C. Ouboter
Een aparte plaats voor debutanten: een experiment
Ja, wie en hoe is eigenlijk een debutant? Ik zou daar graag eens wat meer van weten, sinds het woord zo veel gebruikt en zo diep in onze nederlandse samenleving is ingedrongen, dat er zelfs een verkleinwoord gevormd is: debutantjes. De meervoudsvorm wijst erop dat de volksmond het debuut liefst verschuift naar de aanvalligste kinderleeftijd, wanneer van persoonlijke karaktertrekken nog geen sprake kan zijn. Afgezien van de vertedering bij ouders en opvoeders staat het debuut er in ons goede vaderland niet al te best op.
Het dreigt een hoofdstuk in de pedagogie te worden: een welwillend en tactisch beoordeeld werkstuk, waarbij het werkstuk zelf er niet zoveel op aan komt. De debutant moet toch wat doen, hij moet toch éénmaal beginnen, men verschaffe hem daartoe de gelegenheid. Men gebruike daartoe een afgesloten ruimte, waarin de welwillendheid tenminste hangen blijft, waarin het talent zijn kansen krijgt.
Wie en wat is de debutant? Men vergeve mij een stukje maatschappijleer, een vleugje cultuurgeschiedenis. In een periode van grote labiliteit, vooral bij ouders en opvoeders, manifesteert zich het debuut. Het laat zichzelf schrijven met hoofdletters, die de oudere generatie naar de benen grijpen. Jongerentijdschriften rijzen als paddestoelen uit de grond. Zij vragen niet om begrip, hun bestaan is gecalculeerd op het onbegrip van de ouderen. Hun vorm is een kreet, als zij enige herkenbare tendens hebben is dat de uitdaging.
Deze gedachten en overwegingen, die zo'n beetje in de lucht hangen, formuleer ik alleen, om daarmee zo mogelijk de atmosfeer te zuiveren van schablones en vooroordelen die het debuut maar al te graag schuiven in een hoek waar het geen kwaad meer kan doen. Pedagogie, psychologie en sociologie zijn slechts dure namen die efficiënte diensten bewijzen in dit proces van, nee niet verdringen - dat zou weer psychologie uit zelfverdediging zijn - maar in een proces van opzij dringen, wegduwen, van handhaving van eigen posities.
Onbevangenheid is een eigenschap, een kwaliteit, die bij het ouder worden, steeds ijler schijnt te worden. Haar voedingsbodem is verwondering, is de elasticiteit die nooit een oordeel definitief afsluit, altijd attent blijft op wat zich aan de horizon presenteert.
Wij zitten in een scherpe bocht. Onze levensomstandigheden, de lucht die wij inademen, verandert zo snel, dat alleen onze traagheid en afstomping verhinderen dat wij de scherpte van de bocht nauwkeurig registreren zouden. Het gemak dient de mens, maar niet altijd tot zijn voordeel. Onbevangenheid past niet alleen tegenover uitingen die binnen ons begripsvermogen liggen, maar evenzeer tegenover die tekenen die eerder in onze rug priemen dan dat zij