede tegen, zooals immers ook het Duitsche en het Fransche nationalisme saamgewerkt hebben om de wereld in den oorlog te storten. Maar zoodra er een eind komt aan de staatkunde Poincaré is elk motief voor verzet in Duitschland vervallen. Het Britsche en het Fransche volk hebben bewezen dat zij den vrede willen, nu is de beurt aan het Duitsche om hetzelfde te toonen. Zal het daartoe in staat zijn? Zal het zijn demonen weten
| |
| |
uit te bannen? De strijd zal zwaar zijn, buitengewoon zwaar omdat de uitslag der Duitsche verkiezingen het aanblijven der huidige regeering moeilijk heeft gemaakt en de partijverhouding in den rijksdag een regeering van gematigd rechtsche kleur schijnt te eischen. Toch hebben wij vertrouwen, niet alleen omdat het Duitsche volk ongetwijfeld even zeer als het Britsche en Fransche snakt naar het herstel der oude goede verhoudingen in Europa, en op den langen duur zulk een volkswil zelfs in Duitschland niet onder de knie gehouden kan worden, maar ook om de eenvoudige reden, dat zelfs een regeering van rechts in de gegeven omstandigheden niet veel anders zal kunnen doen dan met de Entente-landen saamwerken. Deze heeren van het ‘Völkische Wesen’ hebben wel een uitermate grooten mond en zijn wel gevaarlijker dan wilde dieren wanneer zij over gewapende macht beschikken, maar zeer vaak blijkt hun mond grooter dan hun moed en er komen oogenblikken dat de groote mannen erbarmelijk klein worden, zooals 't altijd gaat met hen die hun zin pogen door te drijven door intimideeren. Toen de coup d'état in de Münchensche bierkelder mislukte, was de groote Ludendorff onder een hoedje te vangen en hij herkreeg zijn aplomb eerst toen hij voor de rechters stond, toegejuicht door een menigte volks; na de Kapp-Putsch vluchtte de held onder een vermomming naar Zweden! En herinnert men zich hoe, toen deze Putsch een oogenblik geslaagd scheen te zijn, de heeren in plaats van den keizer terug te roepen, ijlings verklaarden, in vrede en vriendschap met de geallieerde mogendheden te willen leven en dadelijk vooropstelden dat het vredesverdrag door hen geëerbiedigd werd? Zoo moet het nu ook gaan als er straks een regeering van rechts in Berlijn mocht zetelen. Duitschland is nog altijd vrijwel machteloos en een Duitsche regeering kan niet anders doen dan de gunstige voorwaarden van het deskundigen-rapport dankbaar aanvaarden, met het
gevolg dat de Roerbezetting spoedig kan verdwijnen en Duitschland oneindig
| |
| |
gunstiger gesteld wordt dan het was sinds het de nederlaag leed. Ja, het schijnt zelfs wenschelijker dat die aanvaarding geschiedt dooreen regeering van Ludendorff's geestverwanten dan door echte republikeinen; in het laatste geval blijft de ‘onderwerping aan den nieuwen smadelijken vrede’ ongetwijfeld een gevaarlijk wapen in de handen der Völkische beweging.
Indien dus straks een monarchistische regeering in Berlijn mocht zitting nemen, dan behoeft dit geenszins het einde te beduiden van onze schoone verwachtingen, mits zij slechts door daden toone dat de wederpartij haar vertrouwen kan. Wordt dan het plan der experts uitgevoerd, brengt dit economische verbetering, dan neemt ongetwijfeld de invloed der nationalistische idealen af en bestaat er kans op een vreedzaam samenleven in Europa. De gegevens hiervoor zijn aanwezig: de mark blijft stand houden reeds nu, de uitvoering van het rapport der deskundigen zal haar vermoedelijk voorgoed stabiliseeren; dit moet een gunstige uitwerking hebben op de waardevastheid van de franc en zoo zal er weer normale internationale handel tusschen de oude vijanden mogelijk zijn. Welvaart kan wederkeeren en de grondslag voor een democratische ontwikkeling in Duitschland is gelegd, die een onmisbare voorwaarde is voor den vrede in Europa.
***
En dan de gif- en stikgassen, de luchtvloten en onderzee-eskaders, al de verdelgingsmiddelen aan welker aanmaak ook in de ‘vreedzame’ westersche landen met zulk een ijver gewerkt wordt, dat de eerstkomende oorlog een volslagen verdelging van strijders en non-combattanten zal meebrengen? Wat beteekenen alle schoone verwachtingen tegenover deze werkelijkheid? Zoo hooren wij de twijfelaar vragen. Ach ja, ik weet het: mooie verwachtingen zijn het, meer niet. De geest van het kwaad is waarlijk nog niet overwonnen en mochten de lieden van goeden wille die nu de teugels in handen hebben of zullen krijgen in Engeland en Frankrijk, er
| |
| |
niet in slagen het vredeswerk tot stand te brengen, dan is de toekomst donker. Maar is het ongegrond optimisme, te verwachten, dat nu de oorlogs-mentaliteit zoo duidelijk aan het wijken is onder de overwinnende volkeren, het hun staatslieden zal gelukken een althans voorloopige verzoening teweeg te brengen? En mogen wij dan niet 'n weinig vertrouwen hebben, dat een Duitschland dat een welvarend en vreedzaam lid der Europeesche volkerengemeenschap wordt, opgenomen in den volkenbond natuurlijk, mee zal werken om deze verschrikkingen te ontgaan? Juist de ondenkbare schrikwekkendheid van een toekomstigen oorlog geeft eenig vertrouwen, dat de menschheid althans dien gruwel zal weten te voorkomen.
Groningen, 23 Mei.
|
|