| |
| |
| |
Kritieken
Martin Mons
Maar niemand gelooft mij.
Uitg. A.W. Sijthoff - Leiden.
Het aantal detectives van deze auteur loopt in de tientallen en het lijkt mij een opgave, steeds maar weer nieuwe slachtoffers voor nieuwe moorden en nieuwe motieven te vinden.
Dat is Martin Mons echter wel toevertrouwd. Hij drijft de textielfabrikant Mylius in een moeilijke situatie, als hij, ongewild, tot beschermengel van een wanhopig meisje wordt geroepen. Enkele uren nadat hij haar verlaten heeft, wordt zij vermoord.
Natuurlijk valt de verdenking op de fabrikant.
Het is Mons' verdienste, dat hij de spanning omtrent de vraag: ‘Wie is de moordenaar?’ tot het eind toe weet te bewaren. Hier en daar is de reactie van Mylius een beetje vreemd, maar dat neemt niet weg, dat de auteur ons een spannend en goed geschreven detective heeft gegeven, die we met plezier hebben gelezen.
G.v.H.
| |
Mark Grammens
Nikita Kroesjtsjev: de tweede revolutie;
Johan de Roey
Aime Duval en het religieuze chanson;
Jos Welis
De mythe van Marlon Brando.
Humanitas boeken. Uitg. Lannoo - Tielt/Den Haag.
Deze drie boekjes uit de reeks idolen en symbolen hebben bij alle verscheidenheid van onderwerp dit gemeen, dat ze de lezer een grote kennis van namen, feiten en gebeurtenissen bijbrengen. Voorts, dat men het gevoel krijgt dat de auteurs toch niet tot de kern der zaak, tot het wezen van de besproken figuren zijn doorgedrongen. Dit laatste is niet verwonderlijk. Zeer moeilijk is het inderdaad, contemporaine verschijnselen en personen te belichten met de indringendheid en de breedheid van blik die de historicus eigen is. Het is niet mogelijk, afstand te nemen. Niettemin is het boekje over Kroesjtsjev behalve misschien een beetje tendentieus, heel verhelderend, dat over Brando ietwat gechargeerd en getuigt de verhandeling over Aimé Duval en andere chansonniers van een helaas zeldzame, zeer goede smaak.
J.E.N.
| |
Jan Mens
Marleen.
N.V. Kosmos - Amsterdam/Antwerpen 1960.
Dit keer schreef Jan Mens de roman van een meisjesleven; ook weer op zijn eigen manier, een wijze waarvan je niet kunt zeggen dat ze zo opzienbarend, zo in het oog springend is en toch is het geheel die van Jan Mens: een gave schrijftrant en compositie, iets stoers met iets van liefelijkheid, iets van gespierdheid en daarnaast soms bijna broze elegantie.
In de naam van de auteur ligt voor mij een land omgrensd: Nederland met zijn specifiek Nederlandse zeden, opvattingen en gewoonten, die slechts tot op zekere hoogte West-europees zijn; slechts met mate. Niet al te emotioneel mag de Nederlander zijn, niet al te romantisch, niet al te progressief en te speculatief of al te dwaas, maar evenmin al te stug, te koud of te zakelijk. Evenwichtigheid en het vermogen zich aan te passen gelden als hoge waarden. Jan Mens voldoet aan de Hollandse eisen van degelijkheid en matigheid, maar de grote waarde van zijn werk schuilt toch in de zelf-discipline, waarmee
| |
| |
hij mensen beschrijft, die juist niet naar het confectie-patroon zijn geknipt. Marleen is een meisje met opvattingen die afwijken van die van haar eigen milieu. Ze bezeert zich, onvervulde verlangens plagen haar, ze krijgt een grote teleurstelling te verwerken. Haar eigen ouders begrijpen haar slechts zeer ten dele. Maar Jan Mens staat achter haar, vol begrip en zachtaardige humor. Het zou me niet bevreemden, wanneer hij Marleen niet zou kunnen loslaten, maar een vervolg-roman aan haar zou wijden.
J.E.N.
| |
Dr. W. Sikken
Midden in het leven.
Uitg. Kok - Kampen.
Dit boek ‘Midden in het leven’ handelt over de dood. Het is wat slordig in stijl en compositie. Het geeft eerst een niet volledige reeks wijsgerige en religieuze gedachten over de dood en bestrijdt dan met name de reïncarnatie-leer. De opmerking: ‘De strijd van Christus moet, vanuit de hogere wereld gezien, zoveel lijken op een zekere en snelle overwinning, dat ik naar mijn zwaard en helm, en plaats in de gelederen, geen seconde zal talen...’ bewijst dat de auteur te weinig rekening houdt met het feit dat aarde en hemel en nieuwe aarde in één historisch verband liggen en dat de zielen onder het altaar de lofzang van de engelen interrumperen met de alarmkreet: ‘hoe lang nog?’ omdat zij zelfs in de hemel nog niet er hun gemak van nemen.
Hij geeft een zeer verwarde uiteenzetting over de verhouding van tijd en eeuwigheid, omdat hij niet duidelijk onderscheid maakt tussen Gods eeuwigheid en de eeuwigheid in creatuurlijke zin. Hij doet - als zovelen - alsof tijd en eeuwigheid tegenover elkaar staan en alsof ‘in gindse wereld’ de tijd niet meer bestaat. Hij nodigt ons daarom uit om ‘de tijd weg te denken’; maar omdat wij altijd mensen blijven, is het onmogelijk en ook onnodig om op deze uitnodiging in te gaan.
De verdienste van dit boek is, dat de schrijver een overzicht geeft van Luther's gedachten over de dood en van het gehele betoog van Carl Stange over Luther's visie op de ‘onsterfelijkheid der ziel’, dat in verschillende tijdschriften gepubliceerd werd en daardoor moeilijk bereikbaar is.
O.J.
| |
P.J. Risseeuw
Gasten en vreemdelingen.
J.H. Kok N.V. - Kampen 1960.
Dit is het eerste deel van een familie-roman, spelend in den Haag en Scheveningen. Het verhaal begint op oudejaarsavond 1899, een inzet vol sfeer, die van gaslicht, van oliebollen, veel meer die van een protestants, kerkelijk meelevend gezin. In snelle vaart voert Risseeuw ze mee, de verschillende leden van de familie. Vader Leenhouts sterft jong; moeder, een bewonderenswaardige vrome vrouw, door de auteur met grote liefde getekend, weet zich er door te slaan met Gods hulp en die van de kinderen. Deze laatste kiezen heel verschillende wegen en geven de schrijver een goede gelegenheid het kerkelijk, politiek en cultureel leven van de eerste decennia van deze eeuw van allerlei kanten te belichten, een gelegenheid die hij graag heeft benut. Risseeuw is een uitstekend verteller, hij heeft een eigen humor en hij is wijs, dus voorzichtig en mild in zijn kritiek - niettemin duidelijk. De jaren 1900 tot 1920 schijnen ver achter ons te liggen, maar Risseeuw weet lijnen te trekken van toen naar nu. Men behoeft niet tot de ouderen te behoren om te doorzien dat de problemen die aan de orde waren het patroon vormen voor de tegenwoordige strijdpunten van allerlei aard. In zoverre is ‘Gasten en vreemdelingen’ ook nu actueel. De techniek, die de entourage vormt, is sprongsgewijs geëvolueerd, maar de mensen zijn weinig veranderd, hun problemen, de moeite om
| |
| |
de snelle ontwikkeling bij te houden, zijn dezelfde gebleven. Het is daardoor, dat deze tot op zekere hoogte historische roman zo rijk is aan wat we het element van herkenning noemen. Ik heb dit met grote toewijding geschreven boek dat - maar dit zijn we van Risseeuw wel gewend - enorm veel voorbereiding moet hebben gevraagd, met groot genoegen gelezen.
J.E.N.
| |
Gerhard Szczesny
De toekomst van het ongeloof.
Moussault's Uitgeverij N.V. - Amsterdam.
In de dag- en weekbladpers is over dit boek al zoveel geschreven, dat vrijwel ieder weet waar het om gaat. De ondertitel luidt: Actuele beschouwingen van een niet-christen. Szczesny bezint zich op zijn ongeloof, op zijn niet-christen zijn, hij verdedigt zich tegen andersdenkenden en, naar het mij voorkomt, ook tegenover zichzelf. Rond komt hij er voor uit dat het hem en, naar hij aanneemt, het merendeel der verstandige en ontwikkelde mensen onmogelijk is, nog te geloven in wat men noemt een Christelijke heilsleer, ondanks alle tegenwoordige pogingen om het christendom als algemeen geldige zedelijke instelling in ere te herstellen.
En toch zijn deze beschouwingen, die ik overigens ieder die zich wel tot de christenen gerekend wil zien ter lezing aanbeveel - het is goed niet de ogen te sluiten, wanneer ons de spiegel wordt voorgehouden - niet overtuigend. Szczesny is intelligent en, van christelijken huize, beschikt hij over een brede kennis van het christendom. Hij merkt scherp op en betoogt helder. Maar hij heeft zich enerzijds niet geheel van zijn verleden kunnen losmaken, anderzijds niet begrepen wat ten diepste de inhoud is van de christelijke geloofswaarheden. Hij wil een positieve bijdrage leveren tot een zuiver humanistische metaphysica, maar verliest zich al te veel in een negativistische bestrijding van andersdenkenden, de christenen. Hij beschouwt het christelijk geloof als een overwonnen standpunt, maar beijvert zich, dit nasmeulend vuurtje uit te trappen. Waarom eigenlijk? Waarom ignoreert hij het niet? Is het dan toch nog zo belangrijk? Of voelt hij het gemis van een humanistische leer der hogere dingen als armoede, naast de rijkdom der christenen? Als iets dergelijks, een insufficientiegevoelen, dient men meen ik ook de klacht van de auteur te beschouwen, dat de ongelovige veelal een zekere gêne voelt om toe te geven dat hij atheïst is.
‘De toekomst van het ongeloof’ vind ik een belangrijk boek, maar veel minder voor de ongelovige dan voor de christen. Het attendeert de laatste op zijn feilen en falen en biedt hem een gelegenheid het gesprek te heropenen. De nietchristen vindt er zijn desiderata in, weinig perspectieven in de zin van het christelijke begrip ‘hoop’.
J.E.N.
| |
S. Vestdijk
Een moderne Antonius.
De Bezige Bij - Amsterdam 1960.
Met de Sint Antonius legende heeft deze roman gemeen, dat de hoofdpersoon, een bankdirecteurtje, aan satanische psychische folteringen bloot staat. Behalve dat Antonius, voor zover bekend, niet tot een bank-directie heeft behoord valt ook overigens weinig overeenkomst met het heiligenleven te bespeuren. Evenals Fré Bolderhey is Olivier, de figuur waar het in deze roman om gaat, geestelijk gestoord. Hij lijdt aan hallucinaties die hij aanvankelijk nauwelijks van de werkelijkheid onderscheidt, maar die later zodanig verergeren, dat het slachtoffer ze als storingen herkent. In de oorzaken van de afwijking verdiept Vestdijk zich niet. Hij geeft slechts een schijnbaar objectief verslag van het gruwelijk proces. Ook aan Olivier schrijft hij een
| |
| |
grote mate van objectiviteit toe. Het is deze nuchterheid, een zekere mate van evenwichtigheid-ondanks-alles, zelfs tijdens de vlagen van waanzin, die tenslotte genezing brengt. Dit boek is echter meer dan het verslag van een pathologisch proces. Juist doordat zinsbegoocheling en werkelijkheid zo knap verweven zijn, gaat de geboeide lezer zich ernstig afvragen, of en in hoeverre hij zelf op weg is naar Sint Antonius.
J.E.N.
| |
Willem G. van Maanen
De dierenhater.
Querido - Amsterdam 1960.
Ook deze roman van van Maanen is respectabel, zowel om de stylistische eigenschappen als van een karakterologisch gezichtspunt uit bezien. Een negatief ingestelde dorps-journalist, eer mensenhater dan dierenhater, transponeert zijn liefde voor de overleden vrouw van de burgemeester op een okapi, een vrij zeldzaam hoefdier uit Kongo, dat op wonderlijke wijze in een Nederlandse dorpsgemeenschap belandt. Van Maanen laat de journalist zelf het verhaal schrijven, opgezet als een pleidooi maar uitpakkend als een requisitoir. De schrijver laat tenslotte zijn hoofdpersoon de Okapi ongewild vergiftigen. Een jarenlang gecultiveerd cynisme moest wel leiden tot een catastrophe. Deze roman behoort tot de zeer goede.
J.E.N.
| |
Vahé Katcha
Nacht der ontmaskering.
Fr. Vert. B. Roest Crollius.
W. Gaade - den Haag.
Een groepje vrienden, tijdens de oorlog bijeen op een verjaardagspartijtje, wordt overrompeld door gestapo. Buiten zijn twee officieren doodgeschoten en de feestvierenden moeten uit hun midden binnen twee uur twee gijzelaars aanwijzen die bij wijze van repressaille zullen worden meegenomen. Wat hun lot zal zijn is zonder meer duidelijk. Katcha beschrijft de twee uren waarin ieder van de aanwezigen tracht zichzelf veilig te stellen en anderen te bewegen zich op te offeren. Het verhaal is erg knap, maar vooral erg. Van de menselijke waardigheid blijft weinig over, hoogstens wat menselijkheid, maar dan van de slechte soort. Katcha moet wel erg gekwetst zijn, dat hij zo deerlijk de mens van al wat nobel is kan ontroven.
J.E.N.
| |
Jan H. Eeknout
Dr. Hull vergist zich.
N.V. de Lanteern - Utrecht.
Dit boek is een mengvorm van een psychologische roman en een detective. Als politieroman bezien is het tamelijk zwak De intrige is maar zo zo. Maar de weergave van de gevoelens en overleggingen van Dr. Hull, medisch deskundige van Scotland Yard, vergoedt veel. Deze speurder wordt geplaatst voor een gewetensconflict, wanneer hij meent een moordenaar te kunnen aanwijzen die, strafbaar naar de letter der wet, volgens de regelen van het natuurrecht, het primitieve rechtsgevoel van de juridisch ongeschoolde, rechtvaardig is. Eekhout lost zijn probleem op met een zelfmoord en een nagelaten bekentenis van de werkelijke daderes. Dit neemt niet weg, dat de probleemstelling als zodanig dit verhaal alleszins lezenswaard maakt.
J.E.N
| |
Frank Arnau
3000 jaar kunstbedrog.
Uitgeverij W. Gaade, Den Haag (1960).
In dit boek zijn een aantal ware geschiedenissen van vervalserspraktijken bijeengebracht, die zich stuk voor stuk laten lezen als spannende detective verhalen. Toch is het de schrijver in diepste wezen niet om de spanning te doen, het gaat ten slotte om de kunst en op elke bladzijde bespeurt men zijn liefde daarvoor.
Arnau verklaart in zijn voorwoord
| |
| |
dat hij terwille van de leesbaarheid van het boek ervan heeft afgezien om voetnoten te plaatsen, maar ook zonder dat is zijn kennis op het gebied van de kunstgeschiedenis waarlijk verbluffend.
Het gaat in dit boek niet alleen over vervalste schilderijen, zoals de in ons land zo beruchte Van Meegeren-story of de vervalsingen van de wandschilderingen in de dom van Sleeswijk, waaraan ‘de meester der vroege gotiek’ Lothar Malskat, geboren in 1913, zich schuldig maakte. Maar zoals de schrijver aantoont, wordt er van alles vervalst: boekbanden, meubels, klokken, tapijten, sarcofagen, beeldhouwwerken, porselein, gravures en etsen, wapens, handschriften, in één woord alles wat voor verzamelaars aantrekkelijk is.
Het wordt de lezer al spoedig duidelijk dat de vervalsers meestal bijzonder kundige lieden waren, en dat er meer dan eens onder hen grote kunstenaars (ook van naam) worden aangetroffen.
Een groot aantal illustraties en een uitvoerige bibliografie verhogen de waarde van dit boek, waartoe ook het laatste hoofdstuk van de hand van Prof. Mr. J.M. van Bemmelen over de juridische kant van dit vraagstuk het zijne bijdraagt.
J.C.S.
| |
Hans Hellmut Kirst
Morgen is het leven anders
(Glück lässt sich nicht kaufen).
De Boekerij - Baarn.
Andreas Dreibaum, werkzaam bij en steunpilaar van een groothandel in fruit, raakt onder verdenking van diefstal en daardoor in moeilijkheden, waaruit hij zich vervolgens door karaktervol en kundig optreden weer bevrijdt.
Over het verhaal valt een verre schaduw van Fallada, maar dan wel een hele verre. Een gemeenschappelijke trek van alle in het boek voorkomende figuren is dat ze vervelend zijn (ook waar de schrijver het kennelijk anders bedoeld heeft) en vervelend praten. De schrijver staat doorlopend op een vervelende manier terzijde om alle doen en laten van verklarend commentaar te voorzien. De intrige is op een vervelende manier doorzichtig.
Voor al deze verschijnselen bij elkaar is een sluitende verklaring te vinden. Namelijk deze, dat Kirst een vervelende schrijver is.
J.W.V.
| |
Henri Knap
Appels in het gras.
De Bezige Bij - Amsterdam.
In een aantal op zichzelf staande verhalen heeft de schrijver klaarblijkelijk herinneringen verwerkt aan markante gebeurtenissen uit zijn leven. Ze beslaan een periode van bijna veertig jaren, waarin vooral de tijd van en kort na de laatste oorlog een belangrijke plaats krijgen.
De stukken zijn onmiskenbaar goed en zuiver geschreven, maar men moet ze niet willen lezen als een autobiografie of een roman. Daarvoor zijn ze onderling te weinig gebonden, er ontbreekt een leidend motief, ze hebben evenals de appels in het gras alleen de stam gemeen waaraan ze gegroeid, het leven waaraan ze ontleend zijn. De gebeurtenissen verdiepen zich ook niet tot ervaringen. Daarin ligt een beperking die strijdig is met de naar veralgemening strevende vormgeving, waarin de schrijver zich nogal geforceerd blijft verschuilen achter aanduidingen als ‘de jongen’, ‘de man’, ‘de commandant’. Zo gezien bewegen de stukken zich halverwege tussen verslaggeving en literatuur, tussen cursiefje en kort verhaal. Tussen goed cursiefje en goed kort verhaal dan wel te verstaan.
J.W.V.
| |
N. Warner
Gesprek met God
De Graafschap - Aalten.
In het Wending-nummer over het ‘Innerlijk Leven’ schreef Prof. van Ruler over de stadia in het innerlijk leven. Deze veelheid van gestalten
| |
| |
komt naar voren in dit boekje met gebeden. Van verlatenheid, angst en huivering gaat het via respect, verwondering en aanbidding naar onthevenheid, zaligheid en mystieke unie. Als er in sommige van deze gave gebeden iets wordt uitgelegd aan God (‘zoals een luchtreiziger die de piloot vervangen moet, precies uitvoert wat hij in de koptelefoon hoort zeggen van de basis af...’), werkt dit niet hinderlijk. Gebeden zijn moeilijk te recenseren. Wij kunnen volstaan met te constateren, dat deze gebeden eenvoudig en oprecht zijn, dat de verschillende stadia zuiver worden weergegeven en dat men dit gesprek in de binnenkamer niet met het veel misbruikte woord ‘piëtisme’ mag afdoen. De schrijver, gereformeerd predikant in Utrecht, wil op een gegeven ogenblik zó uitbreken in uitbundigheid, dat er tevergeefs een Michal in hem zegt: stel je voor! Hij wil ‘veel meer een kleine potsenmaker’ voor God zijn; daar moesten wij allen maar amen op zeggen.
J.
| |
Oecumene in 't vizier
Feestbundel voor Dr. W.A. Visser 't Hooft
W. ten Have - Amsterdam.
Aan de Secretaris van de Wereldraad van Kerken is op zijn zestigste verjaardag dit bouquet oecumenica aangeboden door zestien op dit gebied deskundige auteurs. Dr. J. van den Berg schrijft over ‘De Gereformeerde Kerken en de oecumenische beweging’, Prof. Dr. H. Berkhof over ‘De oecumenische kaart van Nederland’, enz. De laatste merkt op: ‘Soms denk ik, dat het juist de jongere oecumenisch gezinde gereformeerden zijn, die het diepste besef hebben van de ernst en de vreugde van de crisis, waarin wij samen moeten komen. Als hun geest de eigen kerk zou gaan bezielen, konden daarvan wel eens de initiatieven uitgaan, waar de andere kerken niet toe komen.’ Dit boek, dat in vele opzichten bij Dr. Visser 't Hooft past - zakelijk en toch enthousiast, bezield en bezonnen -, zal het besef, dat de kerken samen in de crisis moeten komen, kunnen verdiepen en de kennis over de huidige stand van zaken verrijken.
J.
| |
Hans Gödan,
Christus en Hippocrates
Wever - Franeker.
Dit boek over kernproblemen voor arts en theoloog heeft meer critiek gekregen dan het verdient. Er zijn ook onder de Hollandse protestanten nog zoveel misverstanden over de houding die de mens volgens de Bijbel moet aannemen tegenover lijden en dood, dat de vertaling van dit boek alleen al met het oog op Gödan's verzet tegen de ‘berusting’ zinvol genoemd mag worden, hoewel zijn anthropologie niet duidelijk uit de verf komt. Zijn waarschuwingen tegen psycho-analytici klinken wel eens wat simplistisch, maar zijn niet van grond ontbloot.
J.
| |
N. Warner,
Tafel der liefde
W. ten Have - Amsterdam.
Deze gedachten en gedachtenassociaties over het huwelijk zijn in korte zinnen onder elkaar opgetekend, zonder dat de auteur daarmee zou willen pretenderen dat hier sprake zou zijn van poëzie. Soms wordt het dit bijna: bij de automobilist die de passerende bruidegom een knipoog geeft - ‘verstandhouding van man tot man’ -, bij de vergelijking tussen de pasgetrouwde zoon (die zijn ouderlijk huis maar éven aandoet) en Christus: ‘Hij verliet zijn huis /zijn Vader/ “Ik ga naar huis”, zei Hij / naar de mensen’, bij de beschrijving van de kind-vrouw: ‘hoe zal ze kinderen baren? / kan ze pijn hebben? / ze zal breken / het charmante bibelot gebroken’, bij de typering van de man: (hij wil) ‘niet krijgen zonder krijg’, bij het ogen-spel tussen jongen en meisje, bij de tekening van de slaap: ‘de ogen zijn niet meer gericht / nu zijn ze opgeborgen / gericht op elkaar / zoals de theekopjes op het
| |
| |
theeblad’ en bij een zinnetje als: ‘lust is losgemaakte liefde’. Wij zetten een vraagteken bij: ‘het heden wordt altijd toekomst / altijd / tot er geen tijd meer is’, maar het is tenslotte nauwelijks opvallend, als iemand de eeuwigheid als dodelijk voor de tijd beschouwt. Kwesties als gedwongen huwelijken of kinderloze huwelijken worden tengevolge van deze wijze van schrijven met meer tact en terughoudendheid zonder preutsheid behandeld dan doorgaans.
J.
| |
Klaus Mehnert,
De Russen
Wever - Franeker.
Dit verslag van dertien reizen door de Sowjet-Unie in de periode 1929-1959 kenmerkt zich door een combinatie van vlotheid en wetenschappelijkheid, waardoor het tegelijk als een roman en als een standaardwerk gelezen kan worden, gebaseerd op de stelling dat niet Ruslands economie of techniek, maar het wezen van de Russische mens de doorslag zal geven bij de vraag wat er in de toekomst van Rusland worden zal. Vooral het hoofdstuk over de Russische schrijvers en dichters is boeiend; overigens komen zowel de privé-sfeer, de welstand, de geestelijke vrijheid en de houding tegenover de Staat van de tegenwoordige Russen breedvoerig ter sprake.
J.
| |
Prof. Dr. H. Bergema e.a.,
Pioniers van het Nieuwe Azië
Wever - Franeker.
Op grond van jarenlange omgang met Aziaten uit vele landen is Prof. Bergema ervan overtuigd, dat het nog niet te laat is voor het scheppen van gunstige verhoudingen. Maar dan zal het moeten komen tot een omschakeling over de gehele linie. Dan zullen wij onze Europa-centrische geschiedenisbeschouwing volledig moeten laten varen. Dit boek kan ons daarbij uitstekend van dienst zijn. Ds. A. Pos schrijft met grote kennis van zaken over Nehru en Gandhi, die hij persoonlijk heeft ontmoet; Dr. Attema schrijft over Pakistan (Jinnah), J.D. Thys over Mao Tze-Toeng, en H.G. Schulte Nordholt over Hatta. De laatste merkt op, dat de christelijke partijen, die zich onder Groen van Prinsterer en Kuyper ontworsteld hadden aan de conservatieve politiek, helaas na Idenburg geen eigen visie meer hadden op de koloniale vragen en dat alleen vanuit de zending nog een eigen geluid werd gehoord. Het is te hopen dat dit boek bij velen de ogen opent voor het gevaar, dat wij in de toekomst tegenover Azië even grote fouten maken als wij in het verleden gemaakt hebben. Als iets actueel is, dan is het het onderwerp van dit boek. Tientallen interessante foto's maken het extra aantrekkelijk.
J.
| |
Ds. A.G. Barkey Wolf e.a.,
Overstappen voor Bethlehem!
La Rivière en Voorhoeve - Zwolle.
Acht bekende predikanten schreven korte overdenkingen over Kerstmis, die geschikt zijn om voorgelezen te worden tijdens de Kerstdagen in de huiselijke kring of op verenigingsavonden. Er komen geen nieuwe gezichtspunten naar voren, maar vooral als ze hardop voorgelezen worden blijken deze meditaties kernachtig genoeg te zijn om ook ‘buitenkerkelijken’ te boeien.
J.
| |
Walter Neidhart,
Psychologie des kirchlichen Unterrichts
Zwingli Verlag - Zürich.
Dit is een voortreffelijk boek, dat niet alleen voor godsdienstleraren en catechiserende predikanten, maar voor iedereen die met de godsdienstige opvoeding van de jeugd te maken heeft, van betekenis kan zijn. Jeugdleiders, onderwijzers van lagere en middelbare scholen, vertellers op zondagsscholen e.d. kunnen in dit boek waardevolle adviezen vinden, al is het niet speciaal voor hen geschreven. Er is veel literatuur in verwerkt (de lijst achterin noemt 346
| |
| |
boeken of artikelen), de grenzen van de psychologische kennis worden steeds in het oog gehouden, grote aandacht wordt geschonken aan de waarde van de fantasie, en als basis van alle godsdienstonderwijs wordt de medemenselijkheid aangewezen. Hier en daar staan opmerkingen, die op de situatie in óns land niet van toepassing zijn, maar over het algemeen kunnen ook Hollanders van deze uitvoerige uiteenzetting profiteren. Met name de behandeling van het methodische probleem om aan de bekende bijbelteksten weer het uitdagende en ergernisgevende van hun ontstaan-tijd te geven, is ook voor de prediking tot volwassenen van belang, al is de Schriftbeschouwing van de auteur niet altijd gelijk aan de onze.
J.
| |
F.A. Venter
Man van Cyrene.
Baarn - Bosch & Keuning N.V.
Door grondige studie van de profane historie moet de Zuidafrikaanse schrijver zijn gegevens hebben verzameld betreffende de tijd en achtergrond van een figuur uit de gewijde geschiedenis (de man die Christus' kruis droeg). Hij verwerkte ze tot een boeiend verhaal, waaraan ook de fantasie het een en ander heeft bijgedragen, echter op beheerste wijze.
J.M.Vr.
| |
Siegfried E. van Praag
Marceline.
Den Haag - H.P. Leopolds U.M.
In een nawoord noemt Siegfried van Praag zijn werk over de grote lyrische dichteres Marceline Desbordes-Valmore een biografische roman - dit ter onderscheiding van de biografie, de ‘vie romancée’ en de historische roman, de andere genres op het gebied van de historische belletrie. Marceline is voor hem een vertegenwoordigster van de gevoelsromantiek. Als zodanig is zij inderdaad ook voor Hollandse lezers van belang, al zullen velen haar werk nauwelijks kennen. Siegfried van Praag is in staat zijn hoofdfiguur op te roepen tegen de fascinerende achtergrond van het Franse kunstleven van de negentiende eeuw. Maar hij weet ook medegevoel te wekken voor deze lijderes van het gevoel.
J.M.Vr.
| |
Carole Vos
Het roofdier.
Den Haag - H.P. Leopolds U.M.
De verschrikking welke deze novelle oproept concentreert zich rondom de figuren van het bange kind en het jonge meisje, kinderverzorgster, dat hem van zijn obsessie wil bevrijden, maar na zijn dood zelf ten prooi valt aan de angst. De derde figuur is het Roofdier, dat in zijn angst het kind vermoordt. Wie van deze drie is de meest beklagenswaardige? Het meisje vindt tenslotte de troost van het met zijn tweeën zijn, maar het is een kleine troost. Op haar vraag: ‘Hoe komt het toch, Andries, dat de mensen zo vaak het liefste wat ze hebben vermoorden of laten vermoorden?’ wordt het antwoord niet gegeven.
Niet alleen om haar beklemmende inhoud maar ook om haar knappe compositie is deze novelle opmerkelijk.
J.M.Vr.
| |
Maps Valk
Mijn vriendin Jacoba.
Amsterdam - Querido.
Ook dit is een voortreffelijke novelle. Het milieu is reëel en irreëel tegelijk: een meisjeskostschool waar een van de leraressen haar voorkeur laat blijken voor een intelligente leerlinge. De vriendschap welke zich tussen die beiden ontwikkelt maakt het jonge meisje tot een eenzame tussen haar leeftijdgenoten, en toch is zij ook voor haar zeer waardevol. De hunkering van de andere, de lerares, wordt nooit genoemd, maar is voortdurend voelbaar. Tot tenslotte het jonge meisje in plotselinge schrik haar onderkent. En terugwijkt. In tegenstelling tot andere auteurs, die zich aan deze verhou- | |
| |
ding hebben gewaagd, heeft Maps Valk haar beide figuren hoog gehouden. De lezer(es), die door haar suggestieve vertelling wordt gedwongen de subtiele ontwikkeling mee te beleven, blijft voor schaamtegevoelens gespaard.
J.M.Vr.
| |
Peter Jaspers
Het elfde gebod.
Baarn - Hollandia N.V.
Het elfde gebod, waartegen deze roman zich richt, wordt aldus geformuleerd: ‘Gij zult niet anders zijn dan alle anderen’. Anders dan alle anderen is de ‘groep die om velerlei oorzaken de liefde van hun (= haar) eigen geslacht zoekt’. Penny, de hoofdpersoon, werpt zich op als verdedigster van deze ‘gekwelde minderheid’ en men krijgt de indruk, dat de schrijfster achter haar staat.
Deze indruk krijgt men eigenlijk niet bij het lezen van ‘Mijn vriendin Jacoba’, de nagenoeg gelijktijdig verschenen novelle van Maps Valk, die eveneens het zoeken ‘van de liefde van het eigen geslacht’ weergeeft. Maps Valk onthoudt zich van verdediging in welke vorm ook, maar plaatst ons vlak tegenover en naast de gekwelde. Hier moet de reden liggen waarom de novelle een sterk meegevoel en de roman allerlei weerstanden oproept. Overigens zij toegegeven, dat Peter Jaspers vlot kan schrijven en kundig componeren.
J.M.Vr.
| |
Gerd Nyquist
Maan boven Munkeby.
Lochem - De Tijdstroom.
Een twintigste-eeuwse versie van het Assepoester-sprookje. Een elegante jonge vrouw, eigenares van een vooraanstaand modehuis, verkleedt zich door middel van een slechtzittend mantelpak en een paar dito blouses als onopvallende gouvernante. Niettemin wordt ze door de prins herkend. Om er een moderne roman van te maken komt er een mysterie met veel psychologie aan te pas. Het geheel is boeiend en onderhoudend en in ieder geval sympathiek genoeg voor de grote Scandinavische romanprijs (welke?), waarmee het volgens het stofomslag werd bekroond. Johan Winkler vertaalde deze roman uit het Noors in uitstekend Nederlands.
J.M.Vr.
| |
Marek Hlasko
De achtste dag van de week.
Idem
Wie volgt naar het paradijs.
Amsterdam - De Arbeiderspers.
Marek Hlasko is een jonge Poolse schrijver, die na 1956 in eigen land een paar jaar vrijuit heeft kunnen schrijven en overweldigende successen had, maar zich daarna in ballingschap moest begeven. ‘Wie volgt naar het paradijs’ kon in eigen land niet worden gepubliceerd. ‘De achtste dag van de week’ is een verzameling novellen; het titelverhaal werd in 1958 verfilmd. Aan de roman ‘Wie volgt naar het paradijs’ werden in de Nederlandse uitgave nog een paar novellen toegevoegd. De Nederlandse vertaling - van Willem A. Mayer - is voortreffelijk. Zo geven deze beide boeken samen een goede indruk van knap literair werk van achter het IJzeren Gordijn.
Maar tevens van het leven achter het IJzeren Gordijn. Wanneer men de schrijver geloven mag neemt het sexuele daarin een bijna weerzinwekkend grote plaats in. Of dit te wijten kan zijn aan een vacuum, dat ontstond toen zoveel andere levenswaarden van hun plaats werden verdrongen? De verhalen van Marek Hlasko suggereren het en men krijgt de indruk dat deze Poolse schrijver vóór alle dingen eerlijk is, ontstellend eerlijk zelfs. Altijd en overal is er in zijn werk het verlangen naar de echte liefde; vandaar dat het ondanks de afstotendheid zoveel meegevoel wekt. Een enkele maal wordt de steun, die het Godsvertrouwen in een verkommerd mensenbestaan betekenen kan, aan- | |
| |
grijpend weergegeven zonder commentaar.
J.M.Vr.
| |
Rogier van Aerde
Fraude.
Utrecht - De Fontein.
Het komt tegenwoordig zo vaak voor, heeft men gezegd, dat mannen die het respect en vertrouwen van hun medemensen genoten, steunpilaren van hun kerkelijke en burgerlijke gemeenten, die medemensen bedriegen en oplichten. Rogier van Aerde heeft zich het leven van zulk een fraudeur tot in de beklemmende finesses ingedacht en er een knappe literaire uitbeelding van gegeven. Hij gaf het weer in al zijn eenzaamheid en erbarmelijkheid. Maar ook in al zijn verwatenheid en hoogmoed. De man, die zich door zijn bedrog tegen zijn naasten keert, worstelt met God - in zoverre is het verhaal van deze oplichtersloopbaan het beeld van ons aller leven. Tenslotte wordt de man, die zichzelf had uitgestoten en geisoleerd, gevonden door de menselijke en Goddelijke liefde.
Deze Rooms Katholieke roman behandelt de algemeen-christelijke geloofswaarheden - af en toe op de theologiserende manier, die zo vaak aan Protestantse auteurs wordt verweten. Ik voor mij kan het niet hinderlijk vinden. Belangrijker is, dat het opgeroepen beeld van de man die fraude beging voor de lezer onvergetelijk zal blijven, dat het hem zijn medemens en zichzelf beter zal leren begrijpen.
J.M.Vr.
| |
Halbo C. Kool
De fabelwereld.
Amsterdam - De Arbeiderspers.
De schrijver van deze bloemlezing uit de fabels van de wereldliteratuur wenst de lezer evenveel plezier bij de lectuur als hij zelf bij zijn speurtochten heeft beleefd. Er valt in de fabelwereld inderdaad veel plezier te beleven, want in de mond van het dier heeft de mens vanouds zijn kostelijkste levenswijsheid neergelegd. Halbo Kool begint met Aesopus en geeft daarna voorbeelden van oude fabels uit andere beschavingen dan de Westerse en uit de moderne literatuur, die laatste met de namen van de schrijvers en eventueel de vertalers (Of er hier en daar ook niet een paar jaartallen bij hadden gekund?). De ‘vrijmoedige modernisering’ van de spelling, de goede typografische verzorging en de stijlvolle illustratie (van Alfons van Heusden?) alles werkt mee om dit boek tot een prettig bezit te maken.
J.M.Vr.
| |
A. Gerits
Honingzoekende.
Den Haag - A.A.M. Stols / J.P. Barth.
De titel bedoelt een karakterisering te zijn van de hoofdpersonen van deze sfeervolle verhalen. Het zijn allen mensen die op de een of andere manier zich uit het reële leven en de gemeenschap losmaken in een irreële belevenis of ervaring. Maar irrealiteit betekent eenzaamheid. In verscheidene verhalen geeft Gerits ook het moment van de terugkeer en de vertedering daarvan blijft de lezer bij.
J.M.Vr.
|
|