van de bijbelse waarheid en de christelijke leer of van de Westerse cultuur. Langzaam maar steeds zichtbaarder beginnen deze twee uiteen te gaan, het Evangelie en het Westen. Soms lijkt het wel alsof christendom en christelijk geen vastigheden maar dampen zijn die langzaam optrekken.
Het adjectief heeft iets van een dergelijke damp. De damp trekt op maar het landschap blijft onveranderd. Dat is het substantief.
Het adjectief kan terugtreden omdat het substantief blijft.
De levensbeschouwelijke bepaaldheid zouden wij tot de invloedssfeer van het adjectief willen rekenen. Haar stabiliteit is omgeslagen in labiliteit. De revolutionaire veranderingen in en buiten ons illustreren dat.
Betekent dat verlies? Misschien wel, maar er moet ook iets verloren gaan. Dat is zelfs een evangelische wet.
Geen beter illustratiemateriaal voor deze omwenteling dan het complexe verschijnsel ‘christelijke letterkunde’.
Er is tweeërlei klemtoon mogelijk, een natuurlijke en een nadrukkelijke. De natuurlijke valt op het substantief, de zaak waarom het gaat: letterkunde.
De nadrukkelijke zoekt het adjectief. Er is immers reeds een letterkunde, maar geen christelijke, tenzij men dit accent legt.
Wij zijn teruggekeerd tot het natuurlijk accent, tot het substantief. Maar zo eenvoudig is die terugkeer niet. Bestaat er op die plaats van vroeger nog wel een letterkunde?
Die vraag is met klem gesteld en wel door eigen geestverwanten. Men betwijfelt of nog wel enige groepsvorming verantwoord is, al zou het zonder enige principiële omhang, zonder basisformules, zijn. Na zijn los contact met Opwaartse Wegen heeft Achterberg toch steeds alleen gestaan. En er zijn heel wat meer van die alleenstaanden.
Het adjectief is teruggenomen, is niet langer zichtbaar. Het ligt in het substantief, niet sierend of kleurend of uitzonderend, maar zakelijk, als een stille kracht. - Ja, is dat zo? zeggen de sceptici. Evengoed onder de geestverwanten. Hun vraag dringt het eerst en het scherpst tot ons door.
Wij verstaan hun critiek, vooral in zakelijke zin - waar blijft die stille kracht als letterkunde? -, maar wij laten hen daarin delen. De vraag is een boemerang. Maar, niettemin, de vraag is van groot belang, ter zake en verlangt een antwoord.
Er schijnt een antwoord te komen uit een bepaalde hoek, waar heel veel geestverwanten wonen. Een hoek waar men blijkbaar een totale breuk met het verleden, allereerst het christelijk verleden wil, het klinkt wat elliptisch.
Wij hopen een volgend maal daaraan aandacht te besteden.