Onze Eeuw. Jaargang 15(1915)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 450] [p. 450] Verzen Door R.B. 't Geluk Zooals 't fijne hoofd zich buigt Onder vracht van gouden haar, Zoo buig je langzaam naar den grond, 't Geluk is je te zwaar. O weer den zonnegloed niet af, Sluit niet je gretige oogen dicht, O doe je lichaam en je ziel Verteren door 't licht. Draag overblij je ontbloeiden wensch, En zwaai je zangen naar de luchten. - Zoo draagt een boom in wijden trots Zijn zwaar volgroeide vruchten. O hef 't hoog, 't goudzwaar geluk, Als 't kleurig beeld, dat wondren doet; Waar alles wat zich wringt in leed, 't Bevend valt te voet. [pagina 451] [p. 451] Herfst. De boomen staan als rossige vlammen, En schijnen te branden in opslaanden gloed; Veel bloemen zijn er, vol wilde bekoring, En bladen zoo rood als 't levende bloed. De slingerplanten, ze hangen neder Als druipende trossen van klinklaar goud, Ze willen niet sterven, en klemmen in doodsangst Zich krampachtig vast aan 't levende hout. Nog lacht de zon in blauwen hemel, Alsof ze de komende scheiding vergat, Ze kust, ze kust de warme aarde, En houdt haar in stralen van liefde omvat. Een juichend herleven van glans en van weelde, Een liefderoep, - een wanhoopskreet, - Een duizlend verlangen, om verder te leven, - Een machtig verzet tegen naderend leed. [pagina 452] [p. 452] Stilte. Waar wild de liefde ons nam In wreeden wrong van armen, Ons oploste aan haar hart In 't levensvolle warmen, Daar trok de oneindigheid Ons zoet bemeestrend; - Twee nevels, die omarmd, Doorvloeid verijlen gaan. - De stilte drinkt de stilt' Rust gaat in rust verglij'en, Ons niets vloeit diep in 't leeg, - Èèn onbewust verblij'en. Vorige Volgende