onderlinge afstanden bepalen, het copiëren, de plaats van iedere ontsnappende wenkbrauwhaar nauwkeurig bepalen, de intensiteit in schemering van elke schaduwpartij, de kinrondingen vatten in ellipsen, neusvleugels zouden geen moeite geven. Hij zag ze fotografisch scherp, maar het oog, het blinkertje, och, ook dat nog, één of twee maal scheel misschien maar dan zou hij het hebben, niet te scherp en niet te flets maar toch sprekend en dan, dan zou moeten blijken of het geleek. Hij zou terug lopen, misschien ook het atelier uitlopen om voldoende afstand te nemen en terugkerend opnieuw vergelijken. Zou het lukken? Hij dacht aan de uren van prutsend bijwerken, van accentueren en verdoezelen, telkens weer, van het moedeloos geheel wegkrabben van details en het tenslotte omkeren van het doek. Later... Later zou hij het bijwerken, afmaken, maar eerst zou hij een nieuw raam spannen, iets anders opzetten, nee, geen portret, geen mensen dit maal maar bloemen, azalea's in de meest exotische kleuren uitbollend achter en boven elkaar en daartussen de oude bloedrode rododendron waaruit... een gelaat tevoorschijn sprong, een mens in alle ongeremde uitbundigheid die zoveel kleur kan wekken, niet sereen maar overweldigend lachend, als een verrukkeling, een gek in een soort van heilige idioterie. Een mens dus, toch weer een mens, en hij keek ietwat wezenloos om zich heen. Voor hem de zebra, met sinaasappel-knipperbollen, de veiligheid. ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’ Ik ben de zebra met knipperbollen. Wandel maar stillekens achter Mij aan. Aan de overzijde is het licht, het cornerhouse, waar men koffieroom uit zilveren kannetjes schenkt.
Hij ging en zocht zich een plaatsje, een droog plaatsje. Droog was voldoende, want het was niet koud. Hij wilde de wind blijven voelen, maar evenzeer de piano beluisteren, nee niet beluisteren, slechts horen, iets Haydn-achtigs, iets aetherisch, speels als deze avond, waarvan de grimmigheid zo veilig ommanteld was.
‘Koffie’, zei hij. ‘Toe maar, koffie’. Geen pils en veel minder nog een roesje maar een injectie opwekkendheid, opgewekte helderheid. Ik zal toch weer styleren. Na alles te hebben uitgemeten en het volmaakte equilibre te hebben gevonden zal ik de beweging willen vangen en vastleggen, het oog zal de oogopslag moeten zijn en de houding het gebaar, de kleur...
Hij kreeg zijn koffie en verloor zichzelf, voor een ogenblik maar, maar het had iets onherroepelijks. Hij riep wel maar ontving geen antwoord. Degas, Cézanne, ook Modigliani in oranjebruine kleur, een jurk gespannen om een uitgegroeid figuurtje, dat scherp afstak tegen het licht, één, twee seconden en dan in de schemering verdween. Hij trachtte het op te bergen. Ergens, ooit, zou hij het weer opdiepen probeerde hij zichzelf te bezweren, maar de schoolmeester had het klassebord met een druipende spons in enkele halen diep-zwart gemaakt.
Hij rekende af en ging opnieuw de straat op. Zijn stappen hadden iets onzekers. De atmosfeer bleek eensklaps koeler en iets als een duizeling overviel