Redactioneel
De lezer is een koning
Omdat wij alles graag eens heel anders doen en beleven dan vroeger, door een omwenteling over de hele linie, komt ook de schrijver van zijn troon af en de lezer, nee hij komt er nog niet op, maar hij krijgt toch veel meer aandacht dan ooit te voren.
Nu weten wij dat lezen en schrijven de eerste vakken op de grote school zijn. Pas daarna komt rekenen. Dat lezen en schrijven stuivertje wisselen lijkt, vanuit de lagere school bezien, geen opzienbarende omwenteling.
O, niet soms? De tijd ligt nog vlak achter ons dat alleen dichters en schrijvers de goddelijke vonk hadden. Bij onze oosterburen - wij denken aan Emil Ludwig met zijn hand op Rembrandt, Goethe en Napoleon - vonkte het genie. In Duitsland heette iedere schrijver dichter - een titel uit die jaren: Drei Dichter Ihres Lebens - en het genie werd tot een donderwolk in het woord Dichtung. Vragen aan schrijvers gesteld visten altijd verstolen naar het groot geheim. Wat dacht u, wat deed u, wat bracht u er toe?
Maar iemand als Thomas Mann, nog helemaal van de vorige eeuw, heeft in die nimbus rondom het schrijvershoofd al oneerbiedig geblazen. Wij denken hier aan de gonzende gedachten, aan de aardsheid en pietluttigheid van die gedachten, die de oude Goethe in de vroege morgen op zijn bed bezig hielden: Lotte in Weimar. Het genie wordt een tussengebied, een niemandsland tussen verheven droom en platvloerse werkelijkheid. Auteurs houden lezingen, treden wat houterig op voor de televisie, signeren hun boeken voor Jan en alleman, zitten, letterlijk zitten, in een vakbond, enz.
Het genie, het geïnspireerde soort mens, is het bekijken nauwelijks waard. Dominee en dichter, zitten onder aan de preekstoel, dienen de muze als werkster.
En gij, lezer? Men ensceneert toch voor u een boekenweek, men tracht uw mening te peilen, men werft om u in het marktonderzoek. In eerste instantie wel om Prinses, maar later gaat men toch verder. Wat leert u en waarom? Wat vond u prettig?
Nu kan al dit vissen een economische achtergrond hebben. Dan wordt u niet gepolst als lezer, maar als consument, als Rama-proever. Duizenvoudig gebeurt dat.
Maar er is een andere achtergrond. De relativering van het scheppend genie betekent een spreiding die de lezer althans uiterlijk, in reputatie ten goede komt. Spreiding, nivellering, is een tendens in onze tijd. Wij zien er meestal de schaduwkant van, er is ook een zonzijde.
Het wordt tijd dat wij, als redactie, de mogelijk ironische inslag van deze overweging nu laten varen.