Ontmoeting. Jaargang 15(1961-1962)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 230] [p. 230] Muus Jacobse In memoriam patris Vader, je kijkt me aan en glimlacht even. Zou ik het durven zeggen wie je bent? Je hebt van kindsbeen af mij ingeprent Jou te verbergen, want je wilde leven. Je leerde mij met strak gezicht te zwijgen, Te zeggen: ‘Dank u, vader maakt het goed’. En 's nachts hoorde ik, wakker, al te goed Je machteloos gehoest en zag je hijgen. Je zei: ‘Daarmee heeft niemand iets te maken’. Je was mijn vader en je had gelijk. Je eigen waarheid was je eigen rijk En niemand had het recht daaraan te raken. Je zweeg bij alles wat de mensen zeiden, Je deed niet mee, je liep niet in de pas, En je leek trots omdat je weerloos was Tegen de leugen van het medelijden. Maar in 't verborgene met God verbonden Gaf je mij dankbaarheid als hoogst gebod En zei: ‘Wij blijven nutteloos voor God Al deden wij ook alles wat wij konden’. Je had maar één gebed, het ‘Onze Vader’, Maar je zong veel. De psalmen die ik ken Hoor ik nog altijd klinken met jouw stem. Hoe kon je zingen, bijna zonder adem! Je liet mij later in mijn eigen leven Altijd de weg gaan die ik wilde gaan. Wat ik toen heb geschreven en gedaan, Was 't ook uit jou gedaan, uit jou geschreven? [pagina 231] [p. 231] Ik weet het niet, je liet het mij niet weten, Want je verborg voor mij je laatste nood. Je hebt je ook verborgen in je dood, Want ik was ver, ik heb het niet geweten. Vader, nu je beschut voor alle schending Zwijgt voor altijd, gun mij nog deze trouw, Dat ik, de zoon in wie je leven wou, Jouw leven openzing naar de voleinding. Vorige Volgende