- - Het pocketboek heeft een grote vlucht genomen en dus schreef Pascal zijn ‘Gedachten’ voor eenvoudige mensen. Of, om het omgekeerd te stellen:
- Boeken zijn een groot kultuurgoed, geprezen dus de man die zijn kast vol met ‘Lord Lister’ heeft.
Ik moet helaas op nog zo'n onzindelijkheid wijzen.
‘Er zijn heel wat films, waarin het woord een heel wat zelfstandiger taak heeft dan het beeld te duiden.’
Het enige wat je daarop zeggen kan is:
- Er zijn heel wat chauffeurs die rechts geen voorrang geven...
Een tijdschriftartikel is natuurlijk veel te kort om een kompleet overzicht te geven van de geschiedenis van het hoorspel. Maar Aad van Dulst had er toch goed aangedaan te dien aanzien iets breder uit te halen. Misschien vertrouwde hij op een minimale kennis te dien aanzien bij zijn lezers. Iedereen namelijk die ook maar iets weet van de geschiedenis van het hoorspel zal begrijpen dat als hij spreekt over ‘de eerste hoorspelen’, hij de wiegedrukken van het hoorspel bedoelt, en niet: ‘een met de radio gegeven nieuw genre’.
Net zo min als iemand het in zijn hoofd zal halen te betogen dat met de boekdrukkunst ook het boek werd uitgevonden, zo min zal iemand die ook maar iets weet van de geschiedenis van het hoorspel betogen dat het hoorspel pas ontstond met de radio. De verhouding hoorspel - radio is historisch gezien dezelfde als: boek - drukpers.
Zelfs het woord ‘Hoorspel’ is ouder dan de radio. Nietzsche heeft dat voorzover bekend, voor het eerst gebruikt.
Als verschijnsel verliest het hoorspel zich in mythische verten.
Een paar voorbeelden:
Bij de inwijdingsriten van de manbare knapen in Zuid-Amerika werden de jongens opgeborgen in kuilen bedekt met ossehuiden. Boven hun hoofden werden dan de geheimen gespeeld, die zij, opgeborgen als zij waren, alleen maar konden horen.
Op Sumatra kwamen (en komen?) riten voor, waarbij de priesters zich opsloten in een huis, de gelovigen zetten zich rondom het huis en hoorden vanuit het huis de mythen vertellen in dialoogvorm, soms kompleet met geluidseffecten. Dat moest natuurlijk wel op die manier want ze hadden nog geen radio, grammofoon of bandrecorder, waarbij de gestalte per definitie buiten het gezichtsveld blijft en dus moest de gestalte wel achter een muur verdwijnen.
En, om wat dichter bij huis te komen: de liturgie van de Oosterse kerk wordt gevierd achter de iconostase en is in de kerk alleen maar te horen.
Het hoorspel heeft dus als bron precies dezelfde diepten als het toneel: de liturgie.
Hier duiken een paar vragen op.
Waarom heeft het toneel zich alle eeuwen door kunnen handhaven en is er in de geschiedenis van het hoorspel een vacuum van, zeg, zo'n paar duizend jaar?