Onze Eeuw. Jaargang 21(1921)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 364] [p. 364] Verzen Van Jacqueline E. van der Waals. Zomermorgen. Rondeel. Aanstonds, toen ik wakker werd, Scheen de zon mij in de ruiten En de vogeltjes daarbuiten, Van nabij en in de vert, Sloegen, 't bekje opgesperd, Aan het zingen en het fluiten, Aanstonds, toen ik wakker werd, Dat de englen met hun luiten Niet zoo vrij en onbenerd, - Als de dooden 't oog ontsluiten - Hunne vreugde kunnen uiten In het hemelsche concert, Als de vogeltjes daarbuiten Aanstonds, toen ik wakker werd. [pagina 365] [p. 365] Rozeboompje. Als de zon des avonds daalt Staat mijn rozeboom vol rozen In het avondlicht te blozen, Dat zijn kruintje overstraalt. 't Boompje bloost en bloeit en blinkt In het midden van mijn gaarde, Waar rondom de duistrende aarde Reeds in schemering verzinkt. 's Avonds in mijn rozenhof Blijft het avondlicht gevangen In de duizend roosjes hangen Roodend roos en rozelof. [pagina 366] [p. 366] Aan............ Ik durf met mijn denken Uw smart niet genaken, Niet aan te raken Uw droefenis; Hetgeen mij zou troosten Licht zou het u krenken, Het teerste en brooste Dat in u is. Ik zie uw verklaarde, Uw stilfijne trekken, Die, wat ze bedekken Aan wanhoop en strijd, Verheerlijkt belijden En dankbaar aanvaarden Het gevensbereide, Dat in ons schreit. Vorige Volgende