Auke Jelsma
In het voorbijgaan
1. Een mysticus is als een zeehond, die een bal in evenwicht probeert te houden op de punt van zijn neus.
Dat is een moeilijke bezigheid. Je moet door niets afgeleid worden, geen zorgen voor levensonderhoud, geen gezinsproblemen. Een roerloze aandacht voor dat ondeelbare rustpunt.
Men moet alleen niet over het hoofd zien, dat de enige zin van een zeehonden-bestaan is: zeehond te zijn.
2e. Ware vroomheid kan daar gevonden worden, waar men waar mens is.
3. Telkens weer komt deze gedachte boven in de godsdiensten der wereld: ontledig jezelf, trek alles wat menselijk is af en je houdt God over.
Het is niet waar. Je houdt een kadaver over.
4. De grote jogi Rama Acharja werd opgezocht door een jongeman, Krisjna Chaitanja, die ingeleid wilde worden in de methode der concentratie.
De meester vroeg Krisjna, wat deze het allermeest liefhad. Uiteindelijk bleek een klein buffelwijfje de grootste plaats in zijn hart te bezitten.
‘Goed,’ zei de meester. ‘Ga dan in je kamer en denk aan niets anders meer dan je geliefde buffelwijfje.’
Krisjna deed, zoals de jogi hem had aangeraden.
Drie dagen later zocht Acharja zijn leerling op.
De deur van de kamer was gegrendeld. Hij klopte. Er kwam geen antwoord. Hij rammelde aan de deur en riep.
Toen drong het loeien van een koe tot hem door.
‘Kom tot jezelf, Krisjna!’ riep de meester.
‘Ik kan niet. Ik ben een koe, ik heb grote horens en kan niet door de deur!’, antwoordde Krisjna met veranderde stem.
‘Je bent geen buffel, je bent Krisjna. Wordt wakker, mijn Chela!’ En enthousiast voegde hij eraan toe: ‘Verander van meditatie-onderwerp en je zult in staat zijn over God te mediteren!’
Aldus verhalen ons Swami Siwananda en Paramhansa Jogananda.
Deze anekdote verraadt de zinloosheid van dit mediteren, dit geconcentreerd zijn op een beeld, op een gedachte.
Al mediterend was Krisjna tot de gedachte gekomen, dat hij een buffel was. Dit verhinderde hem, normaal mens te zijn. En was hij nou nog maar een echte buffel geworden, maar hij kon niet eens gemolken worden.
Als Krisjna nu over God gaat nadenken, bereikt hij ongetwijfeld de mystieke verrukking, die velen hebben ondergaan, waarin een mens zich tot het goddelijke opgetild voelt, die ekstase waarin je het menselijke achterlaat en vrijuit ademt in de vuurgloed van Gods wezen.