| |
Kritieken
C.J. Ooms-Vinckers
Een schorpioen voor een ei.
Zwolle - La Rivière en Voorhoeve.
Wladimir Tschertkow, een intelligente arbeiderszoon in Rusland studeert op staatskosten in de rechtswetenschappen. Hij groeit uit boven het slaafse milieu van zijn omgeving, ondergaat, door zijn buitenlandse contacten een innerlijke tweestrijd, die hem tenslotte bij de heren van het Kremlin in ongenade doet vallen. Het einde is Siberië.
Het is Mevr. Ooms gelukt, een spannend boek te schrijven. Ze weet de handelingen van de hoofdpersoon, zijn denken, zijn toenemend inzicht in de werkelijke Russische toestanden, aannemelijk te maken. Vooral door haar bijfiguren, de ‘hoge kameraden’ en de gewone bevolking, krijgen we een beeld van wat er in Rusland gaande is.
Blijft natuurlijk de vraag, of iemand na een reis door dit onmetelijke rijk in staat is, een volledig beeld te geven. Is dit wel het geval, dan is de schrijfster er in geslaagd ons een eerlijke en verhelderende blik te geven op wat er zich afspeelt achter het ijzeren gordijn, dat nu al weer meer gesloten is dan op het moment, dat Mevr. Ooms haar tocht maakte.
G. van H.
| |
Lawrence Durrell
Mountolive.
Leiden - Uitg. A.W. Sijthoff.
David Mountolive, de jonge Engelse diplomaat, is toegevoegd aan het Bureau van de Britse Hoge Commissaris in Egypte. Hij maakt kennis met een Koptische familie, waaruit een verhouding ontstaat met de jonge vrouw van het invalide gezinshoofd.
Mountolive maakt carrière, wordt benoemd tot ambassadeur in Egypte en ziet zich voor een dilemma geplaatst: De keuze tussen plicht en vriendschap.
De schrijver heeft zich ten doel gesteld, de moderne liefde in haar verschillende gedaanten te beschrijven en daarin is hij zeker geslaagd.
Meer nog dan het verhaal boeit echter de wijze, waarop Durrell personen en toestanden tekent: Scherp, zodat de mensen voor ons gaan leven, en in prachtige beelden.
Wie de eerste tien bladzijden heeft gelezen, waarin op bijzonder suggestieve Mountolive's eerste visvangst wordt geschilderd, kan het met één woord zeggen: Subliem.
G. van H.
| |
H. Lampo
De komst van Joachim Stiller.
Den Haag - A.A.M. Stols/J.P. Barth, 1960.
Een heel merkwaardige roman die, zo het op een klassificatie aankomt, tot het surrealistische genre gerekend moet worden.
Joachim Stiller, die brieven richt aan een kleine groep mensen, telefoneert, zijn komst aankondigt en bij zijn aankomst door een vrachtauto overreden en gedood wordt, is en blijft een figuur uit een andere wereld. Maar hij grijpt in het ge- | |
| |
wone bestaan in zodat het zich beurtelings bedreigd en bevrijd weet.
Lampo's vorige roman met een religieus thema ‘De Duivel in de Maagd’ had een overspannen en geforceerd karakter. Deze roman lijkt met een zeker gemak geschreven, waardoor de aangekondigde komst van Joachim Stiller bijna macaber wordt. Het gemak dient niet altijd de literatuur. Er zijn gedeelten in het verhaal, zo de onverwachte liefdesgeschiedenis van de hoofdfiguur, die de kitsch dicht benaderen. Het is echter de vraag of een noorderling niet gauw onbillijk wordt tegenover zijn Vlaamse taalgenoot. Bij de eenheid die noord en zuid verbindt, is er zo'n sterk verschil in toon en sentiment dat men Vlaming moet zijn om over kitsch in een Vlaams boek te oordelen.
Deze roman heeft mij doen denken aan Vestdijk's De Kelner en de Levenden, niet omdat er veel overeenkomst is. Eerder het tegendeel. Maar beide boeken grijpen even ver, ik zou zeggen over de literaire grenzen heen. Af en toe doen zij denken aan een uitstekend geschreven traktaat. Beide boeken portretteren ook duidelijk een Christus-figuur. Maar Lampo is naïever, kinderlijker - misschien is zo ook de verdenking van kitsch te verklaren en te weerleggen - en zijn Messias staat dichter bij het Evangelie en de christelijke overlevering.
Tal van kiemen voert de wind van dit verhaal mee, okkulte, half filosofische, maar het is de grote verdienste van deze roman dat de auteur al deze suggesties op een afstand weet te houden, deze onuitgewerkte ideeën aan de periferie van zijn verhaal houdt en ze zo doende objectiveert en mee laat spelen.
Door zijn argeloosheid en zuiverheid - doordat Lampo niet christelijk is grootgebracht is zijn voorstellingswereld erfelijk onbelast - intrigeert en boeit Lampo mij als maar weinigen. Als correctie op een te eenzijdig historisch èn dogmatisch denken is deze roman een ware verfrissing.
Ou.
| |
Ida Simons
Een dwaze maagd.
(De Blauwe Distel)
Als water in de woestijn.
Den Haag - A.A.M. Stols/J.P. Barth, 1961.
Ida Simons, ons vorig jaar helaas ontvallen, betekende een belofte van heel speciaal literair werk, sterk gebonden aan de eigen persoon, maar tegelijk zeer onafhankelijk en sterk. Kracht en tederheid zijn wel de voornaamste kenmerken van haar beide hier boven genoemde boeken.
De schrijfster is in de muziek begonnen, was een uitvoerend kunstenares, pianiste, van grote distinktie en deze training blijkt nog uit haar literaire werk.
Haar onvoltooid gebleven roman Als Water in de Woestijn, die het eerste gedeelte vormt van het gelijknamige boek, heeft in zijn opbouw veel weg van een cyclisch muziekwerk. Wij kunnen de uitgever en Pierre Dubois die de bundel samengesteld en een inleiding geschreven heeft, slechts dankbaar zijn voor de toevoeging van de uitstekend geschreven korte verhalen die aan het boek zijn toegevoegd. Deze verhalen brengen ons vaak in een bizarre wereld, helaas ook in een, vrees ik, voorbije wereld waarin persoonlijke waarden nog niet genivelleerd waren.
Bijzondere lof komt de voltooide roman ‘Een dwaze maagd’ toe. Persoonlijk lot en couleur locale van de Joodse gemeenschap omstreeks de eerste wereldoorlog zijn in dit verhaal meesterlijk verbonden.
De tweede bundel laat zich het best lezen als een verzameling korte verhalen. Als zodanig staat dit boek minstens op het niveau van de voltooide roman, waarbij het nog het voordeel heeft dat het nog treffender staaltjes geeft van het artistiek
| |
| |
en menselijk vermogen van deze begenadigde schrijfster.
Ou.
| |
Robert Escarpit
Kauwgum en kaviaar.
Amsterdam - Moussoult's U.M., 1961.
Onder de vele journalistieke reportages over Amerika en Rusland neemt het boekje van de geestige Franse literatuurhistoricus Escarpit een bijzondere plaats in. Hij geeft meer dan feiten en cijfers, hij is niet be-vooroordeeld. Een boekje met zoveel charme kan eigenlijk alleen maar door een Fransman geschreven zijn.
‘De planeet der Sowjets wentelt rond een zon die niet de onze is, behoort tot een andere Melkweg, misschien een andere demensie; de Amerikaanse wereld is als een vertrokken, barok vergrote, onherkenbare weerspiegeling van ons oude Westen’.
‘Er zijn geen provincialer landen dan de U.S.S.R. en de U.S.A.’ Wat mij het meest boeide was Escarpits kijk op de mensen. Uit de veertien hoofdstukjes kies ik iets uit ‘Pat en Katjoeska’, de Amerikaanse en de Russische vrouw.
Deze bladzijden lezende moet men vooral niet uit het oog verliezen dat hier een Fransman aan het woord is. ‘Ik behoor tot een volk dat de élégance en de vrouwelijke charme tot een nationale mythe heeft verheven.’
Hij heeft niet veel woorden nodig om het Amerikaanse meisje en de Amerikaanse vrouw scherp te karakteriseren. ‘Met het woord dating raken we aan wat misschien wel de belangrijkste instelling van de Amerikaanse beschaving is. Een date is een afspraak, en bij uitbreiding tevens degeen met wie men een afspraak heeft.’
‘Wat is het programma van dergelijke uitjes? Het Amerikaans puritanisme wil het schijnbaar liever niet weten.’
De schrijver concludeert dat in Amerika de vrouwen een gezin stichten. De emancipatie is er ver gevorderd (uitwijkmogelijkheid voor de man: echtscheiding).
De Katjoeska van 1940 is nog volop soldatenvrouw; die van 1960 ‘laat meer en meer de blauwe overall over aan de mannelijke generatie.’ De Katjoeska van 1980 meent Escarpit beter te kennen. Bij zijn bezoek aan het ‘Paleis der Pioniers’ werd hij rondgeleid en gedresseerd door een tienjarig pienter meisje dat hem bij het afscheid (notitieboekje in de hand) vroeg: ‘Ou tibia dotski?’ (Heb je dochters?)
Uit de drie getoonde foto's wees zij er één aan. ‘Met haar wil ik corresponderen’.
‘Laat de heer Nikita Kroestsjef maar rustig gaan slapen. Wat er ook gebeurt, de Sovjet-Unie wordt wel bestuurd.’
Het lezen van Kauwgum en Kaviaar zal u ongetwijfeld voldoening geven. Ge bekijkt de U.S.A. en de U.S.S.R. door de ogen van een geestige wereldwijze Europeaan.
P.J.R.
| |
De gele serie.
's-Gravenhage - Rotterdam - Nijgh en van Ditmar.
Er zijn in de tegenwoordige literatuur allerlei onderwerpen die een relatief grote belangstelling genieten. Opmerkelijk is dat de misdaad. sinds lang populair in het detectiveverhaal, naast veel andere thema's de laatste tijd ook weer een hoge vlucht neemt. Het lust me niet waarschuwend de vinger op te heffen en dit verschijnsel als symptomatisch voor de voortschrijdende degeneratie van smaak en instelling van de westerse mens te signaleren. Ik geloof nl. zelf niet, dat dit iets met degeneratie te maken heeft; evenmin dat een waarschuwing effect zou sorteren. Er zijn allerlei andere factoren, laat de psychologen ze maar wijzen en verklaren, die oorzaak zijn dat we al lezend verstrooiïng zoeken in een sfeer, gans
| |
| |
anders dan die waarin we dagelijks onder spanning staan. Is die spanning hoogspanning, dan zoeken we een meer radicale ontlading dan wanneer we de dag in gezapige omstandigheden doorbrengen. De gele serie voorziet in een behoefte behoorlijk afstand te nemen en aldus te recreëren.
‘Tweemaal vermoord’ van Michel Lebrun speelt in de wereld van film en toneel. Een ster zonder scrupules maakt zich zo gehaat dat meer dan één van haar ‘slachtoffers’ zich wil wreken door haar van kant te maken.
Dezelfde auteur schreef ook ‘Operatie Midway’, een contra-spionage roman.
Lebrun is een goed vakman, er zit vaart in zijn verhalen, hij doseert zijn spanning op de juiste wijze, geeft ook nog een snuifje psychologie, wat melo-dramatiek, hoewel hij daar zuinig mee is, en hij verzorgt zijn sobere stijl.
José Giovanni: ‘Zijn laatste schot’ is daarentegen een boek met de allure van een roman. Ook hierin veel lijken, een grote dynamiek in de verteltrant, maar bovendien een weliswaar schetsmatige maar toch zo rake psychologische karakterisering van de figuren, dat dit boek een heel eind boven de doorsnee detective uitsteekt.
J.E.N.
| |
Hugo Claus
Het mes.
H.J. Oolbekkink
Het mes onder het mes.
Amsterdam - De Bezige Bij, 1961.
Dit boek leest het prettigst achterste voor. Het kort verhaal ‘Het mes’ van Hugo Claus is inderdaad iets buitengewoons. Het is zeer suggestief geschreven, woord voor woord afgewogen en juist door zijn soberheid ontroerend.
Het filmscenario is - gelukkig - slechts een scenario, het wijkt nogal af van de versie van het verhaal, maar ook dit werk heeft duidelijk herkenbare literaire kwaliteiten. Het lijkt me niet onmogelijk dat iemand die het gelezen heeft liever niet meer de film wil zien. Het kan haast niet anders of het verbeelden van iets wat al in woorden verbeeld is moet afbreuk doen aan dit werk. De toevoeging van het visueel element zal vermoedelijk storend werken, tenminste nivellerend, zoals wanneer je een opera opvoering bijwoont en je al luisterend vergeet te kijken en al kijkend soms maar met een half oor luistert. Er gaat een stuk fijnzinnigheid teloor, zij het dan dat je er het een en ander voor terug krijgt in de vorm van toneelen filmkunst.
Oolbekkink schreef het verhaal van het tot stand komen van de film. Het is niet alleen aardig en prettig leesbaar maar aanmerkelijk meer. Zowel Oolbekkink als Claus maken opmerkingen om te onthouden. O. heeft van dit verslag toch wel een stukje literatuur weten te maken.
J.E.N.
| |
Jan de Hartog
De inspecteur.
Amsterdam-Brussel - Elsevier, 1961.
De roman van een mens met insufficiëntie gevoelens, die meent dat hij, door eenmaal heroïsch te handelen, zich bevrijd zal weten van de last die hij mee draagt. De inspecteur handelt werkelijk als een held, niet alleen omdat hij het oordeel van zijn eigen burgerlijk milieu negeert maar vooral omdat hij, hoewel hij in de uitvoering van zijn plannen telkens weer geplaatst wordt tegenover tegenstanders tegen wie hij qua intelligentie en handigheid bij lange na niet opgewassen is, zich niet terug trekt, maar door blijft ploeteren. Jan de Hartog heeft deze instelling vaker weer gegeven: een soort mengsel van heldhaftigheid, practische noodzaak en innerlijke noodzaak. Uit vorig werk vindt men ook andere motieven in deze roman terug, bijv. een samenstel van tra- | |
| |
ditionele vroomheid, practische menslievendheid, schuil gaand onder een schijnbaar keiharde levenshouding bij een oude binnenschipper.
Toch is dit werk allerminst een reprise of een variant op vorige thema's. Het geeft ook iets heel eigens. Men zou deze auteur kunnen zien als een toeschouwer, op een afstand het Nederlandse leven en denken, waar hij volkomen vertrouwd mee is, verfilmend. Het zou me trouwens niet verwonderen, wanneer deze roman nog eens op het doek zou worden geprojecteerd; misschien zat deze opzet er al van meet aan achter. Er schuilt iets aantrekkelijks in de afstand die in acht genomen is. Jan de H. behoort niet tot een partij, hij kiest geen partij, maar hij geeft vrijblijvende beschouwingen.
De inspecteur wordt geconfronteerd met zijn eigen wezen, hij weigert zichzelf te aanvaarden zoals hij is. Al pogend uit zijn situatie te geraken zoekt hij ergens, buiten zichzelf, houvast, maar hij vindt het niet en hij realiseert zich heel scherp waarom niet. Zijn vader was een militant vrijdenker, zijn vrouw heeft een primitief en cariraturaal geloof in een God, maar hijzelf is slechts een agnosticus. De inspecteur wordt geen proseliet, van wie ook, maar toch bevrijdt hij zichzelf, door het offer van zijn leven te brengen. Op deze wijze slaagt hij erin voort te leven, hoe en onder welke omstandigheden dan ook.
J.E.N.
| |
Otto Fehringer
Vogelbruiloft.
Vert. Jan van Rheenen.
Laren N.H. - A.G. Schoonderbeek.
Een boek over het liefdesleven van de vogels, dat bijzonder aardig is door de vele wetenswaardigheden die het geeft, maar dat daarnaast stellig literaire kwaliteiten heeft, die in de vertaling niet verloren zijn gegaan.
De auteur vertelt vlot en pakkend en hij is geestig op een manier zoals men die niet dikwijls in wetenschappelijke literatuur aantreft. Verleidelijk zou het zijn om uit dit boek te gaan citeren; vrijwel elke pagina nodigt er toe uit. Het werk is geïllustreerd met tekeningen en doorschoten met foto-pagina's.
J.E.N.
| |
Aart Romijn
Niet met goed fatsoen.
Baarn - Bosch en Keuning N.V.
Met deze nieuwe roman van Aart Romijn ben ik ingenomen, omdat hij hierin op duidelijke manier heeft laten zien dat hij toch inderdaad meer kan dan zijn werk van de laatste tijd deed voorkomen. ‘Niet met goed fatsoen’ is een boek van behoorlijk niveau, een aanwinst voor de protestants-christelijke literatuur. Het is een adolescentie-roman van deze tijd met een eigen karakter, doordat het van een eigen sfeer uit geschreven is, maar toch ook een boek voor een breed publiek, dat voor mensen buiten de eigen kring leesbaar is. Er wordt weinig in gemeierd of gezeurd maar het is niettemin bewogen, evenzeer direct en tamelijk eerlijk.
De compositie doet denken aan die van van Schendels ‘De wereld een dansfeest’. Verschillende betrokkenen geven hun eigen visie. Milieu, leeftijd en eruditie lopen nogal uiteen en de auteur heeft ze aardig ‘weten te schieten’. Bijzonder goed getroffen is de beschouwing van de leraar Dekker, die al schrijvend een zelfportret geeft dat zo duidelijk is, dat men de man tientallen malen in eigen kring meent te herkennen.
Er bleven ook nog wensen. Het kan moeilijk anders. Een roman over een minder intelligente puber, bijvoorbeeld, want Romijn maakte het zich met een zo begaafde hoofdpersoon toch ook nog weer gemakkelijk. Maar dit doet aan mijn waardering voor het boek zoals het is niet af.
J.E.N.
| |
| |
| |
Margreet Velsen-Quast
Lichten op rood.
Amsterdam - U.M. Holland.
In een driehoeksroman met twee mannen en één vrouw kan de vrouw nog wel eens de rol van heldin spelen; wordt de driehoek evenwel gevormd door twee vrouwen en één man dan is de rol van held voor die ene man niet weggelegd. Margreet Velsen doet haar best van Han te redden wat er te redden is. Zonder daarmee de vraag: wat zien Marion en Hella niet eigenlijk in hem? te kunnen voorkomen of beantwoorden. Maar het huwelijk Marion-Han blijft intact en Hella vertrekt.
Dit niet bepaald opzienbarende gegeven wordt in de roman ‘Lichten op rood’ op een toch wel belangwekkende manier uitgewerkt. Taal en stijl zijn niet feilloos.
J.M.Vr.
| |
Heinrich Böll
Wie gaat er mee naar Ierland varen.
Vert. Werumeus Buning.
Rotterdam - Ad. Donker N.V.
Het motto waaronder dit reisverslag is geschreven luidt: Dit Ierland bestaat; wie er echter heenvaart en het niet vinden kan, mag dit de schrijver niet verwijten. Het is dunkt me iets overbodigs, zo te waarschuwen. De lezer weet al na het lezen van het eerste hoofdstuk, dat dit Ierland inderdaad bestaat. Zou het niet bestaan hebben, dan zou Böll het door dit boekje gemaakt hebben, want het leeft, het land en de mannen die er wonen, de vrouwen, de kinderen; de huizen zijn waarlijk bevolkt en ook de kerken. Misschien overdrijft Böll zo nu en dan, misschien staat Schulte Nordholt in zijn verslag, opgenomen in ‘Roeping’ iets dichter bij de empirisch controleerbare waarheid, misschien zijn de kleuren die Böll op zijn palet heeft iets te fel. Maar nee, dat is toch niet het geval. Hij schilderde Ierland zoals hij het zag en laat het zijn lezers evenzo zien, levensecht, boordevol vroomheid en humor.
Een boekje om meer dan eens te lezen.
J.E.N.
| |
Elieser Jerusjalmi
Een ster voor Moisjele.
Amsterdam/Antwerpen - Wereldbibliotheek N.V., 1961.
Niet alleen in Nederland - waar Clara Asscher-Pinkhof op onvergetelijke wijze over hun lot vertelde - zijn er ‘Sterrekinderen’ geweest: kinderen, die de ster moesten dragen en ten offer vielen aan de opgezweepte rassenhaat. Wat in Dr. Jerusjalmi's verhalen wordt beschreven is in Littauen met Joodse kinderen gebeurd. Het zijn eigenlijk heel eentonige verhalen. Op een enkele uitzondering na lopen ze alle uit op gaskamer en massagraf. ‘Zulk een boek kan men niet inleiden, men kan er niets aan toevoegen’, zegt Prof. Presser in zijn inleiding. Hoe zou men er dan een oordeel over kunnen geven? Men kan alleen vaststellen, dat sommige van de honderdduizenden vermoorde kinderen toch iets op aarde hebben nagelaten: hun al te korte, al te eentonige levensgeschiedenis. Die echter niet vergeten mag worden.
J.M.Vr.
| |
Antoine van Doorn
Monique.
Amsterdam - A.J.G. Strengholts U.M.N.V.
Terecht heet deze roman niet anders dan: Monique. Het meisjesfiguurtje, jong en pril, brengt de omkeer teweeg in een mannenleven van lusteloosheid of erger. Het geeft ook iets van leven en bekoorlijkheid aan het verhaal over de liefde van Fred en Monique. Na de onechte en opgeschroefde verwikkeling rondom de kus, die Freds vriend Auke Monique opdringt, vertedert weer de beschrijving van de vreugde om de geboorte van Moniques zoon.
J.M.Vr.
|
|