De etymologie krijgt het eerst het woord. De informatie die zij schenkt is te waardevoller omdat het woord heel jong is en hypothesen in de beschrijving van zijn geschiedenis naar verhouding een kleine rol spelen. Concrete gegevens, jaar en plaats van ontstaan, zijn er zelfs: 1875, München, gebruikt voor waardeloze schilderkunst, waarschijnlijk afgeleid van een werkwoord dat zoveel betekent als ‘den Strassenschlamm zusammenscharren’. Aldus Hermann Paul in zijn etymologisch woordenboek van de Duitse taal.
Het is grappig, vast te stellen dat zelfs zo'n piepjong woord nog altijd omgeven is door een waas van geheimzinnigheid. Het mysterie groeit tot onder onze neus. Overigens zijn zelfs hypothesen van meer dan zakelijke waarde. Zij leren ons immers iets over degene die juist die hypothesen stelt.
Het hypothetische beeld van de straatveger heeft een bepaalde kleur en emotionele waarde. Men hoort de man bezig, ergens op straat, waar het anonyme verkeer raast, waar mensen en elementen hun afval laten liggen en de straatveger dit alles voortschuift en ergens aan een rand, b.v. van een trottoir, tot een grauwe massa opstuwt.
Ik zie twee betekenismomenten die van belang zijn. Allereerst de achtergrond van de 19e eeuw met haar massa's en het kolossale dat aan de westerse cultuur tot aan de franse revolutie vreemd gebleven was. Verder die randfunctie. De afval verzamelt zich aan de rand van cultuur en civilisatie.
Een dergelijke vuile rand moet er ook in vorige eeuwen geweest zijn. Maar - en dat lijkt mij voor ons onderzoek heel belangrijk - die rand werd nooit effectief, nooit spectaculair. Duits: er trat nicht in Erscheinung.
Prullaria zijn er altijd geweest, maar er is een massa-industrie met een daaraan verbonden reclameapparaat nodig om de kitsch mogelijk te maken.
Maar ik zou mij ervoor willen hoeden, de grootindustrie als enige producent van de kitsch aan te merken. Het is hier als met de erfelijkheidswetten: er zijn tegenoverliggende elkaar vindende genen nodig om bepaalde eigenschappen te voorschijn roepen.
In heel de ontwikkeling van de 19e eeuw vinden we, het meest gevoed door de Romantiek, een neiging tot het grootse, monumentale, emotionele, het wijdse gebaar.
Ik vermoed dat deze voorliefde voor het grootse en monumentale een wezenlijk trekje is van alle kitsch. Ik zou dan kitsch moeten vinden in de rechte lijn van de Romantiek en niet in die van Classicisme of Realisme. Als men mij even toestaat met deze grove abstracties te werken, lijkt me deze stelling heel goed houdbaar. De vuile rand die om de beide, trouwens verwante, stromingen van Classicisme en Realisme zich gevormd heeft, kan alles zijn, maar géén kitsch.
Het zou in dit verband te ver voeren, maar overigens de moeite lonen, na te gaan, wat het vervlakte en gepopulariseerde classicisme voor sporen in bredere lagen van de bevolking nagelaten heeft. Bepaalde opvattingen in orthodoxe kringen in het recente verleden zouden daartoe het materiaal kunnen leveren.