en kunstenaars kan worden aangeduid, gesymboliseerd. Met de jeugd valt hoogstens te coquetteren, de ouderdom keert men liefst de rug toe, er is alleen het midden.
De mens die zich op deze zee bevindt, is geneigd alles te relativeren, waarom de jeugd hem veracht, de ouderdom hem in gebreke stelt. Hij zelf heeft echter het geval dat hij, meer dan zijn critici, bezig is met het eigenlijke werk, er alleen niet over praten kan of het op de afstand van een armlengte beschouwen. Hij zit er bovenop, weet amper hoe of wat, hij kan niet anders dan er mee bezig zijn, wroetend, gissend, zich vergissend, stumperend met de nacht voor ogen, de onverschilligheid soms tot in het hart, van buiten en van binnen belaagd. Bezig zijn, ja, met wat? Daarop een antwoord geven is ook al niet veel meer dan gissen.
Soms kan een enkel woord er omheen cirkelen. Zo bijvoorbeeld dit: generatievorming. Een vreemd, elliptisch woord, want wat drukt het uit? Zeker geen biologisch proces dat voor die leeftijd zo goed als verleden is. Evenmin die vorming waarmee onderwijsinstellingen, kerk of partij, steeds officieel en officieus en met goed recht, bezig zijn, ook al niet in het veld waar gemeenplaatsen hun triomfen vieren, het goede, inspirerende, voorbeeld of het alleen-maar-zijn. In al deze wijzen van voorgaan, van opleiding en beïnvloeding, gaat het in eerste instantie om de wil en het verstand, om een bewust gekozen lijn van handelen. Ook al zal daarbij veel scheef gaan en aan de wil, de beheersing, ontsnappen, er is de mens in zijn kracht, in zijn vermeende kracht. De mens die plannen heeft en daarnaar leeft. Deze mens doet iets, maakt iets, hij maakt school, carrière, hij staat op de middaghoogte, hij weet wat hij wil en, als hij bijzonder sterk is, wil hij ook wat hij weet. Het een loopt het ander niet voor de voeten.
Deze wilsmens, om zijn kracht en duidelijkheid, geliefd en gerespecteerd, begint ons in de laatste jaren hoe langer hoe vreemder te worden. Wij mogen hem wel, maar de afstand tot hem, de gevoelsafstand, wordt steeds groter. Deze mens, die wist te leiden en op te leiden is zeldzaam geworden. Hij wordt op steeds meer plaatsen en meestal geruisloos vervangen.
Ik meen dat hier de belangrijkste oorzaak te zoeken is voor de verliezen die de christelijke partijen in ons vaderland na de oorlog geleden hebben. De rechtstreekse kadervorming heeft onmiddellijk te maken met deze verschuiving in het midden.
Wat in het politieke veld gebeurt, maakt gerucht, tenminste eens in de zoveel jaar, bij de verkiezingen. Resultaten springen in het oog en leiden bijna automatisch tot reacties van triomf of alarm.
Overal elders verloopt de verschuiving ongemerkt. Wie er op gaat letten en de vereiste critische zin heeft, zal weldra bemerken dat hem nagenoeg geen vaste gegevens ter beschikking staan om de graad der veranderingen te meten. Alles immers verandert en nog wel in ongelijk tempo. Er blijft voor de wetenschapsmens weinig betrouwbaar vergelijkingsmateriaal over.