| |
| |
| |
De Nederlandsche Overzeetrust Maatschappij. (N.O.T.).
Door V.R.Y. Croesen.
De oorlog heeft nu welhaast anderhalf jaar in Europa gewoed en in stede van te verslappen breidt hij zich nog voortdurend over eene steeds grooter wordende oppervlakte van ons werelddeel uit. Niemand heeft bij den aanvang aan een zoodanig lange worsteling gedacht en nergens heeft men dan ook voor zoo'n lange periode voorzorgsmaatregelen getroffen. - En toch gaat het leven van de groote massa van onze bevolking alweder vrij geregeld zijn gang. Niettegenstaande de grondvesten van ons maatschappelijk leven bijna alle ondermijnd zijn hebben wij ons gewend aan den huidigen toestand en ons vereenzelvigd met maatregelen, die ons nog niet zoo heel lang geleden met schrik en vrees voor de toekomst vervuld zouden hebben. Op de periode van panischen schrik, die gelukkig maar heel kort duurde, is er eene gevolgd, waarin met koortsachtige haast gewerkt werd om op de ruïnes van ‘het vroegere maatschappelijke leven’ een stel nieuwe gebouwen op te richten. 't Zijn allerminst wonderen van architectuur, zij dragen in alle onderdeelen de kenmerken van de haast, waarmede
| |
| |
zij in elkaar werden getimmerd, er vertoonen zich telkens gebreken en ieder oogenblik is herstelling noodig, maar toch, wij zijn in zekeren zin alweder in de nieuwe woningen thuis.
Wie de bouwmeesters waren? In de eerste plaats de Regeering, maar daarnaast werd ook menig gebouw door het particulier initiatief opgericht. Onze industrie en handel, in het bezit van hun volle kracht, doordat zij niet verwend waren door beschermende rechten, maar integendeel gewend waren op eigen beenen te staan en zelf hun wegen te zoeken, zijn in staat gebleken duizenderlei moeilijkheden op te lossen en nieuwe methoden uit te denken, waar de oude voorloopig onbruikbaar bleken. - Men heeft alle reden om er zich over te verwonderen, dat ‘het nieuwe maatschappelijke leven’ weer zoo spoedig, zij het ook met horten en stooten, op gang kwam en men moet er zich tevens over verheugen, dat onze volkskracht zoo groot bleek te zijn, dat zij, ten deele zonder rijkshulp, raad wist te schaffen.
Een van de meest merkwaardige en meest belangrijke uitingen van die kracht is wel geweest de tot standkoming van de Nederlandsche Overzeetrust Maatschappij. (N.O.T.). Toen omstreeks November 1914 onze overzeesche goederenhandel gevaar liep vrijwel geheel stop gezet te worden door de maatregelen van verschillende der oorlogvoerende partijen is, door samenwerking van de Commissie voor den Nederlandschen Handel met een aantal Stoomvaartmaatschappijen en bankinstellingen, de maatschappij gesticht, die thans door bijna ieder Nederlander, zij het dan soms alleen ook in naam, gekend wordt als ‘de Not’. - Toen eenmaal het uithongerings- en uitputtingssysteem door enkele van de oorlogvoerenden uitgedacht was en in toepassing gebracht werd, liep Nederland groote kans mede in de verdrukking te zullen geraken. - Men moge over het hierboven genoemde systeem denken zooals men wil en het in onzen modernen tijd al of niet toelaatbaar achten, maar eenmaal aanvaard was het niet anders mogelijk dan een onbelemmerden invoer van allerlei goederen in het
| |
| |
neutrale Nederland als een hoogst zwakke plek in het systeen te beschouwen. - Nederland toch, gelegen te midden van de oorlogvoerende partijen en aan de zee, in het bezit van een groote handelsvloot, in normale tijden voor een deel levende van een hoogst omvangrijken doorvoerhandel en in staat zijnde om bij onbelemmerden invoer van grondstoffen allerlei artikelen van waarde voor Duitschland te produceeren, is allerminst eene quantité négligeable inzake voorziening van de Centrale Mogendheden met levensen oorlogsbehoeften.
Of eene zoodanige belemmering of stremming van ons verkeer ter zee dan niet in strijd is met vroeger gesloten tractaten? Wij hebben in onze eigen taal een spreekwoord, dat zegt ‘nood breekt wet’ en de belemmering van den vrijen handel ter zee van de neutrale mogendheden is allerminst de eenige toepassing van dat spreekwoord in de geschiedenis van dezen oorlog.
Maar met dat stopzetten van onzen aanvoer over zee dreigden niet alleen onze transito-handel en onze exportindustrie in het gedrang te komen, maar ook de voorziening van onze eigen behoeften aan levensmiddelen en andere noodzakelijke verbruiksartikelen. - Aanvankelijk trachtte onze Regeering dat gevaar te bezweren door den invoer van granen zelf ter hand te nemen, door verschillende goederen aan de Regeering te laten consigneeren en door uitvoerverboden van allerlei artikelen in het leven te roepen. - Wat betreft tarwe (meel en bloem) is dit steeds zoo gebleven; de Regeering is de eenige importeur, die tevens voor de distributie aan de bakkers zorgt en daarbij zoodanige maatregelen getroffen heeft, dat frauduleuze uitvoer van deze voedingsmiddelen tot de onmogelijkheden behoort. Hetzelfde geldt ten deele voor maïs, dat thans, meer dan vroeger, een belangrijke rol speelt bij de voeding van onze varkensstápel en bij die van enkele andere huisdiergroepen (pluimvee, enz.). Ook ten aanzien van het derde, hierboven genoemde middel gaat de Regeering nog steeds op den eenmaal ingeslagen weg voort en wel door het handhaven of het in het leven roepen van uitvoerverboden, absolute,
| |
| |
zoowel als gedeeltelijke. - Daarbij heeft men onder absolute uitvoerverboden te verstaan zoodanige verhindering van den uitvoer van eenig artikel, dat alleen bij hooge uitzondering en gewoonlijk gedurende eene korte spanne tijds, onmiddellijk volgende op de afkondiging, dispensatie van het verbod mogelijk is. -
Onder gedeeltelijke uitvoerverboden heeft men te verstaan regelingen, waarbij aan iederen, op consent toegestanen uitvoer van eenig artikel de levering van eene bepaalde hoeveelheid van datzelfde artikel voor binnenlandsche consumptie verbonden is. (Bijv. boter, kaas, varkensvleesch, eieren, enz.).
Tegen het tweede, hierboven genoemde en aanvankelijk toegepaste middel, het consigneeren van allerlei in te voeren goederen aan de Nederlandsche Regeering, rezen verschillende bedenkingen, zoodat daarmede niet kon worden doorgegaan. - De N.O.T. oefent haar werkzaamheden uit bij de gratie van enkele buitenlandsche regeeringen; daarbij trachten die regeeringen zich de zekerheid te verschaffen, dat de invoeren van verschillende artikelen onze eigen behoefte niet overtreffen en voorts dat in ieder geval niet een gedeelte daarvan over onze Oostelijke grenzen naar de Centrale Mogendheden uitgevoerd wordt. Wanneer men dit in het het oog houdt en daarbij bedenkt, dat de maatregelen, die tegenover ons neutrale land genomen worden, niet altijd wettig zijn, dan zal men moeten erkennen, dat onze Regeering zich op den duur niet kon leenen om aan de uitvoering van zoodanige maatregelen mede te werken en die daarmede als het ware te sanctionneeren. Daarbij komt nog iets; het consigneeren aan een adres van onverdachte reputatie is geen doel, maar slechts middel. Er wordt op gerekend, dat de geconsigneerde de goederen slechts aan den kooper aflevert, wanneer hij de noodige zekerheid heeft gekregen, dat de grondstoffen of de daaruit vervaardigde producten niet alleen niet door de ontvangers der goederen naar de Centrale Mogendheden worden uitgevoerd, maar ook dat zoodanige ongewenschte uitvoer niet door latere koopers geschiedt. De taak van de instelling,
| |
| |
die toelaat, dat alle goederen aan haar geconsigneerd worden is dus eene hoogst verantwoordelijke en het kan niet op den weg van onze Regeering liggen onze toch reeds ingewikkelde en nog altijd precaire positie, nog gevaarlijker te maken.
De N.O.T. is dus uit den nood der tijden geboren en oefent, waar zij het vertrouwen van de Regeeringen der geallieerden heeft en invoer buiten hare medewerking van de meeste goederen onmogelijk is, een buitengewoon groote macht uit. Het is een ongekend iets in de geschiedenis van ons land, dat ééne particuliere instelling onzen handel en industrie vrijwel geheel beheerscht. In normale tijden zou men dat als een hoogst ongewenscht verschijnsel moeten beschouwen, maar gegeven de huidige omstandigheden en toegerust met de wetenschap, dat zonder een controleerend lichaam als de N.O.T. onze handel en industrie reeds grootendeels verloopen zouden zijn, moet men dankbaar het vele goede, dat de Nederlandsche Overzeetrust Maatschappij verrichtte, erkennen en aanvaarden.
Het doel van de N.O.T. is blijkens Artikel 2 van de laatst gewijzigde statuten: ‘het verleenen van hare tusschenkomst in den ruimsten zin des woords ten behoeve van Nederlandsche kooplieden of vennootschappen van koophandel teneinde ondanks den bestaanden oorlogstoestand den ongestoorden aanvoer en uitvoer van goederen zooveel mogelijk te verzekeren’. Zij doet zelve geen zaken, maar treedt uitsluitend bemiddelend op. Het maken van winst is uitgesloten; uit het saldo van eenig jaar worden allereerst zooveel mogelijk terugbetaald de door de aandeelhouders gestorte gelden, vermeerderd met 4% rente, terwijl het daarna overblijvende aan het Koninklijk Nationaal Steuncomité wordt uitgekeerd.
De Vennootschap wordt beheerd door een Raad van Bestuur, die uit zijn midden eene uitvoerende Commissie benoemt. Aan beide bestuursorganen is dezelfde Secretaris toegevoegd.
Teneinde haar taak van bemiddelaar te kunnen ver- | |
| |
vullen moest de N.O.T. beginnen met het vertrouwen van de buitenlandsche regeeringen te winnen. Zij moest deze overtuigen, dat zij bereid en in staat was zoodanige maatregelen te treffen, dat aan haar geconsigneerde en en daarom doorgelaten goederen niet ten slotte toch uitgevoerd werden naar, of langs een omweg terecht kwamen bij de Centrale Mogendheden. Na veel onderhandelen, zoowel hier te lande met den handelsattaché van de verbonden mogendheden (Groot-Britannië, Frankrijk en Rusland) als in Londen en Parijs en trots herhaalde tegenwerking en verdachtmaking in buitenlandsche bladen, werd dat vertrouwen gewonnen en kon de N.O.T. haar taak dus gaan vervullen. Dit bereikt zijnde, is de gang van zaken bij den invoer van de meeste goederen thans als volgt.
De aanstaande importeur van het van overzee aan te voeren artikel richt tot de N.O.T. het verzoek dat aan haar te mogen consigneeren. Voor dat verzoek bestaan bepaalde formulieren, waarin de aanvrager o.m. moet verklaren ‘dat hij (zij) is Nederlandsche Koopman (Nederlandsche Vennootschap van Koophandel) en dat hij (zij) handel drijft in de in deze aanvrage bedoelde goederen en niet optreedt als hebbende daarbij slechts een zijdelingsch belang bij voorbeeld als expediteur of agent, alsmede, dat hij (zij) niet is agent(e) eener oorlogvoerende Regeering, noch tot zulk een agent in betrekking staat, en dat de na te noemen goederen en alle producten daaruit uitsluitend zijn voor binnenlandsch verbruik of voor wederuitvoer naar Nederlandsche Koloniën of het land van herkomst of het gebied van onzijdige staten voor het gebruik aldaar’. Daarbij is bepaald, dat wederuitvoer naar oorlogvoerend gebied (bijv. Duitschland of Italië) van goederen, die onzijdig gebied (bijv. Zwitserland of Zweden) als eindbestemming hebben, niet beschouwd wordt als wederuitvoer naar neutrale landen, tenzij de N.O.T. het tegendeel bepaalt.
De aanstaande importeur moet zich voorts bereid verklaren zich te zullen onderwerpen aan de bepalingen, voorwaarden en bedingen, gelijk die zullen worden omschreven in de tengevolge der aanvrage eventueel te sluiten
| |
| |
overeenkomst en bereid zijn tot zekerheid voor de stipte naleving van zoodanige overeenkomst aan de N.O.T. een bankgarantie of een ander pand te geven.
Op deze aanvrage wordt door de Uitvoerende Commissie eene beslissing genomen en, zoo deze gunstig luidt, vervolgens een importeurscontract opgemaakt. Intusschen heeft de Raad van Bestuur gedurende drie dagen gelegenheid zich tegen het verleenen van vergunning tot consigneeren aan de N.O.T. te verzetten. In genoemd contract wordt o.m. bepaald, dat ‘de importeur de N.O.T. onherroepelijk machtigt om over te gaan tot naasting of tot aanhouding tot na den oorlog van aan de N.O.T. geadresseerde goederen ten opzichte waarvan, ter beoordeeling van de N.O.T., het vermoeden bestaat, dat zij eene andere bestemming hebben, dan elders in het contract omschreven is en dat de N.O.T. zich het recht voorbehoudt voor ter zake van de aflevering zoodanig voorbehoud te maken als haar in verband met het doel der N.O.T. noodzakelijk voorkomt’. Voorts moet de importeur in het contract verklaren, dat ‘de N.O.T. bevoegd zal zijn, zonder eenigen vorm van proces en zonder dat daartoe eenig vonnis of eenige machtiging of eenige medewerking van den importeur vereischt is’, het bedrag van eene door de N.O.T. opgelegde boete te vorderen van den bankier, die voor de stipte naleving der overeenkomst een bankgarantie tot zekerheid heeft gesteld.
Door den importeur moet, gelijktijdig met het door hem geteekende importeurscontract, eene, door eenige bank geteekende bankgarantie tot het bedrag van de in het importeurscontract bedongen maximumboeten, ingezonden worden.
Terwijl de algemeene gang van zaken bij den invoer van goederen van overzee is, zooals hierboven werd aangegeven, doen zich in de practijk natuurlijk allerlei afwijkingen voor.
In de eerste plaats behoeven niet alle goederen door
| |
| |
bemiddeling van de N.O.T. te worden ingevoerd; behalve tarwe en meel en ten deele ook mais, die, zooals wij zagen rechtstreeks door de Regeering worden aangevoerd, kunnen de meeste zuidvruchten nog steeds onbelemmerd worden ingevoerd.
In de tweede plaats zijn de N.O.T.-condities voor den aanvoer uit oorlogvoerende en niet-oorlogvoerende landen eenigszins verschillend.
In de derde plaats heeft de bemiddeling van de N.O.T. niet uitsluitend betrekking op aanvoeren van overzee, maar worden tegenwoordig ook sommige artikelen uit Duitschland (bijv. machines en machinedeelen aan de N.O.T. geconsigneerd).
Voorts geeft de N.O.T. consenten af voor den invoer van goederen van overzee. Deze consenten dienen uitsluitend om den aanstaanden importeur de gelegenheid te geven tegenover zijn buitenlandschen leverancier te bewijzen, dat de N.O.T. er in toegestemd heeft de goederen aan haar te consigneeren. De buitenlandsche bijv. Engelsche leverancier gaat met dit consent naar het War Trade Department te Londen en verzoekt op grond van dat consent een ‘license’ voor uitvoer te mogen ontvangen. De geldigheidsduur van een consent is niet onbeperkt; heeft na eenigen tijd geen invoer van de in dat consent genoemde goederen plaats gehad, dan vervalt het en dient de importeur een nieuw consent aan te vragen. Door de invoering van deze consenten voor den aanvoer uit oorlogvoerende landen is de aankoop van goederen eenigszins ingewikkeld geworden; men begint bijv. in Engeland een partij goed te koopen onder beding, dat een ‘license’ verkregen zal worden, vraagt daarna een consent bij de N.O.T. aan, laat met behulp daarvan eene ‘license’ aanvragen, terwijl vervolgens, nadat het War Trade Department zijne toestemming tot uitvoer gegeven heeft, een importeurscontract tegenover de N.O.T. geteekend en eene garantie gesteld moet worden.
Naast bovengenoemde bestaan nog andere consenten, namelijk voor den aanvoer uit niet-oorlogvoerende staten;
| |
| |
deze consenten hebben voornamelijk ten doel tegenover de gezagvoerders van de schepen, die de goederen naar Nederland moeten brengen, het bewijs te leveren, dat deze goederen onder N.O.T.-condities worden aangevoerd. Bij controle van de lading dier schepen door een der oorlogvoerende partijen kan aldus aangetoond worden dat die goederen niet bestemd zijn voor of afgeleverd kunnen worden aan den vijand.
Met betrekking tot de bankgaranties kunnen in hoofdzaak twee gevallen onderscheiden worden. In de eerste plaats heeft men het geval, dat voor iederen nieuwen aanvoer eene nieuwe garantie gesteld moet worden, terwijl alle vroeger gestelde garanties van kracht blijven. In dat geval wordt het bedrag der loopende garanties voor den importeur steeds grooter. Daarnaast doet zich het geval voor, dat de N.O.T. voor bepaalde firma's eene ‘doorloopende’ garantie vaststelt, waarbij een bepaald bedrag als maximum-garantie voor eene firma wordt genoemd. In het laatste geval wordt wel, evenals bij de steeds oploopende garantie, voor ieder nieuw importeurscontract eene nieuwe garantie geteekend, doch in den tekst der garantieverklaring wordt vermeld, dat zij geacht wordt deel uit te maken van de (doorloopende) garantie no...., groot × gulden.
Aangezien de importeur van eenig artikel tegenover de N.O.T. niet alleen aansprakelijk is voor door hem zelf gepleegde anti-contractueelen uitvoer (grondstoffen of de daaruit vervaardigde producten), maar ook voor zoodanige handeling, gepleegd door een afnemer in de eerste, tweede of volgende hand, vraagt menige importeur van zijn afnemer eveneens eene bankgarantie of wel eene verklaring, waarbij de ontvanger zich aansprakelijk stelt voor de gevolgen, welke voor den importeur uit anti-contractueelen uitvoer mochten ontstaan. De eerste afnemer doet dit soms weer tegenover zijn afnemers, enz.
Zijn de goederen op de bovenomschreven wijze eenmaal ingevoerd en aan de importeurs afgeleverd, dan begint een tweede, vooral niet minder belangrijke taak voor de N.O.T., n.l. het uitoefenen van toezicht dat geen anti- | |
| |
contractueelen uitvoer plaats heeft. De N.O.T. moge nog zoo voorzichtig zijn bij het verleenen van toestemming om goederen aan haar te mogen consigneeren, nog zoo consciëntieus boetebedingen vaststellen en nog zoo angstvallig bij de aflevering der goederen allerlei voorzorgsmaatregelen treffen, toch kan anti-contractueele uitvoer, minder door de importeurs dan wel door de afnemers in de tweede of volgende hand, niet geheel tegengegaan worden. En daarom moet de N.O.T. eene omvangrijke contrôle uitoefenen en, wanneer van overtreding mocht blijken, de straf onmiddellijk op de zonde laten volgen. - Daarbij komt nog dat buitenlandsche regeeringen, die blijkbaar zelf ook toezicht houden op datgene wat er met de op N.O.T.-condities ingevoerde goederen gebeurt en die thans een groot vertrouwen in de N.O.T. stellen, het laatste slechts zullen blijven doen, wanneer het blijkt, dat de N.O.T. ook in dit opzicht voor de op zich genomen taak berekend is.
Omtrent het toepassen van de boete-bepalingen uit de importeurs-contracten valt niet veel te vermelden. Wel zijn dienaangaande enkele malen berichten in de pers verschenen, maar over het algemeen worden dergelijke zaken blijkbaar als van streng vertrouwelijken aard beschouwd. Enkele malen heeft de N.O.T. haar voornemen kenbaar gemaakt om, bij wijze van verzwaring van straf, opgelegde boeten met naam en adres van de betreffende firma's te publiceeren, maar totnogtoe heeft zulks niet plaatsgehad. - Daaruit mag tot het weinig voorkomen van dergelijke gevallen en dus tot het goed werken der organisatie geconcludeerd worden. -
Met het bovenstaande is de taak van de N.O.T. nog allerminst volledig omschreven. - Herhaaldelijk blijkt een der oorlogvoerende landen huiverachtig om het eene of andere artikel, dat wij toch broodnoodig hebben, door te laten, zelfs, wanneer het aan de N.O.T. geconsigneerd zou worden. - Meer dan eens zijn dan sommige leden van de Uitvoerende Commissie, al of niet in samenwerking met vertegenwoordigers van andere lichamen werkzaam geweest - en met succes - om de vreemde regeeringen
| |
| |
te overtuigen, dat invoer dier artikelen zonder bezwaar kon geschieden. -
Bij hare werkzaamheden heeft de N.O.T. blijken gegeven van een groot aanpassingsvermogen, iets wat als een hoogst belangrijke post in haar credit moet geboekt worden en wat, naar alle waarschijnlijkheid, bij een regeeringsbureau met overeenkomstige taak niet in die mate mogelijk geweest zou zijn. - Enkele voorbeelden mogen hier volgen. -
De bemiddeling van de N.O.T. brengt kosten met zich mede. In de eerste plaats vraagt zij zelve bij het aangaan van importeurs-contracten en ook voor andere bemoeiïngen een bepaald administratieloon, terwijl in de tweede plaats de bankier, die eene bankgarantie teekent, daarvoor eene bepaalde rente vraagt (¼% voor de eerste drie maanden en 1/12% voor iedere volgende maand (tegenwoordig) met een maximum van 1% over den geheelen loopduur der garantie). Toen een aantal groot-industrieelen met het oog op de groote kosten der bankgaranties er toe overging eene onderlinge organisatie voor het stellen dier garanties op te richten, werd die organisatie, de Industrieele Credietbank, door de N.O.T. als zoodanig toegelaten. Hetzelfde geschiedde met enkele soortgelijke onderlinge organisaties, die later opgericht werden. (Garantiebank voor den Kunstmesthandel, Garantiebank voor den Goederenhandel, Garantiebank voor den Wijnhandel).
Toen het bleek, dat de N.O.T. niet altijd in staat was voldoende vlug een deskundig oordeel te verkrijgen over aangevraagde consenten voor zeer speciale artikelen, die bovendien in betrekkelijk kleine partijen worden aangevoerd, was zij bereid het beoordeelen der consent-aanvragen aan commissies van deskundigen over te dragen. Dit geschiedt o.m. voor heeren- en dames-modeartikelen, kleeding, kramerijen, galanteriëen, glas- en aardewerk, tapijten, vloerzeilen, behangselpapier, luxe-papier, enz. De Amsterdamsche Winkeliersvereeniging, de Handelsvereeni- | |
| |
ging ‘Rotterdam’, de vereeniging ‘de Hanze’, de Bond tot Bevordering van den handel met het Buitenland, enz. spelen in deze de rol van deskundige voorlichters.
Voorts heeft de N.O.T. er in toegestemd voor sommige kleine importeurs, behoorende tot den handeldrijvenden middenstand en tevens lid zijnde van bepaalde vereenigingen (bijv. ‘de Hanze’) het geven van een bankgarantie te laten vervallen. Zoodanige vereeniging is dan echter voor hare leden aansprakelijk tegenover de N.O.T.; de waarde van den import dier leden mag per maand niet hooger zijn dan f 150.-.
Komende tot eene beoordeeling van hetgeen de N.O.T. voor ons land doet, wil ik in de eerste plaats herhalen, wat reeds vroeger gezegd werd, namelijk, dat de N.O.T. uit den nood der tijden geboren werd en zich dus aan te passen had bij de toestanden van het oogenblik. Zij heeft haar ontstaan uitsluitend te danken aan de, al of niet wettige handelingen van sommige der oorlogvoerende partijen en heeft alleen ten doel de nadeelige gevolgen daarvan zooveel mogelijk te voorkomen of op te heffen. Er zijn personen, wien het tegen de borst stuit zich aan allerlei beperkende bepalingen en controlemaatregelen te moeten onderwerpen en die zoo kortzichtig zijn de daardoor veroorzaakte last en kosten aan de N.O.T. te wijten. Anderen worden door die bepalingen en maatregelen verhinderd een goeden slag te slaan; de N.O.T. draagt in hun oogen alleen de schuld en zij zingen mede in het koor der ontevredenen.
Men vergete voorts niet, dat de N.O.T., aanvankelijk klein opgezet, zonder voorbeeld, dat uit vroeger dagen gevolgd kon worden, en zonder juiste voorstelling van haar toekomstige werkzaamheden, zich weldra voor een reuzentaak gesteld zag, die nog onophoudelijk toeneemt. Wanneer men daarbij bedenkt, dat de verhoudingen op politiek, economisch en handelsgebied, vooral in den aanvang, maar ook nu nog bijna met den dag wijziging ondergaan, dan is het geen wonder dat het organisme der jonge maatschappij,
| |
| |
waaraan zelfs geen tijd voor de gebruikelijke kinderziekten werd gelaten, wel eens niet geheel naar wensch functionneert. Zoo ontstaan klachten over te langzamen gang van zaken, over onbekwaamheid, enz. Dat ze niet wel eens gegrond zijn durf ik niet beweren, maar wel betwijfel ik het of de klagers, wanneer zij zelf voor de taak van de N.O.T. waren geplaatst, ze hadden kunnen vermijden.
Of dan de N.O.T.-organisatie de meest juiste oplossing is voor de moeilijkheden, die zich voordeden? Misschien wel en misschien niet, maar 'n oplossing is zij zeker. Later, als het weer alom vrede is en men de gevolgen van alles rustig zal kunnen overzien, zal men beschouwingen kunnen gaan houden en leeringen kunnen trekken. En als dan nog later weer eens dergelijke toestanden geboren mochten worden - wat niemand wenschen zal - dan.... ja dan zal men geen tijd hebben om oude ervaringen te gaan overwegen en dan zal men handelen, zooals de omstandigheden zulks dan medebrengen. Ik weet wel, men heeft elders bijv. in Denemarken, nadat de N.O.T. eenigen tijd gewerkt had, ook maatregelen inzake de blokkade van de Noordzee getroffen, waarbij, naar men zegt de controle op de zaken van den enkeling minder vergaande is dan bij ons. Maar zonder eene nauwkeurige vergelijking, niet alleen tusschen de verschillende in toepassing gebrachte stelsels, maar ook tusschen de omstandigheden, waaronder ze uitgevoerd moeten worden, zegt dit niets. Over het algemeen wordt het als een fout van de N.O.T.-organisatie beschouwd, dat het zal kunnen gebeuren, dat men tegenover verschillende personen, die later vermoedelijk in allerlei andere, wellicht concurreerende ondernemingen werkzaam zullen zijn, volkomen opening van zaken en boeken zal moeten doen. Geheel zonder bedenking is dit inderdaad niet, maar daarnaast overwege men, dat men bij het organiseeren van de N.O.T. niet voor het kiezen, maar alleen te vragen had: hoever moeten onze bevoegdheden tegenover de importeurs gaan om het vertrouwen van de buitenlandsche regeeringen te krijgen. En voorts mag men van de N.O.T., aan wier
| |
| |
hoofd mannen van groote bekwaamheid en hooge reputatie staan, verwachten, dat zij zooveel mogelijk met bedachtzaamheid zal te werk gaan, waar het geldt het instellen van een onderzoek naar het meer intieme leven van sommige bedrijven.
De N.O.T. in haar tegenwoordige stadium van ontwikkeling is geworden tot een macht in den staat, een macht, die in normale tijden onmogelijk geduld zou kunnen worden; men onderwerpt zich daaraan, omdat het nu eenmaal niet anders kan, maar zou zich toch gaan verzetten, wanneer in de uitoefening van die macht verder gegaan werd, dan de nood der tijden noodzakelijk maakt. Het doel der N.O.T. is nauwkeurig omschreven in het boven aangehaalde artikel 2 van hare Statuten en daaronder vallen geene bemoeiingen inzake de binnenlandsche verkoopsprijzen voor artikelen, die uit de door haar of door de Regeering geïmporteerde waren geproduceerd worden. - Op dat gebied is onze, aan de Volksvertegenwoordiging verantwoording verschuldigde Regeering volkomen tot handelen bevoegd en gelden geen overwegingen, als vroeger bij den invoer van goederen genoemd, waardoor zij zich van medewerking zou behoeven te onthouden. Door zich te beperken tot hetgeen Artikel 2 harer Statuten voorschrijft zal de N.O.T. een hoogst nuttig en onontbeerlijk werk doen, dat door verschillende personen wellicht op dit oogenblik nog niet ten volle gewaardeerd wordt, maar dat later als een der meest belangrijke factoren genoemd zal worden bij de instandhouding van ons economisch leven tijdens den volkerenkrijg in den aanvang der twintigste eeuw. |
|