een of ander, dat het “gemaakt” onecht, schijnheilig, oneerlijk, imitatie zou zijn, dus ook, wanneer er geen sprake is van kunst’.
De tegenstelling die wij reeds uit andere literatuur kennen, die tussen kunst en kitsch, is hier toegespitst tot die tussen avantgardistische kunst en kitsch.
Kitsch is niet alleen onecht, gemaakt, nagemaakt, hij is bovendien op de ontwikkeling van de cultuur fataal ten achter.
Wij zouden de auteur echter geen recht doen, indien wij ook niet de visie weergaven die hij heeft op de ontwikkeling van kunst en cultuur. Hij schetst die in vier fasen, vanaf het primitieve begin via het magische naar de derde fase van de artistieke vormgeving, waarbij de artistieke belevenis zich hoe langer hoe meer los maakt van cultische voorstellingen, een fase die hij onderverdeelt in een periode van naïeve kunstexpressie en een die gedragen wordt door de absoluut-esthetische wereldbeschouwing van een tot rijping komende cultuur (l'art pour l'art). De vierde fase, de slotfase, waarin wij zojuist getreden zijn is een periode, waarin zich een trans-esthetische, absolute kunstexpressie gaat aftekenen. De voornaamste drijfveer daarbij is de bewust-persoonlijke zelfverwerkelijking van de kunstenaar.
Aldus, verkort, Kellerers korte schets van de ontwikkeling der culturen (blz. 7 en 8). Merkwaardig is daarbij het positieve accent op de avant-garde, onder aftrek van alle epigonisme, als een broeinest van kitsch en snobisme. Dit echte avant-gardisme is, zoals Kellerer het ons voorstelt, wel wat psychologisch gekleurd, het worstelt immers om zelfkennis en dat in tegenstelling tot de gemakzuchtige kitschbedrijvers.
Nu maakt de auteur het zich ook wat makkelijk, zodra het erop aankomt, de avant-garde te onderscheiden van de onoriginele slechts navolgende horde. Hij zegt daarvan: ‘Als imitatie valt daarentegen aan te merken, alles wat op dit gebied niet-avantgardistisch is’ (blz. 10). Dat is een petitio principia.
Wat ons verder opvalt behalve de psychologische benaderingswijze is de klemtoon op de levens- en wereldbeschouwing. De vertaling kan ons daarbij parten spelen. Het Duitse woord Weltbetrachtung heeft een andere inhoud als het Nederlandse wereldbeschouwing. Bij de Duitser, en vaak ook, zoals hier bij de Zwitser, betekent Weltbetrachtung een filosofische en zakelijke beschouwing van het totaal; in ons vaderland betekent het, betekende het, allereerst de door religie geïnspireerde beschouwing van het menselijk leven in heel zijn omvang. Mijn persoonlijk bezwaar tegen deze bizonder belangwekkende studie is dat deze beschouwing van het geheel datgene waarom het gaat, de kitsch, te veel van een afstand beschouwt en daardoor alleen oog heeft voor tegenstellingen zoals die zich van een grote afstand aan de beschouwer voordoen, zwart-wit. Zwart: Jan Publiek, wit: de eenzaam worstelende kunstenaar. Verzwageren die beiden zich nooit of nergens?
M.a.w., de middenvormen ontbreken in Kellerers beschouwing. En juist de mengvormen in artistieke zin zijn een studie ten volle waard.
Dat de schrijver kitsch niet helemaal negatief waardeert blijkt uit het verder