| |
| |
| |
Roger Pieters
Traliën trekken
Spel in één bedrijf
Personen |
Günther, 22 jaar |
Paul |
Freddy, jonger. Alle drie leden van de Weerstand |
Stolze |
Heinrich |
Kuntz |
Schmidt |
Otto |
Hans |
Pützke |
nog drie andere Duitse krijgsgevangenen in verwaarloosde uniformen |
Chris |
Storms, wachtmeester bij de Rijkswacht |
Het toneel stelt voor een bijna onbemeubelde zaal in het stadhuis van een kustgemeente. Vooraan links en rechts een eikehouten bank zonder leuning, lang genoeg om twee à drie personen te laten zitten. Achteraan, eventueel, nog een dergelijke bank. Rechts van de toeschouwer een venster. Links een deur. De achterwand is kaal en zonder deuren noch vensters.
Ordeloos over het toneel verspreid, doch langsheen de muren, een tiental Duitse krijgsgevangenen, in verfomfaaide uniformen. Ze slapen. De bewakers, drie jongens van de weerstand, zitten of staan op de bank vooraan.
Gedurende enkele ogenblikken blijft alles stil. De bewakers praten stil onder elkaar.
Heb je nog sigaretten Paul? Of jij Freddy? Ik rook teveel. Als een gek. Mijn tweede pakje sinds gisterenavond. De bevrijding schijnt niets anders te zijn dan een reusachtig sigarettenimport.
(zoekend in zijn zakken)
Je bent nerveus. Het is niet nodig je op te winden.
Het is geen nervositeit. Ik voel me zo rustig als wat. Ik verlangde ernaar, jarenlang. Voor de oorlog was ik nog niet aan roken begonnen en toch verlangde ik jarenlang naar een Engelse sigaret. Eigenaardig hé? Ik kende niet eens de geur ervan. Wie rookte ze
| |
| |
ook? (steekt de aangeboden sigaret op) Waar verlangde jij het meest naar Paul?
Frites. Dat is tenminste iets tastbaar. Frites met pickles, echte, sterke Engelse pickles. Zoals je ze at bij de kraampjes op de kermis.
We zijn erg laag bij de grond. Verlangden niet naar vrijheid, naar de uiteindelijke overwinning, maar naar Engelse sigaretten en frites. En jij Freddy?
Waar jij het meest naar verlangt?
(haalt verveeld de schouders op)
Ik wou van deze onbetrouwbare boel af zijn. Dat de Canadezen maar gauw terugkomen om de gevangenen van ons over te nemen.
Ach wat. Het is zo rustig als in je keuken. De nacht is nog niet voorbij. Straks, wanneer het dag is, komen ze. Ze hebben wel andere zaken te doen dan zich een troep verwaarloosde gevangenen op de hals te halen.
Ik vind hun handelwijze riskant. Ze nemen de stad zonder slag of stoot en trappen het weer af, ons de zorg latend haar te verdedigen.
Kom, kom, niet dramatiseren. Tegen wie moet de stad verdedigd worden? De Duitsers zitten op de knieën. Zoals deze mannen hier, zo zijn ze allemaal. Oorlogsmoe. Ze gooiden de wapens neer. Verlangen naar huis.
(bij het raam)
Het wordt een mooie dag. De mist ligt over het plein. De vlaggen hangen er nog steeds. Slap. Als... als slapende vleermuizen. Je kunt de kleuren ervan onderscheiden, zo helder is de nacht.
Poëzie doet een lege maag niet zwijgen.
Begin je nu daarover? We hebben hier niets te eten. Straks kan iemand van jullie om brood gaan. Je eet anders ook niet 's nachts.
Niemand verplichtte je ertoe hier te blijven. Ik vroeg een paar vrijwilligers. Je gaf je toch vrijwillig op?
Ik meende dat het maar voor een paar uur was.
Zanik niet. Je kunt een oorlog niet volgens programma voeren. Denk je dat de soldaten aan 't front hun uurwerk in 't oog hielden? Mijn tijd is voorbij, 't spijt me maar ik moet gaan.
Wanneer het dag wordt komen ze ons aflossen.
(naderbij gekomen)
Hoor 'ns jongeman, we hebben honger. Krijgen we wat te eten?
Hou je grote...
(Günther doet hem zwijgen)
Zo gauw het dag wordt gaan we brood halen. Wij hebben ook honger.
Was je maar bij je kameraden gebleven, dan had je genoeg te
| |
| |
vreten. Schoenzolen en boombladeren.
Kom, kom Fred. Je zegde immers zelf dat je honger had.
Heb je wat te roken? Sigaretten?
Niets meer te roken, je vrienden gapten alles.
(Heinrich raapt peukje van de grond)
Geef hem een sigaret Freddy.
Aan dat... aan een Duitser een kostbare sigaret geven terwijl wij zelf hun peukjes moesten roken. En dan trapten ze ons nog op de handen wanneer we ze opraapten.
Dat hebben ze jou niet gedaan. Je hoeft niet een anders leed te wreken.
Je bent een idealist Günther. Niet iemand om oorlog mee te voeren.
Je moest door het land gaan om de vrede te prediken.
(heeft de Duitser een sigaret gegeven)
Nee, de bocht die wij vier jaar lang rookten moet jij ook maar voor lief nemen.
Krijg ik vuur?
(haalt een paar keer kritisch de rook in)
Jullie kameraad heet Günther?
Mijn vader was een groot bewonderaar van jullie kultuur. Hij was leraar Germaanse talen. Toen ik geboren werd was Duitsland blijkbaar nog een land waar je van kon houden.
De kultuurdragers hebben hem gedood. En toch wil hij je nog van sigaretten voorzien.
De oorlog ontziet niemand.
Toen ik geboren werd was Duitsland nog fier over zijn verleden. Later hebben ze verleden en kultuur verminkt tot alles netjes paste in het keurslijf van de partij. Dat zal je zelf ook wel weten.
(grinnikt)
Vóór de partij was ik scheepslosser en dat bleef ik tot de dag dat het leger mij nodig had. En scheepslosser word ik wel weer wanneer ik ooit thuis kom. Kultuur en verleden zijn woorden waaraan ik niets verdienen kan. Wat vangen ze met ons aan?
Wat ze overal ter wereld, in elk leger, met hun krijgsgevangenen doen.
Laten verhongeren, zoals bij jullie.
Dat doen wij niet. Wijzelf hadden het ook krap, we konden de gevangenen niet beter voeden dan onze eigen soldaten.
(In de verte hoort men schieten.)
| |
| |
Dacht je dat de oorlog voorbij was? Jullie krijgen ervan langs.
(uit het raam kijkend)
Alles is zo stil. Net de morgen voor een feest. Kijk naar de vlaggen. Wanneer halen jullie nu brood?
Günther zegde toch: straks wanneer het dag is. Iedereen slaapt nog. Ga nu naar je plaats. Slaap, dan voel je de honger niet.
(Heinrich naar zijn plaats. Er wordt meer geschoten. In de loop van het verhaal weerklinkt het harder, maar het kaliber blijft licht: antitankgeschut en geweervuur. De reacties op dit geschut zijn bij de Duitsers verschillend. De enen zijn bang, anderen krijgen iets van hun vroegere arrogantie. De meesten blijven onverschillig.)
Wil je nog een sigaret? Ik deed er gelukkig mijn voorraad van op.
(de jongens roken een ogenblik zwijgend.)
Gisteren was een mooie dag. De bevrijding was als... als een wolk geurige tabaksrook.
Nog een dichter. Zo poëtisch was het ook niet. Ik heb het anders gezien.
En 's avonds werd het plots zo stil. Alsof de nacht een glazen stolp was. Ik geloof niet dat deze dag zo stil zal zijn.
Er wordt wat geschoten bij de batterij in de duinen. De Duitsers zullen zich niet overal zo gedwee overgeven.
Het is ongelooflijk dat de oorlog nu voorbij is. Jarenlang verlang je naar het einde en plots is het daar. Je stelde je rumoerige optochten voor, farandoles bij een vreugdevuur en dan is de bevrijding er en je zit om halfzes in de morgen te filosoferen. Alleen een Engelse sigaret en een troep stinkende gevangenen herinneren je eraan dat er iets veranderde. En een natte vlag.
Als een slapende vleermuis.
Als een slapende vleermuis, ja. Straks steekt de morgenwind op. Dan gaat ze wapperen.
De schoten naderen. Het lijken me geen kanonnen, misschien licht tankafweergeschut. Denk je dat ze terugkeren?
Daar kunnen we moeilijk over oordelen. We hebben met niemand verbinding. Wanneer het klaar wordt moet iemand van jullie naar het bureau gaan. Misschien komen ze ons aflossen.
Ze komen terug. Je dacht dat alles nu voorbij was nietwaar, maar zo gemakkelijk laten we ons niet doen. Hoor je het 8 mm kanon? Naar het zuiden trokken de Canadezen weg, van het noorden komen de onzen terug. De Tommy's lieten de batterij links liggen. Die zou zich wel overgeven. Uitgebloed. Maar nu doen ze een uitval, ze laten zich zomaar niet doen.
En je denkt dat de onzen er slapend bij zitten?
De onzen? Wie zijn dat? De Canadezen? Die zijn weg. De uwen?
| |
| |
De Witte Brigade? Zijn dat soldaten?
Je bakkes houden, varken.
Melkmuilen zijn het. Je staat met een geweer achter je rug, maar kan je het laden? Heb je er kogels voor? Weet je dat het een model is dat de Fransen gebruikten tijdens de andere oorlog? Eén schot en weer laden. Wat verricht je ermee tegen onze automatische geweren?
Wat verrichtten jullie tegen de Canadezen?
Wij hebben de oorlog nog niet verloren. Hoor, ze naderen. Straks worden de vlaggen ingehaald. De burgertjes slapen nog, ze dromen dat er geschoten wordt, maar straks, wanneer ze ontwaken, zullen ze horen dat het een doordringende werkelijkheid is. En naar boven hollen om hun vlaggetjes in te halen.
(ondertussen genaderd)
Zwijg erover, Stolze. Dat ze iets te vreten halen. Zonder vreten geen oorlog.
(tot Freddy)
We moeten het erop wagen, Freddy. Ergens vind je wel een bakkerij open. Klop ze desnoods uit bed.
Moet ik... zal ik alleen gaan?
Alles is rustig. We leven niet meer onder de bezetting. Geen spertijd meer.
Als je het zegt. Wat zal ik meebrengen?
Drie broden zullen wel volstaan. Of neem er vier. En een broodmes. Zeg dat we achteraf komen betalen.
(Freddy af)
(tot Paul)
Ik hoop maar dat hij niet met lege handen weerkeert. Ze worden onrustig.
(Lange stilte. Een der gevangenen begint op een mondharmonica te spelen. Een tijdlang wordt hij in stilte aanhoord. Enkelen neuriën zelfs mee.)
Hou er maar mee op Pützke.
Hij speelt alleen maar omdat hij bang is. Om niet in zijn broek te doen.
Dat hij weer prettigers speelt. Straks zijn we toch weer vrij.
Hou je mond en laat hem spelen.
Laat hem dan vals spelen.
(tot Paul)
Liever dat getjengel dan die stilte. Ik kan er niet tegen. Nu niet. Het uur voor zonsopgang is het droevigste van de dag. Het langste (voor het raam) . Toen ik studeerde vertrok ik elke dag met de vroegste tram. Door de donkere duinen. Er waren slechts enkele reizigers en toch zaten we op afzonderlijke banken. We praatten niet, we kaartten niet, we keken alleen in het donkere glas, naar ons eigen slaperige aangezicht. Ik wou dat het maar spoedig klaar werd.
(Plots wordt er hard op de buitendeur gebonsd. Iedereen kijkt elkaar aan.)
| |
| |
Dat was hier. Kan dat Freddy reeds zijn?
Freddy komt langs de achterdeur. Die is open. Ga... of nee, ik maak wel open. Je hoeft niet bang te zijn.
(ondertussen wordt er weer hard gebonsd. Günther af. Diepe stilte tot hij terugkeert.)
(Terug op met Chris. Ze gaan op het voorplan staan, buiten gehoor van de gevangenen. Chris laat zich op de bank neervallen. Slaat de handen voor het gelaat.)
(tot Paul)
Ze schoten Laurent neer, zegt hij. Een voorbijrijdende kolonne Duitsers. Kom, Chris, hou je kalm. Het maakt een slechte indruk op de gevangenen. Vertel hoe het gebeurde maar spreek niet te hard. Geef hem een sigaret, Paul.
Moet je zien hoe het langs de kaai is. Ze staan aan de overzijde van de brug met een kanon. Wanneer ze te weten komen dat de stad zo zwak verdedigd wordt komen ze de brug over. We zien ze in het maanlicht heen en weer lopen. De helmen glimmen.
Wat belet hen de brug over te steken?
Ik weet het niet. De duisternis? Wellicht alleen de duisternis.
(die nadert)
Wat is er aan de hand? Zijn de onzen er?
Ga naar je... Nee, er is niets aan de hand. Duitsers en Canadezen liggen tegenover elkaar bij de lange brug. Ze schieten wat over en weer. Dat is het wat je hoort. Ga naar je plaats. Straks krijg je brood. Zeg het tegen je vrienden. Zeg dat ze rustig moeten blijven.
Waarom is deze jongen zo droevig?
Hij is niet droevig. Hij is alleen maar moe. Wij zijn allemaal moe.
(haalt uit zijn zak een spel kaarten)
Hier, neem dit. Kaarten jullie wat. Wij kunnen ze toch niet meer gebruiken.
(Stolze naar achtergrond.)
We waren gevieren. We zaten in de bunker van de Kriegsmarine. Toen meenden we plots iets te horen op de grote baan. Laurent liep naar buiten. Zonder nadenken. Het waren Duitsers. Een hele rij op de fiets. Ze reden zonder licht, natuurlijk. Toen ze Laurent zagen schoten ze hem neer.
Ze reden de brug over. Ik weet niet waar ze vandaan kwamen en hoe ze zo door de nacht reden, alsof ze nog overal de baas waren.
Waarom verwittigde je het bureau niet?
Ik zag hier licht. Waarom doe je het licht niet uit?
Straks. De dag breekt aan. Wat kunnen we doen wanneer ze in de stad komen?
Wat kan je doen? Je bent getweeën?
Gedrieën. Freddy is om brood.
| |
| |
Duitsers voor en achter je. Wat kan je doen? Probeer er tussen uit te knijpen. Ze nemen geen weerstanders gevangen. Ze aanzien ons als vrijschutters.
Misschien komen de Canadezen bijtijds terug. We kunnen niet in de bunker blijven. We zitten er als ratten in de val.
Vraag wat we moeten doen wanneer de Duitsers komen. Zeg hen dat we niet over voldoende wapens beschikken om weerstand te bieden.
(aarzelt)
Nee... Het komt op hetzelfde neer. Ik of een ander. Vraag om instructies.
Het beste dan. Ik hoop dat alles beter afloopt dan het er uitziet.
(af)
Dat komt wel terecht.
(loopt naar het raam, klaarblijkelijk nerveus.)
Het is bijna helemaal klaar. Draai het licht maar uit Paul.
(de mannen grommen)
Hij komt wel. Weet je wat, Paul? Ga naar de huisbewaarster en vraag of ze koffie wil zetten. Voor allemaal. Vraag het Evelyn maar. En zeg dat ze weg moet gaan. Weg van het stadhuis.
Straks krijgen jullie brood en warme koffie.
(gemor)
Hou je kalm alsjeblieft. Er is niets veranderd. Er wordt gevochten bij de brug maar er bestaat niet de minste kans dat jullie er ooit over heen komen.
We laten ons niets wijsmaken, vriend. We willen de waarheid kennen.
Je kende nooit de waarheid in je verdomde Derde Rijk, maar ik zou ze je moeten vertellen. Ik, die jonger ben dan jullie. Een melkmuil.
(Een groepje Duitsers zijn rond Günther komen staan. Anderen blijven onverschillig tegen de muur leunen.)
Je schermt met drogredenen en grote woorden. Wij vragen geen filosofie maar een overzicht van de toestand. Wat zegde die andere?
(weifelt en zoekt naar zijn sigaretten. Kuntz merkt dit op en biedt er hem een aan. Günther aarzelt maar neemt hem tenslotte aan.)
Het lijkt wel gek dat ik van jullie sigaretten moet roken.
Zwijg nu Stolze en laat hem spreken.
| |
| |
Wat heb ik te vertellen? De Duitsers schoten een van onze mannen neer.
Neen, ze reden er langsheen. Over de staatsbaan.
Ze kunnen toch niet ver weg zijn. Er wordt steeds meer geschoten. Steeds even regelmatig. Alsof ze een onzichtbare vijand schrik wilden aanjagen.
Straks wordt het klaar. Dan zien ze dat er helemaal geen vijand is.
Dan komen ze de brug over.
Recht naar hier, naar het Stadhuis. Om jullie te bevrijden. Of om jullie je verdiende loon voor desertie te geven.
Je kon alleen maar niet vlug genoeg wegkomen.
We verdedigden ons tot de
tot de laatste kogel. Probeer dat straks jullie vrienden wijs te maken. Zij weten net zogoed als ik dat er nergens in de omtrek enige weerstand werd geboden. En dan? Wat is in elk leger de straf voor overlopers?
We zijn geen overlopers zeg ik, we werden verrast. We wisten niet dat de Canadezen reeds zo dichtbij waren.
Wat vorderden ze vlug, niet? Vlugger dan jullie weglopen konden.
Luister niet naar hem Stolze. Hij probeert ons alleen maar bang te maken. Omdat hij zelf bang is. Nietwaar: je bent bang? Je doet het in je broek.
Niets belet me ervan onder te trekken. Jullie misschien? Zullen jullie me de deur versperren wanneer ik wil weggaan? De rollen omkeren? Van gevangenen bewakers worden?
Waarom doe je het dan niet?
Omdat ik dit werk aanvaardde. Zegt dat jullie soldatenharten iets? En omdat ik geen vijfde kolonne op de stad wil af sturen. Zouden jullie hier rustig blijven wachten tot je bevrijders komen?
(Op dit ogenblik komt Freddy binnen met de broden. Allen willen zich op hem gooien, maar hij beschermt de broden en zwaait met het mes. Günther bemoeit er zich mee.)
(feldwebeltoon)
Ga naar jullie plaats. Je bent toch geen varkens? Al zie je er ook als varkens uit. Naar je plaats. Alles wordt gelijk verdeeld.
(Kuntz schijnt zo langzamerhand het commando over te nemen, Freddy en Günther snijden de broden in gelijke stukken. Kuntz verdeelt ze en legt het deel voor de bewakers bestemd op de bank vooraan. Terzelfdertijd komt ook Paul op met de koffie. Er is niet voor elkeen een kop en weer zorgt Kuntz ervoor dat eenieder zijn deel krijgt. Er schijnt meer eendracht te komen onder
| |
| |
bewakers en gevangenen. Günther drinkt een kop koffie op het voorplan.)
Paul, Freddy. Kom eens.
Heb je Evelyn gezegd dat ze moest weggaan?
Dat was ze al van plan. Haar moeder werd bang.
Goed... Luister eens: de mannen zijn nu rustig. Ze hebben gegeten. Meer vragen ze voorlopig niet. Wie ze te eten geeft is hun vriend. Gaan jullie nu naar huis, ik blijf ze wel de baas.
Wat zeg je? Waarom zouden we weggaan?
Je hoorde wat Chris zei: de Duitsers wachten alleen op de dag om de stad binnen te trekken. Het is nu klaar, ik weet niet wie of wat hen nog ophoudt. Hoe was het buiten, Freddy?
Rustig. Zo rustig als maar kan. Alleen dat schieten.
Ik was nergens. Alleen bij de bakker. Hij sliep nog en hoorde me niet onmiddellijk.
Die stilte is maar schijn. Misschien laten ze zich ophouden door het geschut van onze zijde. Of ze vrezen een valstrik. Gaan jullie maar naar huis.
Ik blijf. De gevangenen zullen je vermoorden.
Een geweer met één kogel.
Eén kogel kan een ganse massa in bedwang houden. Niemand weet voor wie hij bestemd is. Gaan jullie. Heeft niemand je geleerd wat een bevel is?
Ik weet het niet. Nu het dag is voel ik me rustiger. En zolang ik de vlaggen zie kan ik geloven dat de bevrijding geen illusie is. Kijk, ze wapperen. Aangevreten door de motten, maar ze wapperen. Geef me nog een sigaret voor je weggaat. Of laat me je pakje. Wil je? Ik rook te veel. Een jaar geleden nog rookte ik helemaal niet. Tot mijn vader stierf. Misschien hielp het me om mijn verdriet te vergeten. Weet je hoe mijn vader stierf, Paul, Freddy? Hij sprong uit de trein die hem naar Duitsland bracht. Twee vóór hem kwamen er levend van af maar vader sprong tegen een telefoonpaal. Hij leek er tegenaan gekleefd. Tot de dag van zijn aanhouding geloofden velen dat hij Duitsgezind was. Omdat hij Duits doceerde. Omdat hij het met liefde deed. Maar Goethe en Schiller zouden evenver van Hitler gestaan hebben als wij. Ze zouden hun leven in een concentratiekamp geëindigd hebben.
Alle jongens hielden van je vader.
Wie hem kende moest wel van hem houden. Maar hij moest diegenen vrezen die geen onderscheidingsvermogen bezitten. Die geen
| |
| |
waarden erkennen, alleen maar woorden. Luide woorden. Ook in onze beweging moeten we ze vrezen. Zij die eerst handelen en dan nadenken. Of nooit nadenken. Ga nu maar.
(gewichtig)
Is dat een bevel?
(glimlachend)
Niet dramatiseren, Fred. Zoek het gevaar niet nodeloos op. Moed moet efficiënt zijn. Als je kunt verwittigd dan mijn moeder dat alles me goed gaat.
(hem de hand reikend)
Wel dan, het ga je goed. Als...
Kom, kom. Dat was geen afscheidsrede van me. Kop op wanneer je buiten gaat, en lachen. De mannen mochten eens denken dat we ons testament maakten.
(Paul en Freddy af. Günther kijkt hen na in de open deur. Hij is blijkbaar opgelucht. Sluit de deur. Staat wat te kijken bij de kaarters. Pützke begint weer te spelen en zal dat blijven doen, met tussenpozen, tot het einde. Een paar kaarters kijken op naar G. en glimlachen. Er schijnt een zekere vertrouwelijkheid te ontstaan. Dan gaat G. op de bank zitten met het geweer op zijn knieën. Hij schijnt het te onderzoeken.)
(komt naast hem zitten)
Waarom zijn de anderen weggegaan?
(schouderophalend)
Ze zijn moe. Straks komt de aflossing.
Ben jij niet moe? Je geeuwt voortdurend. Je ogen zijn rood.
Iemand moet blijven. Ik ben de oudste.
Denk je dat dit geweer je zal helpen wanneer het op vechten aankomt?
(neemt het uit zijn handen en trekt de grendel open.)
Het is geladen, wees er voorzichtig mee. Voor je schiet de zekering wegnemen. Na elk schot opnieuw laden. Heb je kogels?
Dit wapen was tijdens de vorige oorlog al verouderd. Waarom doe jij dat?
(geeft hem het geweer terug)
Dat... soldaatje spelen. Je doet het niet wanneer niemand je ertoe dwingt. Je kon er toch buiten blijven?
Ja, ik kon het rustig. Dan lag ik nog in mijn bed. Denken: er wordt nog wat geschoten maar iemand zal het wel oplossen. De Canadezen of de Witte Brigade. Ze zijn ervoor.
Maar nu moet je het zelf oplossen. Zonder wapens en zonder ervaring. Het moeten S.S.-ers zijn. Alleen S.S.-ers wagen dergelijke wanhoopspogingen. Ze kunnen de stad innemen, maar voor de avond valt zijn de Canadezen terug. Het kustland is voor ons verloren. Maar dat belet niet dat je binnen enkele ogenblikken oog in oog kunt staan met de vreselijkste soldaten ter wereld. En jij bent een vrijschutter, volgens alle internationale wetten. Deze band is geen uniform. Weet je dat? Besef je wat je doet?
| |
| |
Haat je ons zo erg dat je je verplicht voelt tegen ons te vechten? Zo maar vrijwillig. Zonder wapens, zonder ervaring en zonder iemand die je beveelt.
Je kunt het niet begrijpen? Niet, Kuntz? Kuntz is toch je naam? Wanneer ik iemand bij zijn naam aanspreken kan, dan wordt hij losgerukt uit de nameloze massa, dan is hij niet gewoon meer een soldaat, een vijand, maar een mens. Ik ken jullie nu bijna allemaal en achter die naam zie ik de burger op zijn kantoor, of in de fabriek, die maar toevallig in het leger verzeild raakte. Hem kan ik niet haten, want ik geloof niet dat de kleren de man maken. Maar wanneer ik de man niet ken moet ik wel naar de kleren oordelen. En die haat ik. Het nameloze Duitse leger dat achter die kanonnen staat en die geweren. Die traliën trekken in onze vrije lucht. Ze vermoordden mijn vader en maakten van mijn moeder een oude vrouw.
En daarom vecht je tegen ons?
Dat doe ik niet. Ik vecht voor onze mensen. Voor mezelf en voor de jongens die door jullie achtervolgd werden. Dit is het eerste geweer dat ik ooit in handen had.
Wat gebeurde komt door de oorlog. Wie eraan mee wil doen moet haar leren begrijpen. De gans bijzondere wetten die ze schept. Wanneer je de oorlog niet begrijpt ga je eraan ten onder. Zelfs al sta je aan de winnende zijde. Vooral dan. Je wordt er gek bij.
Heb jij ooit een mens gedood Kuntz?
Ik weet het niet. Het gaat niet meer als vroeger, toen stak je je sabel in een warm-levend mensenlichaam en je trapte het met je laars er weer af. Nu zie je ergens een bruine vlek, het kan een soldaat zijn, maar ook een stuk papier, of eenvoudig een illusie. Je schiet er naar en de vlek is weg. Of je vuurt een kanon af op een onzichtbaar doel. De dood is nameloos geworden, ze verloor haar aangezicht. Zelfs wanneer je met een lijk geconfronteerd wordt kan je nog rustig de schuld van je af wentelen.
Het element gewetensbezwaar kan afgeschreven worden?
Wees niet sarcastisch Günther met de mooie Duitse naam. Geen enkel soldaat, in geen enkel leger waar ter wereld, heeft gewetensbezwaren. En wanneer hij die wel heeft mag hij als soldaat afgeschreven worden. Sigaret?
Dank u. Ik heb er zelf weer. Engelse. Neem er een, dan zijn we quitte.
(rookt behaaglijk)
Vier jaar geleden dat ik ze rookte. In mei 1940. Toen was ik ook hier in jullie duinen. Bij een machinegeweer lagen twee dode Tommy's. De sigaretten en de gin lagen om hen heen. We rookten en dronken en zongen ‘Old Kentucky home’. Voor de
| |
| |
oorlog was ik kelner in een gasthof waar veel Engelsen kwamen. Ze zongen graag en veel. Net als wij, Duitsers, alleen in een andere taal. Nou, toen zongen we het als rouwhymne. A propos, wanneer ga je weg?
Ze zullen je neerschieten.
Ik... ik reken op de befaamde Duitse ridderlijkheid.
Reken liever op je benen. Daar kan je op aan. Een vechtend soldaat vergeet wat ridderlijkheid is. Hij vocht zichzelf tot de hoogste graad van hartstocht. Net als een man in bed. Ben je getrouwd?
Nee, ik ben nog maar tweeëntwintig. Veel jonger dan jij.
Eén jaar jonger. Vier oorlogsjaren jonger.
(staat recht).
Het is nog niet te laat. Ze schijnen nog niet te naderen. Misschien verander je van mening.
(Pauze gevuld met geluiden. Harmonicamuziek. Schoten. Uitroepen van kaartende mannen. Günther gaat weer voor het raam staan. Twee Duitsers die op het voorplan tegen de muur geleund zitten.)
Wanneer ik maar wist wat ze met ons aanvangen zou ik me eens zo rustig voelen.
Aanvangen! Wie aanvangen? Hoor je ze schieten? Zonder twijfel een S.S.-kommando. Alleen die zijn gek genoeg om tegen de stroom op te roeien.
Geloof jij nog steeds in de onoverwinnelijkheid van ons leger?
Neen, maar wel in het fanatisme van die gekken. We worden bevrijd en gereorganiseerd.
Dank je ervoor. Ik werd reeds bevrijd.
Mijn schuld niet. Zeg het hen. Of de Führer.
(staat nog steeds voor het raam. Schmidt is bij hem gekomen, een schuchtere, reeds oudere soldaat. Hij aarzelt Günther aan te spreken en blijft een tijd naast hem door het raam kijken. Kucht om de aandacht te trekken.)
Ho, ekskuseer me. Stond je hier al lang? Hoe stil en verlaten is het plein.
Denk je dat ze terugkeren mijnheer?
Jij bent de eerste Duitser die me mijnheer noemt. Hoe heet je?
De helft van de Duitsers heten Schmidt. Had je Desmet geheten dan was je een Vlaming en konden we naast elkaar staan als vrienden. Eigenaardig nietwaar hoe twee mensen met dezelfde naam plots elkaars vijand kunnen zijn. Een Duitse smid en een Vlaamse smid. Misschien sloegen jullie voorouders op hetzelfde
| |
| |
aambeeld. Nu slaan jullie op elkaars hoofd.
(verandert van toon)
Ik weet niet of ze komen hoor. Net zomin als jij. Ik ben geen strateeg en bovendien heb ik geen overzicht van de wederzijdse posities. Wou je iets van me?
Ik wilde u om een dienst verzoeken.
Hou er rekening mee dat ik... dat ik hier wellicht niet uit kom.
Misschien komen ze zo ver niet. Of ze laten u wel gaan. U waart goed met ons.
Jij gelooft tenminste nog in ridderlijkheid.
Dat klinkt wat moediger dan weglopen. (geeuwt) Ik ben moe Schmidt. Ik heb in vierentwintig uur niet geslapen. Voor jou klinkt dat misschien niet zo erg. Misschien was je wel eens langer wakker, maar ik ben niet zo'n... held. Niet iemand die geschapen is om grootse daden te verrichten. Zelfs niet eens een soldaat. Ik raaskal hé Schmidt. Je wou me iets vragen?
Als ik mag. Ik ben verloofd.
(even bijna ingesluimerd)
Mmm
(schiet wakker)
Ekskuseer me.
Ik ben niet meer zo jong. Veertig jaar bijna. Bij een vrouw in de stad heb ik een waar tehuis gevonden.
(reageert weinig op deze ontboezemingen)
Een weduwe. Haar man was postbode. Hij stierf voor de oorlog. Nilson heet ze.
Ik herinner me hem vaag. Een Engelse naam.
Niet Nelson. Nelson was een Engels admiraal meen ik. Nilson is een Noorse naam.
't Komt er niet op aan. Vertel maar.
Na de oorlog zullen we trouwen. Ze vindt dat ik op haar man lijk.
Je bent toevallig ook geen postbode?
Het is geen grap mijnheer. Misschien houdt ze niet echt van me, maar ze voelt zich eenzaam, net als ik.
Als u haar deze brief wilt geven en mijn uurwerk. In het omslag zitten 500 mark. Het is niet veel. Het is al wat ik bezit. In het Lager nemen ze het me toch af.
Wat wil je dat ze met dat geld aanvangt? Dat wordt nu immers waardeloos.
Later toch weer. Ze kunnen al die marken toch niet waardeloos maken?
Neen, dat kunnen ze niet. Ze kunnen een gevestigde waarde zo maar ineens niet afschrijven. Zoals je broodkruimels van de tafel veegt. Zoals je de vrijheid afschrijft.
En je uurwerk. Tien over zes. Tweede dag der bevrijding. Waar
| |
| |
Mandemakerstraat 16. Het adres staat op het omslag.
Ach ja, hoe ik het niet zag. Wat moet ik haar nog vertellen?
Zeg haar dat ik... dat ik terugkeer. Als ik leef. Dat het misschien lang kan duren maar dat ik
dat je terugkeert. Als ze zolang wachten kan. Morgen komen de Engelsen. Misschien zijn er ook Engelse soldaten die zich eenzaam voelen en die op de dode Nilson lijken.
Ik... eh... ik geloof niet dat ze...
Ekskuseer me maar hoor. Ik had het niet moeten zeggen. Je hoeft niet bang te zijn. De Engelsen zijn allen jonge kerels en ze blijven hier niet lang. Wij worden niet meer bezet. Nu zijn jullie aan de beurt.
Denkt u dat ze ons lange tijd gevangen houden?
Misschien kom je nooit in handen van de Geallieerden. Luister maar, vind je niet dat het schieten dichterbij komt?
Nee. Het is nog net als daareven. Waarschijnlijk schieten ze maar wat om de aftocht te dekken.
Meen je? Het klinkt zo regelmatig. Zo automatisch. Alsof een robot achter het machinegeweer zat. Je kon er muziek op schrijven. (neuriet wat doch wordt blijkbaar gestoord door Pützkes harmonicamuziek) Zwijg toch man. (P. zwijgt plots. G. beschaamd over zijn uitval) Ekskuus. Speel maar door. Ik bedoelde het zo niet.
(Günther gaat naar de koffiekruik en schenkt zich een tas vol. Komt er mee vooraan bij Schmidt. Gaat zitten.)
Als ik je nu eens liet gaan Schmidt. Van hier tot aan het huis van je ver... je weduwe... je lustige weduwe is het amper vijfhonderd meter.
(schijnt even die mogelijkheid in te zien)
Het ware... het ware te mooi. Maar het gaat niet. Je zou er last mee hebben.
O hooggeroemd Duits plichtsbesef. Maar het gaat inderdaad niet. Iemand zou je kunnen zien. Iemand moet je zien. Een eenzame Duitser in een bevrijde stad. In een verlaten straat. Met een ruikertje bloemen op weg naar zijn verloofde. Ze zouden op je schieten. Of vrouw Nilson zou er last door krijgen. Je zult de loop van de gebeurtenissen moeten afwachten, net als ik.
(Een paar andere soldaten zijn ondertussen genaderd. Het is niet nodig dat de gevangenen voortdurend op de grond liggen. Ze kunnen tot bij het raam lopen, praten onder elkaar. De regisseur zal de sfeer in de zaal weten weer te geven. Let wel op: de soldaten schijnen weinig geïnteresseerd in de afloop der gebeurtenissen.)
Je hart uitgestort Schmidt? Nu hoef je het alleen nog Churchill te vertellen, dan is iedereen op de hoogte van je liefdesaffaires.
| |
| |
Ze naderen man, hoor je ze?
Je moet je wel zeer verheugen op je nakende bevrijding. Of verlang je ernaar mij als een held te zien sterven?
Je bent bang. Je poogt je schrik te verbergen achter je sarcasme maar het lukt je niet.
Hoe zou jij je voelen in mijn plaats?
Laat de jongen gerust Stolze. Hij kon niet anders doen dan hij deed. Niet beter in elk geval. Het is niet zijn schuld dat we gevangen werden genomen.
Het is onze schuld. Alleen onze eigen schuld.
Wat bedoel jij, smerige defaitist? Volgens jou gaven wij ons over?
Of verdedigden wij ons misschien? Heeft één van ons één enkel schot gelost toen de kolonne ons voorbijreed? Heb jij geschoten? Je kon het rustig doen. Niemand zag je.
Wat konden we doen? We stonden tegenover een overmacht.
Daarom gaven we ons toch niet over. We deden wat we konden.
Ik wil hierover niets meer horen, begrijpen jullie? De eerste die zijn mond voorbijpraat wordt door alle anderen beschuldigd van aanstokerij tot defaitisme.
Schmidt wou naar zijn hoer. Hij kwijlde van verlangen.
Ik gebied je te zwijgen, Stolze.
Jij hebt hier niets te gebieden. Je bent geen Feldwebel, niet eens Gefreiter. Niemand gaf je het bevel.
Ik neem het bevel. En ik verbied jullie straks met één woord te reppen over overgave. We werden uit de bunker gerookt. Horen jullie: we werden eruit gerookt.
(Er is nu algemene belangstelling vanwege de soldaten terwijl Günther terzijde zit met het geweer tussen zijn knieën.)
Het is nog niet bepaald zeker dat we... bevrijd worden.
Ze kunnen verrekken, de bevrijders.
Denk je dat we met vlag en wimpel ontvangen worden? We worden toch beschuldigd van defaitisme, wat we ze ook proberen wijs te maken. Een krijgsgevangene is geen held, zelfs niet meer een soldaat. Bij ons is elke krijgsgevangene een verrader.
Ze zullen meer tijd besteden aan het onderzoek naar de omstandigheden van onze overgave dan aan de oorlog-zelf. Ze sturen een kommando uit, niet om ons te bevrijden maar om ons te berechten. Jullie zullen ze om de hals vallen en ze zullen ons in de boeien slaan. Gekken zijn jullie. Ken je nog niet de mentaliteit in dit rotleger van ons?
| |
| |
(nadert Otto dreigend)
Otto, je zult je bedaren of ik sla je gezicht plat.
Je beseft het net zo goed als ik Kuntz. Maar je voelt je reeds verantwoordelijk voor mijn woorden. Je neemt een verantwoordelijkheid op en meteen sta je tegenover je eigen geweten.
(zwijgt toch en gaat bij het raam staan.)
Er is maar één middel jongens. Eén middel om er zeker van te zijn dat men in onze trouw gelooft.
(die de woordenwisseling van op een afstand, maar aandachtig volgde)
En dat is Stolze?
Hier uitbreken.
(de anderen schijnen niet zo entoesiast)
Je kunt het proberen Stolze. Jullie kunnen het proberen. Ik wil de deur ontsluiten. Je bent tien tegen één. Met dit geweer kan ik één schot lossen en dan slaan jullie me tegen de grond. Maar die éne kogel vliegt in jouw dikke kop, Stolze. Versta je me? Je denkt dat ik bang ben, maar juist daardoor zal ik niet nadenken om de trekker over te halen.
(pauze, waarin alleen Stolze een enigszins dreigende houding aanneemt)
Je bent gek Stolze. Hij zal schieten. Dat weet jij ook. Hij moet het doen. En wat zullen we hierbuiten aanvangen?
Je zegt dat we melkmuilen zijn. Maar tien ongewapende Duitsers kunnen we wel aan.
We denken niet aan ontvluchten... Günther. Alleen Stolze heeft af en toe dergelijke heldhaftige ideeën. Hij is de moedigste thuis. Hou verder je mond, je krijgt nog wel de kans je ijzeren kruis te verdienen. Ze houden de oorlog nog wel even gaande.
(Pützke begint weer te spelen en de orde keert weer. Men hoort het geweergeknetter dat plots veel dichter bij klinkt. De soldaten schrikken op. Kuntz loopt naar het raam. Günther bij hem.)
Ik geloof dat het je laatste kans is.
Schrijf die kans maar af.
Dan schrijf je meteen jezelf af.
Ik kan het niet doen. Ik kan jullie niet alleen laten.
Net zo moedig als Stolze.
(Er wordt op de deur gebonsd. Allen schrikken op.)
Maak open. Wachtmeester Storms.
(opent. Wachtmeester Storms van de Rijkswacht, in uniform op)
Wachtmeester, wat kom je hier doen?
Je moet hier weg. Onmiddellijk. De Duitsers zijn de brug over.
Hoe wist je dat ik hier was?
| |
| |
Een jongen vertelde het. Ze kunnen hier elk ogenblik zijn.
Ik begrijp je niet. Wie blijft bij de gevangenen?
Waarom zou ik je laten opdraaien voor een werkje dat ik zelf aanvaardde? Precies wanneer het werkelijk gevaarlijk wordt.
Begrijp me toch, jij bent een burger. Een vrijschutter. Ik ben militair. (Schieten. Storms loopt naar het raam) Een paar straten hiervandaan worden ze nog opgehouden. Maar dan is er geen hinderpaal meer.
Zolang we horen schieten is er dus nog geen onmiddellijk gevaar?
Je bent een jonge fanatieker. Niet veel beter dan die daar tegen de muur. Bekijk ze, wat er van hen geworden is.
Kuntz, ter plaatse tot Feldwebel bevorderd.
Maak nu geen grapjes meer, Günther. Denk aan je huid. Denk aan je moeder. Zonder jou is ze helemaal alleen.
Heb je mijn vader gekend wachtmeester?
Ja. Hij zou je dezelfde raad gegeven hebben als ik.
Geloofde jij ook dat hij Duitsgezind was?
Ga nu Günther. Doe wat de wachtmeester zegt. Hij heeft gelijk.
Ze nemen hem gevangen. Hij is militair. Ze doen hem geen kwaad. Binnenkort is hij weer vrij.
Kijk naar de vlaggen Kuntz. Stolze voorspelde dat de bewoners ze zouden inhalen uit schrik. Maar ze hangen er nog steeds. Ze wapperen. Ze zullen blijven wapperen.
Denk je dat ik mijn plicht verzaak door weg te gaan?
Je bent een moedige jongen. Maar moed mag niet tot het idiote ontaarden.
Ik ben zo moe. Als ik thuis kom kruip ik in mijn bed. Wanneer ik wakker word is de oorlog voorbij.
(Het wordt plots zeer stil. Onder de soldaten heerst grote spanning. Alleen Pützke speelt als het ware automatisch door.)
Toe ga nu. In naam van je vader.
Ja. Dank u wachtmeester. Ekskuseer me. Jij ook Kuntz.
(Günther langzaam af. Het blijft lange tijd stil. Daarna één enkel schot daarna nog één. Bij de toeschouwer moet de twijfel blijven bestaan of Günther er levend uit kwam. Ook uit de handelingen van de spelers op scène dient men die twijfel te raden. Pützke, die even ophield, begint weer te spelen.)
|
|