| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
XLII.
Het schrikbeeld der toekomst.
Voor de Duitsche nationalisten, die nog meer lijden onder de vernedering van hun vaderland dan onder den bijna onhoudbaren economischen toestand, moet de lectuur der berichten over de conferentie in Lausanne een ware Tantalus-kwelling geweest zijn. Stel u voor: de zwakste der oorlogs-bondgenooten, die vier jaren lang met Duitsch oorlogstuig en Duitsche militaire leiders op de been gehouden moest worden, die zonder Duitsche hulp zelfs de Dardanellen niet had kunnen verdedigen en die, toen eindelijk Duitschland verzwakte, het op al de buiten-Europeesche oorlogsterreinen moest afleggen...... hij confereert thans als gelijke met gelijken te samen met de machtige overwinnaars, stelt eischen, verwerpt voorstellen en als hij eindelijk zoo goed is om zich bereid te verklaren wel lid te willen worden van den Volkenbond, die voor Duitschland zelf nog immer gesloten blijft, dan is er vreugde in Engeland en Frankrijk en Lord Curzon betuigt Engeland's dankbaarheid voor zulk een welwillendheid. En dit alles gebeurt ter zelfder tijd dat de gealliedrden overwegen of zij Duitschland niet als straf voor zijn
| |
| |
achterstalligheid in de betalingen zullen treffen met een nieuwe vernedering, ja met de bezetting van zijn eenig overgebleven kolengebied! Turkije teruggekeerd op zijn ‘plaats in de zon’, Duitschland nog immer in boeien gekluisterd en - Bonar Law heeft het zelf gezegd - den ondergang nabij! Welk een bitter schouwspel voor de Ludendorffs en Helfferichs die zoo langen tijd in het Turksche rijk niets anders zagen dan den weg voor Duitschland naar het oosten en in het Turksche nationalisme een tijdelijk welkomen bondgenoot, waarmee na de overwinning der Duitsche wapenen gemakkelijk afgerekend zou kunnen worden.
De oorzaak? De Ludendorffs en Helfferichs zullen het antwoord spoedig bij de hand hebben: de verslappende democratie in Duitschland tegenover het felle nationalisme en de vaderandsliefde der Jong-Turken is het, die maakt dat Duitschland zich nog immer laat trappen, terwijl de Turken het juk afwierpen en als gevreesde tegenstanders nu hun wederintree gedaan hebben in de rij der wereldmogendheden. En schijnbaar is dit inderdaad juist, leidt in waarheid het schouwspel van Lausanne tot de troostelooze gevolgtrekking, dat de fouten der vredesverdragen alleen door nieuwe oorlogen, door een militaire wederopstanding der overwonnen volken, hersteld zullen kunnen worden. Toch, slechts schijnbaar, want hoe komt het dat Turkije is geslaagd in hetgeen Duitschland, voor zooveel men kan zien, nog in geen jaren zal lukken? Is het Turksche nationalisme dan zooveel krachtiger dan het Duitsche? Is het Turksche rijk, dat wij allen, reeds vóór den oorlog, als een anachronisme, bestemd om te verdwijnen, beschouwden, waarlijk meer levensvatbaar dan het jonge Duitschland? Vermoedelijk gelooven de Turken 't zelf niet en is de oorzaak voor wie den toestand wat nuchterder beziet een heel andere: Turkije ligt ver van West-Europa en zijn militaire renaissance is wel is waar voor sommige geallieerde belangen schadelijk, maar voor geen der groote overwinnaars is zij een quaestie van leven of dood; van geen hunner loopt de veiligheid
| |
| |
gevaar door een militair sterk Turkije en het laat zich hooren, dat heel spoedig na den oorlog, toen het voor de Ententelanden een dringende eisch werd, hun militaire uitgaven tot een minimum te beperken, de overwinnaars zich uit die verre oostersche landen terugtrokken en hun krachten bewaarden om Duitschland er onder te houden, Daar kwam nog bij, dat op stuk van zaken aan twee der geallieerden, Frankrijk en Italië, de wedergeboorte der Turksche macht allerminst onwelkom was, daar ze een tegenwicht gaf tegen de al te ver gaande Grieksche aspiraties en zoo had het Turksche nationalisme alle gelegenheid om zich in het ontoegankelijke Klein-Azië te herstellen, terwijl Duitschland bleef zuchten ‘in Sklavenketten.’ Natuurlijk is het niet de bedoeling geweest, ook niet van de Fransche en Italiaansche staatslieden, dat het aan kracht zou toenemen in de mate als het gedaan heeft en de plotselinge wederverschijning van den verslagen vijand als overwinnaar aan de zeeëngten is zeker door niemand gewenscht, edoch, gezien de onmogelijkheid om met de beschikbare machtsmiddelen de Ententedictatuur ook in den Levant in stand te houden, heeft men de wijste partij gekozen en is met de heeren aan het onderhandelen gegaan op voet van volkomen gelijkheid, want het spreekt vanzelf dat onder deze omstandigheden de overwinning op de Turken, diplomatiek gesproken, tot op zekere hoogte uitgewischt is. Maar nog eens: al is deze Turksche overwinning een gevolg van de Turksche nationale idealen en vaderlandsliefde, de Duitsche nationalisten zouden zich toch vergissen als zij meenden hetzelfde resulraat te kunnen bereiken door denzelfden weg te volgen, daar zij in zoo buitengewoon veel ongunstiger omstandigheden verkeeren dan hun gewezen wapenbroeders.
Het is allerminst mijn bedoeling met het bovenstaande het groote belang van wat er thans in Lausanne geschiedt te miskennen, want inderdaad is dit nu eens de eerste conferentie na den oorlog waarbij groote wereldhistori- | |
| |
sche problemen betrokken zijn en die grooten invloed kan hebben op de verhouding der volkeren in de toekomst. Al die besprekingen van de afgeloopen vier jaren waren ten slotte niet veel anders dan schermutselingen tusschen de overwinnaars onderling over de uitvoering van hun vredesverdragen, maar nu gaat het over een nieuwe groepeering der volken, over nieuwe machtsverhoudingen. Turkije heeft Griekenland overwonnen met steun van Sovjet-Rusland en het schrikbeeld voor de westersche staatkunde is gelegen in die Russisch-Turksche samenwerking. Zal ze in stand blijven, of zullen de geallieerden de Turken op zulk een wijze van Rusland kunnen losmaken dat hun eigen belangen en die hunner kleine beschermelingen in het oosten er niet te zeer bij in het gedrang komen? Daar gaat het om in Lausanne en het is duidelijk dat hierbij problemen van groot belang voor de wereldgeschiedenis van vele jaren op het spel staan. Want die Russisch-Turksche samenwerking is nog maar een deel van het schrikbeeld, en houdt onmiddellijk verband met de vrees voor het herstel van Duitschland, die immers het eenige richtsnoer is voor de Fransche politiek. Clemenceau heeft het in de reeks van redevoeringen die de onvermoeide tachtigjarige in Amerika uitgesproken heeft, zeer duidelijk gezegd: de Fransche bevolking neemt af, de Duitsche toe en binnen afzienbaren tijd zullen er tweemaal zooveel Duitschers in Europa wonen als Franschen; Rusland is op weg zich te herstellen met Duitsche hulp en als zich straks aan de Russisch-Turksche samenwerking een Duitsch-Russische verbindt, dan is het met de macht van Frankrijk en Italië gedaan en ook Engeland en Amerika, die reeds eenmaal meegevochten hebben om een Duitsche wereldheerschappij te verhinderen, zullen opnieuw in
een nog veel schrikwekkender oorlog geworpen worden.
Hoe dit schrikbeeld der toekomst te voorkomen? Dáárom gaat het in laatste instantie te Lausanne evengoed al op de besprekingen over de schadeloosstelling en de sancties jegens Duitschland, en het laat zich hooren
| |
| |
dat in deze omstandigheden de Turken niet meer als overwonnen vijanden beschouwd kunnen worden, maar als een tegenpartij die in hooge mate ontzien moet worden. Ontegenzeggelijk nu heeft Lord Curzon, die de ziel is van deze besprekingen, met groot diplomatiek talent het spel der Entente geleid en al is 't op het oogenblik van ons schrijven nog niet heelemaal zeker of de conferentie niet onverrichterzake uiteen zal gaan, het was reeds een niet geringe praestatie, het zoo ver te brengen, dat de Turksche onderhandelaars inplaats van aan den kant van Tsjitsjerin bij onaannemelijke eischen te blijven volharden, bereid waren tot vergaande concessies. Op welke wijze de Britsche diplomaat Ismet Pasja en de vergadering in Angora zoo ver gekregen heeft, en - vooral dit - welke rol daarbij gespeeld is door den Amerikaanschen vertegenwoordiger Child, is ons, oningewijden, niet ontsluierd. Maar wat zich wel duidelijk voor onze oogen afgespeeld heeft is dit: met uiterste inspanning van krachten hebben de Russen gewerkt om de Turken te bewegen, slechts zulk een regeling der Dardanellenen Bosporus-quaestie te aanvaarden, dat de toegang der Zwarte Zee zuiver en alleen onder Turksche heerschappij zou zijn, met de klaarblijkelijke bedoeling, dat Rusland daardoor oppermachtig zou worden aan deze zee en in later tijd, dank zij zijn voogdij over de Turken heel den oosthoek van Europa beheerschen zou. Daartegenover is door de Engelschen zóó gemanoeuvreerd, dat de Turken bewilligd hebben in een helaas zeer gecompliceerde regeling, die de vrije doorvaart, ook voor oorlogsschepen, mogelijk moet maken. Of, als 't er op aan komt deze bepalingen omtrent demilitarisatie van een strook lands ter weerszijden der zeeëngten en de controlecommissie inderdaad die vrije doorvaart zullen waarborgen, staat ten zeerste te bezien, maar het is reeds een groote overwinning voor de Europeesche diplomatie, dat de Turken niet volhard hebben bij de Russische eischen, die immers
ook voor hen het voordeeligst waren. Daartoe zijn begrijpelijkerwijze groote concessies noodig geweest: over
| |
| |
Smyrna en Klein-Azië in 't algemeen is zelfs in 't geheel niet gesproken; Oost-Thracië werd den Turken afgestaan en daarmee de terugkeer van de Turken in Europa met al de daaraan verbonden gevaren en kwade kansen voor den vrede in dien hoek der wereld goedgekeurd. Maar zekerlijk zouden deze concessies die van Turkschen kant als een minimum beschouwd werden sinds de verovering van Smyrna, de vergadering in Angora niet ontrouw gemaakt hebben aan de Sovjet-Republiek, als er door Britten en Amerikanen achter de schermen geen belangrijke economische en financieele beloften gedaan waren. Dit is nimmer openlijk gezegd, maar het staat niettemin vrijwel vast, en telken male als Ismet Pasja balsturig werd en de conferentie dreigde te worden verbroken, was er een gesprek onder vier oogen tusschen hem en Lord Curzon of den Amerikaanschen gezant Child noodig om de Turksche bewilliging te verkrijgen. Blijkbaar is dus - gesteld de conferentie mislukt niet op 't laatste oogenblik - de situatie deze geweest, dat de Turken voor het oogenblik althans de vriendschap der Entente, die zich uiten kan in klinkenden munt, hooger stelt dan de broederschap met Rusland, zonder dat daarom nog de banden die Angora aan Moskou binden doorgesneden worden. Zoo zal dan ten slotte zelfs een regeling gevonden worden voor ‘de quaestie der minderheden’ en misschien zelfs die van de capitulaties, hoezeer deze inmenging van vreemden in eigen huis door de Jong-Turken als een diepe vernedering wordt aangezien. Misschien dus, dat, dank zij het ingrijpen van Amerika vooral, er een einde kan komen aan de ten hemel schreiende uitmoording der Armeniërs en dat ook de Grieksche inwoners van Konstantinopel en ander Turksch gebied gespaard kunnen blijven; wellicht zal het oorlogsideaal van de vrijheid der zeestraten bereikt blijken te zijn...... maar hoe broos en precair is het ten deze bereikte en hoeveel diplomatiek talent zal er noodig blijven om dit
Russisch-Turksche gevaar onder den duim te houden, als straks de Turken niet tevreden met het nu behaalde, stuk voor stuk de
| |
| |
oude glorie willen terugwinnen ten koste van de velen die zich in den oorlog met deelen Turksch gebied hebben verrijkt. Want dat dit het doel der Turksche nationalisten blijft, kan immers niet betwijfeld worden, en zoo zal niemand zich wel de illusie maken, dat de bespreking in Lausanne een oplossing brengen zal van de Oostersche quaestie: integendeel deze wordt eer gecompliceerder dan ooit te voren, zelfs al komen de Turken in den Volkenbond.
Terwijl aldus in zake de Oostersche quaestie de Entente eensgezind optrad en daarmee succes had, bleef wat de Duitsche schadeloosstelling betreft de oude tweespalt bestaan en ten tweeden male mislukte een conferentie in Londen. Hier werkt het schrikbeeld der toekomst: een overbevolkt Oost- en Midden-Europa zich werpend op een ontvolkt Frankrijk, anders op de Britsche dan op de Fransche geestesgesteldheid en Frankrijk dat drie maanden geleden reeds ‘zijn vrijheid van handelen hernam’, maar van die hernomen vrijheid nog geen gebruik maakte, dreigt nu opnieuw met een optreden op eigen gelegenheid, bestaande in de bezetting van het Roer-bekken. Dat hierdoor het toekomst-schrikbeeld niet afgewend kan worden, integendeel de economische nood in Duitschland nog slechts vermeerderen moet, de haat aangewakkerd worden en afwending van toekomstige gevaren nog maar moeilijker zal worden, is duidelijk. Maar in Frankrijk wil men dit niet inzien en meent op deze wijze althans geld binnen te zullen krijgen en daarbij Duitschland langer klein te zullen houden. Bonar Law verzet zich tegen deze staatkunde evengoed als Lloyd George gedaan heeft, vandaar dat de besprekingen in Londen zonder resultaat bleven en in het nieuwe jaar in Parijs voortgezet moeten worden. Maar wie ziet hoe Poincaré in het Fransche parlement moet spreken om een votum van vertrouwen te krijgen en dit vergelijkt met wat Bonar Law in het Britsche lagerhuis zeggen moest om de onbescheiden vragers gerust te stellen, die kan ook van de
| |
| |
Parijsche besprekingen niet veel verwachten. Want men kan er niet aan twijfelen, dat in deze zaak niet alleen de Fransche regeering tegenover de Britsche staat, maar wel degelijk de Fransche openbare meening tegenover die aan den overkant van het Kanaal. Niet Poincaré persoonlijk, maar de machtigste strooming in het Fransche parlement en de pers zoekt beveiliging en herstel in dwangmiddelen jegens Duitschland, terwijl in Engeland sinds lang reeds de meening overheerscht, dat deze weg alleen tot een chaos in Duitschland leiden kan. De onbewimpelde mededeelingen van Lloyd George - die nu hij van verantwoordelijk leider oppositie-man-journalist geworden is, nog veel belangwekkender dingen zegt dan vroeger - stellen dit nog eens extra duidelijk in het licht. In een tweetal artikelen, door tal van bladen in alle landen verspreid, heeft Lloyd George allerlei geheimen verklapt betreffende de vredesonderhandelingen en daarmee bevestigd, 't geen reeds vermoed werd, dat de meest vooraanstaande politieke en militaire leiders in Frankrijk de Fransche grens tot aan den Rijn hebben willen verleggen. En dat er nog immer een sterke partij in Frankrijk bestaat die ook nu nog dien kant uit wil, die alleen in den Rijn als strategische grens een waarborg meent te kunnen vinden tegen het schrikbeeld der uit het oosten oprukkende Duitsche horden, dat is voor ons aan geen twijfel onderhevig. De bezetting van het Roer-bekken zou een stap in die richting zijn,
ook al mocht ze tijdelijk wezen, en ook de pogingen tot vorming van een zelfstandige republiek in het Rijnland, waartegen nog telkens Duitsche protesten opgaan, zijn een uitvloeisel van dit streven en zijn nog niet opgegeven. Het spreekt vanzelf, dat de Engelschen zich ten felste hiertegen verzetten en ook Poincaré gaat voor het oogenblik begrijpelijkerwijze niet zoo ver. Maar ten slotte is dit toch de logische consequentie van de politiek die sinds den vrede door Frankrijk gevoerd wordt en uit niets blijkt duidelijker dan hieruit hoe ver Frankrijk en Engeland van elkander verwijderd zijn.
| |
| |
Ook in deze moeilijkheden ziet thans Europa uit naar de Amerikaansche tusschenkomst: zooals Amerika's vertegenwoordiger in Lausanne zijn machtwoord liet hooren, zoodra de conferentie dreigde te stranden op Turkije's onverzoenlijkheid, zoo hoopt men nu op hulp der groote republiek om tegelijkertijd Engeland's verlangen naar economisch herstel van Duitschland te bevredigen en de Fransche eischen van geld in den buidel te bevredigen. Een Amerikaansche leening aan Duitschland, die deels gebruikt zou worden om Frankrijk te helpen, deels voor stabiliseering van de mark en die het mogelijk zou maken Duitschland voor 'n behoorlijken tijd uitstel van betaling te geven, zou het redmiddel moeten zijn. Maar of daarvan iets komen zal, is voor 't oogenblik nog hoogst twijfelachtig. Wel is ongetwijfeld, ten gevolge van de onverwachte nederlaag der republikeinsche partij bij de verkiezingen voor het Congres, en misschien ook wel mede ten gevolge van Clemenceau's propaganda, de wind in Washington gekeerd, d.w.z. staat men niet meer, zooals vlak na den oorlog, op het standpunt dat Europa zich zelf maar moet genezen en dat de Nieuwe Wereld niets met de ruzie in de Oude te maken heeft, maar of deze verandering in de geesten al zoo ver gevorderd is, dat er inderdaad eenige millioenen of misschien zelfs 'n milliard dollars gevonden zullen worden om Europa op de been te helpen, staat toch zeer te bezien. Van regeeringszijde heeft men zich nog op geen wijze gebonden en we moeten voorloopig al blij zijn met dit verlaten van het principe der onthouding en verwachten, dat nu het eenmaal zoo ver is, de Amerikanen gaandeweg zullen gaan inzien, dat ook zij bij een zich zelf te gronde richtend Europa niets dan nadeel kunnen hebben, ja dat Europa's voorspoed voor hen een levensbelang is. Het spreekt vanzelf, dat àls het eenmaal zoover is, Amerika in de Britsch-Fransche tweespalt moet komen te staan aan de Britsche zijde.
Het nieuwe jaar zal spoedig genoeg leeren, in hoever de op Amerika's hulp gebouwde verwachtingen, gegrond
| |
| |
zijn: blijft echter hulp van dien kant uit, dan hebben wij ons voor te bereiden op een nieuwe politieke crisis, die zoowel de Entente in gevaar kan brengen, als ook Duitschland in den afgrond storten, aan welks rand het zich naar de verklaring van den Britschen premier bevindt.
Groningen, Kerstmis 1922. |
|