Onze Eeuw. Jaargang 22(1922)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 254] [p. 254] Verzen Van W.G. Zwaan. Avond-nevel. De zon was heengegaan; Een nevel-waas schoof bleeke wade Ongeziene aan, De duinen schenen zich te baden, Hadden slui'ren omgedaan... De zee werd wolkenbaan, Waarin de schepen 'luidloos zonken Stil teniet gedaan,...... En alles alles was verdronken, Heel de wereld scheen vergaan...... [pagina 255] [p. 255] Gevangenis. Ach, de nacht is weer koud en kil, Een gapend duister, blik in graf, - Ach, mijn starende oogen zijn strak, Mijn handen lam - en 'k ben zoo moe...... 'k Zie niets dan vallende blâren, Blâren, ach, die vallen ten grave, - Hulpeloos snik ik, gemarteld - En wil slapen -, maar kàn niet slapen...... Ach, een zware deur houdt tegen - En dikke muren, die grijnzen, - Ik ben in cel van dood-gedoemde, Die niet mag -, wachten moet, ach, wachten...... De nacht is koud en kil, maar geeft... Geen koeling -; een doffe wensch In wanhoop broeit......, ach, 'k verlang naar dood Naar dood, - want 'k ben ontmoedigd, en zoo moe... [pagina 256] [p. 256] Avond. Kalm ligt zee in avond, bewegingloos, Rustig doez'lend matten suizel-klater Van paar kleene loome dommel-golfjens -, 'n Licht van vaag een scheepje wiegelt nauw'lijks...... Stil is 't strand - en stil zijn de duinen -, leev'- Verlaten......, door mensch ontvlucht, die schijnbaar Prett'ger toeft......; ik ga alleen, plezier-bewust. - Wolken-hemel laat soms even blinken Verscholen maan, waardoor dan alles wit- Overdroomd wordt als met smet'loos sneeuwlaag In een bleeke mijmerende scheem'ring. - En groote stilte heerscht -, al het geluid Schijnt als boei-bevrozen......; vrede, alom Vrede, die een rust schenkt, diep geweten. - Maar, weer verderop, terug, daar bronst mij Roezing tegen, als een stormig brand, Van de daver-dondering der stad, Schatert geel-rood licht op -. Vreê zijgt henen...... Vorige Volgende