Onze Eeuw. Jaargang 6(1906)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 129] [p. 129] Duinsonnetten Door Seerp Anema. I. Lente. Schauw dekt de wei en glans de witte duinen, die blinken aan de reine lentelucht; door 't groenend hout der eeuwenoude tuinen vaart voorjaarswind met vogelzang en -zucht. Met vlag en kransen komt een wilde vlucht van lentbachanten uit het zuiden stuiven, en wagens onder witte wolkenhuiven vol bloemen bold'ren nader door de lucht. Daar schalt een kinderstem door 't looversuizen, de koekoek zingt z'n zang in zelfbehagen en schor trompet de grillige fazant. Onrustig wil het in m'n hart gaan ruischen; tot wie zend ik z'n trouwlijksten gezant, tot wie z'n schoonst getooiden bloemenwagen? [pagina 130] [p. 130] II. Zomeravond. Het land van Poot rust onder zwaar gewicht van zomerzoelt' en blauwe wolkgordijnen, die boven 't meir den afscheidsblik doen kwijnen van 't in de diept verzinkend dagelicht. En 't zuidewindje, klimmend op de duinen, brengt zoete geuren uit het vergezicht van golvend gras, van vrucht- en bloemetuinen, vrijwillig cijnsbaar, wie daar droomt en dicht. Daar spat een gouden straal en zwijmt weer weg aan 't donk're blauw, en doet de stilte wachten als vage angst bij nacht den bangen droomer. Een dof gerol van zware wagenvrachten op holle brug dreunt in de verte weg.... O weeldeüren van den vollen zomer! Vorige Volgende