| |
| |
| |
Kritieken
Pierre Dubois
In staat van beschuldiging.
Den Haag - Nijgh en van Ditmar.
De hoofdpersoon uit deze roman, de uitgever Lucas, is naar het buitenland gereisd omdat hij zich wil vrijwaren voor mogelijke opspraak: een vrouw met wie hij vroeger een verhouding heeft gehad staat terecht omdat ze haar pasgeboren kind gedood heeft, en zijn naam zou genoemd kunnen worden. In werkelijkheid is dat niet het geval, formeel is hij ook helemaal niet bij de zaak betrokken. Maar in de eenzaamheid van zijn buitenlands verblijf begint hij een geding tegen zichzelf. Want al is hij dan naar de vorm niet schuldig, hij had het kunnen zijn, wanneer de omstandigheden anders geweest waren. Zo was het vroeger op het internaat, waar hij alleen niet meedeed met een algemene streek van de klas, omdat hij op het moment waarop de afspraak gemaakt werd toevallig even afwezig was. Zo is het eigenlijk in heel zijn leven, hij voelt zich innerlijk schuldig, onzuiver, laf, tegenover zichzelf, tegenover het leven - niet tegenover God, religieuze fundering ontbreekt in het boek, voorzover die niet immanent aanwezig is in dit alles omvattende schuldgevoel. Zijn vonnis over zichzelf houdt dus een veroordeling in. Het vindt zijn bevestiging in de brief van een andere vrouw, die een kind van hem verwacht maar met hem breekt om zijn lafheid, in weerwil van de moeilijke positie waarin dat haar brengt. De voltrekking van het vonnis: de dood door verdrinking, gezocht of beschikt door welke macht dan ook, dat laat de schrijver in het midden.
Het leven, zegt de schrijver, in deze staat van beschuldiging is onmogelijk en verzoening is er niet. Daarom eindigt zijn boek dan ook logisch met een dood, waarin alles is uitgewist, maar niets wordt opgelost. Het boek is goed geschreven, maar het blijft naar zijn inhoud een vraag zonder antwoord.
J.W.V.
| |
Marie Schmitz
Zonder pardon.
Amsterdam - Querido.
Zonder pardon is een gaaf, boeiend boek in voortreffelijk Nederlands. Korte inhoud: twee jonge artsen zoeken, vóór de oorlog, naar een verantwoorde methode om rheuma te bestrijden. Hun motieven verschillen. Bij Erik, de oudste, is het zuiver liefde voor de wetenschap en voor zijn patiënten, bij Taco zijn assistent speelt ook eerzucht een rol. Taco houdt er voortijdig mee op, Erik zet door, ziet zijn zwoegen bekroond maar sterft eer hij zijn methode grondig heeft beproefd. Dat doet Taco aan de hand van Eriks nagelaten papieren, zonder diens naam te noemen. Succes, roem, rijkdom vallen hem toe, zijn eerzuchtige droom wordt volle werkelijkheid. Tot het verwijt begint te knagen. Hij wordt een gekwelde, komt tenslotte tot een openlijke bekentenis. Zonder pardon wordt nu zijn hele levenswerk afgebroken: zijn gezin valt uiteen, zijn rheumakliniek wordt bij een bombardement - de 2de wereldoorlog is inmiddels begonnen - vernietigd; zelf vindt hij als verzetsstrijder de dood. Waarschijnlijk volgens zijn wens. ‘Berouw alleen is niet voldoende’, zegt hij ergens, ‘de prijs moet betaald worden’. Over het christelijk schuldbesef worden harde noten gekraakt.
Prachtig is de karaktertekening van
| |
| |
hoofd- en bijfiguren. Modern zijn deze mensen niet, de schr. gaf ze idealen, werk- en levenslust, naast karakterfouten een geweten. Ze leven, en de lezer leeft volkomen geboeid mee.
De vloeken zijn hinderlijk.
Fr.v.F.
| |
Bram van Heiningen
Beloof me maar niets.
Den Haag - J.N. Voorhoeve.
De stoere, onkreukbare Heil Punt - symbolische naam - leeft voorbeeldig en eist dit ook van anderen. In haar dorp is ze gezien, maar als kerkelijk jeugdleidster geen succes: zelf sterk, minacht ze zwakkeren. Zelfkennis en mededogen ontbreken. Tot ze in een - financiële - verzoeking raakt en van haar voetstuk tuimelt. Dan komt het schuldbesef en de totale omkeer. Dit gegeven is niet nieuw. Een originele verwerking, een sterke stijl hadden er toch de verrassing aan kunnen geven waarop de lezer bij een debuut - ik meen dat dit er een is - altijd weer hoopt. Hierin wordt hij teleurgesteld. Er is een vaak hinderlijk tekort aan zeggingskracht, aan vaart. Met de karakters is de schr. ook minder gelukkig. Heils optreden en reacties zijn telkens weer onaanvaardbaar. Veruit de beste is de oude dominee. Maar ondanks deze pittige, frisse figuur is dit - merkwaardig vrouwelijk aandoende - boek van Bram van Heiningen geen verrassing geworden.
Fr.v.F.
| |
Peter Bamm
Een geloof verovert de wereld.
Den Haag - W. Gaade.
Het is moeilijk te zeggen waardoor dit werk het meest boeit, door het indrukwekkend onderwerp, de verbreiding van het Christendom in de eerste eeuwen, de wijze waarop deze geschiedenis is geschreven door een ogenschijnlijk speels aaneenrijgen van talloze belangwekkende en minder gewichtige maar wetenswaardige bijzonderheden, door prachtige uitvoering van het boekwerk als geheel of door de keuze van elk der illustraties afzonderlijk en de typografisch zeer goede wijze waarop die zijn gereproduceerd.
Dit is een boek - men mag liever spreken van een ‘boekwerk’ - dat men moet bezitten. Er kennis van nemen betekent er begerig naar worden. Door een uitgave als deze wordt men ‘bibliophiel’. Men zal het werk binnen zijn bereik willen houden om het telkens opnieuw even in te kunnen kijken.
J.E.N.
| |
Ypk fan der Fear
Tot hem uw begeerte.
Baarn - Bosch en Keuning N.V.
Deze roman behoort tot de goede uit de Friese literatuur en de vertaling in het Nederlands is verdiend. Het gevoel van onbehagen dat men voelt opkomen bij het horen van het woord streekroman raakt men al lezend spoedig kwijt. De karakterschetsen zijn verantwoord, de gevoelssfeer is goed uitgebeeld, de stijl vrij sober maar treffend en de verteltrant is er een met een vaart die de aandacht gespannen houdt tot het einde, een beklemmende en toch ook bevrijdende apotheose.
J.E.N.
| |
Jo van Dorp-Ypma
Het raadsel om dominee smit.
Den Haag - N. Voorhoeve.
Een rechtzinnig en rechtlijnig predikant wordt vermoord en men mag raden door wie. Als detectiveverhaal is het boek niet veel waard. De intrige is vrij slecht. Ook op de compositie van het boek is wel het een en ander aan te merken en bovendien komen lang niet alle roman-figuren behoorlijk uit de verf. Toch is dit boek me lief geworden en wel om de wijze waarop de vermoorde dominee wordt weergegeven. Een irritante vent, temeer omdat hij nog vrij jong is, een kerel wie het caricaturale neo-calvinisme bij straaltjes uit zijn broekspijpen loopt, die op iedere vraag het confectie-ant- | |
| |
woord klaar heeft, aan wie elke menselijke zwakheid vreemd schijnt. En toch een mens die echt kan bidden, liefhebben en offeren, grotesk in zijn kleinheid en groots tegelijk. Jo Ypma moet deze kerel hebben willen ringeloren en ze heeft hem evenzeer bewonderd. De entourage waarin dominee Smit ons werd voorgesteld was een iets zorgvuldiger afwerking alleszins waard geweest.
J.E.N.
| |
Aart Romijn
Avondrust.
Baarn - Bosch en Keuning N.V.
Dit boek is een hoorspelbewerking, met alle nadelen van dien. Het hoorspel staat immers nog in de kinderschoenen. Het is afgestemd op de niet al te fijne smaak van een doorsneepubliek, gunstige hoogtepunten in uitzonderingsgevallen. daargelaten. ‘Avondrust’ is helaas niet zo'n uitzonderingsgeval. Het is een vlot verteld verhaal over kleine dingen, dat met juist iets te weinig fijnzinnigheid is geschreven om werkelijk van literaire waarde te zijn.
J.E.N.
| |
Louis Couperus
Vreugde van Dionysos.
Den Haag - Bert Bakker/Daamen N.V. (Ooievaartje 117/118).
Het is maar hoe men er tegenover gaat staan. Schaart men zich onder de weinigen die de laatste producten van de huidige letterkunde het één en het al noemen - onder hen schuilt nog menige snob ook - dan vindt men Couperus zonder meer een oude zeur die uit gebrek aan stof op soms irritante wijze ging sollen met gegevens uit de klassieke literatuur.
Voor degenen die nog waarde hechten aan literaire historie in de ruimste zin, die trachten in alle onbevangenheid ook dat wat vroeger werd geschreven te genieten zal opnieuw duidelijk zijn hoe groot C. was als auteur, hoe goed zijn taalbeheersching, hoe fijnzinnig zijn humor, hoe scherp zijn psychologisch inzicht en welk een eruditie hij bezat. En zulken zullen nog graag nu en dan eens vergenoegd bladeren in dit Ooievaartje om te lezen van de dood van Vesta, van Praxiteles of van Julianus' laatste ure.
J.E.N.
| |
H. Been
De psalmen.
Utrecht/Antwerpen - Spectrum MCMLX.
Deze psalmbewerking is er een van bijzondere aard. Enerzijds heeft rector Been, die aan dit werk zes jaar heeft gegeven, getracht de grondtekst zo dicht mogelijk te benaderen, anderzijds heeft hij vertaald in versvorm, een compromis zoekend tussen het oud-Nederlandse heffings-vers en de Hebreeuwse dichtvorm, die ook heffingen kent doch waarvan het ritme niet steeds even regelmatig en duidelijk is, hoezeer er regelen te ontdekken vallen. De versvoet en de opbouw van de strophen zijn die van het oorspronkelijke. Door bepaalde weglatingen - ze zijn buiten de tekst aangegeven - heeft de dichter-vertaler ons echter poëzie geschonken die ook voor ons zingbaar is en zich laat reciteren. Toelichtingen en inleidingen werden geschreven door pater Pius Drijvers. De psalmen zijn niet in de gangbare nummering gerangschikt doch in bundels van verzen met onderlinge verwantschap.
Het resultaat van dit werk, dat respect afdwingt, is sterk wisselend. Op zichzelf is dit niet vreemd omdat ook de poëtische kwaliteiten van de Hebreeuwse versie zeer uiteenlopen. Er zijn gedichten die qua poëzie, enigszins gekunsteld, verwrongen of krampachtig aandoen. Van andere daarentegen is het te hopen dat ze gemeengoed worden. De aangrijpende tekst is weergegeven in een dichtvorm die zo in het gehoor ligt dat ze vraagt om een melodie.
Deze bundel is een nieuwe aansporing om in de eredienst - ook in de protestantse - te trachten psalmen in
| |
| |
een rijmloze versie te zingen. Ik heb tegen de oud-Franse melodieën geen bezwaar en ik ben allerminst doof voor de schoonheid daarvan. Ook juich ik het toe dat getracht wordt een nieuwe betere berijming voor deze melodieën te zoeken. Maar ook geloof ik dat we ons niet in deze muziek mogen vastbijten. Zowel de bundel van Been als de vertaling van het N.B.G. en de Staten-vertaling laten zich zingen voor hen, die de moed kunnen opbrengen nieuwe mogelijkheden uit te buiten. Dat het de moeite waard is valt te beluisteren in de nieuw-franse en de hebreeuwse zangwijzen.
J.E.N.
| |
Dr. R. van Lutterveld
Holland's musea.
Den Haag - W. Gaade.
Dr. van Lutterveld geeft in dit werk een bespreking van museale geschiedenis, beginnend bij de oudste particuliere verzamelingen om terecht te komen bij onze moderne musea. Bovendien biedt hij ons een aantal bondige beschrijvingen van schilderijen die hoogtepunten vormen in de collecties van het Rijksmuseum, van ‘Boymans’, van het Frans Hals Museum en het Mauritshuis. De besproken schilderijen zijn gereproduceerd in kleuren. Bovendien zijn in koperdiepdruk nog een groot aantal doeken in miniatuurafmetingen zwart-wit weergegeven. De tekst is pakkend geschreven en getuigt van grote kennis van de schilderkunst in engere zin, de kunstgeschiedenis in bredere. De schrijver is trouwens conservator bij het Rijksmuseum. Niet in het minst ontleend dit boek (320 blz.) echter zijn waarde aan de meesterlijke wijze waarop de reproducties in kleuren worden gepresenteerd. Dit staaltje van boekdruk- en reproductie-kunst is van het beste wat de laatste tijd op dit gebied is verschenen. Het verheft het ‘plaatjeskijken’ tot het niveau van thuis musea bezichtigen, een zoet-houdertje uiteraard maar dan toch een dat van het pijnlijk gemis van het echte bezoek veel vergoedt.
J.E.N.
| |
Drie misdaad-romans.
Zolang we kinderlijk genoeg zijn van boeiende, desnoods spannende, verhalen te houden, waarbij onze voornaamste eis is, dat we ons niet vervelen, zullen misdaadromans blijven verschijnen. We kunnen hieraan psychologische begrippen verbinden: de latente destructie-driften, die ergens in ons huizen komen aan hun trekken. Andere formuleringen zijn mogelijk. Er kan gewezen worden op de romantische behoefte aan een andere wereld, waarin de eentonigheid van ons dagelijks bestaan op een opwindende manier doorbroken is.
Enkele jaren geleden heeft Dr. P.H. de Vries een boeiende dissertatie geschreven ‘Poe and after, the detective-story investigated’ (diss. V.U. 456). Dr. de Vries onderzoekt de plaats van het detective-verhaal te midden van de verschillende litteraire uitingen en zoekt een antwoord op de vraag, in hoeverre dit verhaal beantwoordt aan de algemene kenmerken der epiek. Daarna wijdt hij aandacht aan de eigenaardige attractie, die dit litterair genre voor de lezer heeft. Een sterk ludiek element treedt op de voorgrond. Het detective-verhaal blijkt een typisch Angelsaksische vorm van vrije-tijdsbesteding te zijn: lezen en schrijven spelen tezamen een intellectueel spel volgens vaste regels.
Wat van het detective-verhaal geldt, kan niet zonder meer op de misdaadroman toegepast worden.
In de Gele Serie (uitg. Nijgh & Van Ditmar - den Haag, Rotterdam) verschenen o.a. Paul Gérard: Moord per auto; Frank Arnau: New York na middernacht; José Giovanny: Publieke vijand nr. 1.
Het avontuur komt daarin tot z'n recht. Het ludieke element in de zin van het samenspelen van auteur en lezer, wat de bekoring van het
| |
| |
detective verhaal uitmaakt is vrijwel verdwenen.
Geschreven vanuit het beleven van de misdadiger is er weinig ruimte voor het normatieve. Er is te weinig diepgang in deze boeken, dan dat ze een bijdrage of een illustratie zouden bieden voor een criminele psychologie. Hij is de opgejaagde mens, die ook wel liever in een andere situatie zou leven, maar nu hij eenmaal in de misdaad gevangen is, er maar op los schiet en slaat en steelt.
Nog te zielig eigenlijk om tot het gilde der ferme jongens, stoere knapen gerekend te kunnen worden.
S.J.P.
| |
Hans Werner Richter
Linus Fleck.
Baarn - De Boekerij.
Richter schreef een ‘satire op de nieuwe tijd’, Linus Fleck. Deze nieuwe tijd is het na-oorlogse Duitsland, waarin eerst de bezettingsjaren en het komende Wirtschaftswunder de verleiding brengen tot zwendel en oplichterij. Uiteraard wordt de minder gewiekste zwendelaar vroeg of laat slachtoffer van de meer geraffineerde. De oplichter Linus Fleck moet dan ook het veld ruimen.
Hans Werner Richter is begaafd genoeg om in een reeks situaties een tijdsbeeld op te roepen. Met alle eenzijdigheid van de verbitterde, die zich van z'n bitterheid bevrijden wil in de humor.
Maar het is geen bevrijdende humor geworden. En 't lachen werd geen antwoord op de situatie, maar 't zich vrolijk maken om de situatie en de dwaze mens. Op psychologisch niveau ontmoeten we de vraag naar de structuur van de oplichter. Richter heeft ons in Linus Fleck inderdaad iets van het innerlijk van de oplichter onthult. Wat betekent het beet-nemen van de ander? Linus Fleck zou als illustratie kunnen dienen van wat Dr Zeegers in zijn studie over ‘De oplichter’ formuleert: ‘De oplichter neemt zijn slachtoffer beet bij de zwakke plek en de ander laat zich grijpen. Die zwakke plek is dezelfde leegte, dezelfde neiging tot grensoverschrijding en dezelfde anticipatie op de heilsverwachting als de oplichter vertoont. In psychologische zin uit zich deze problematiek bij oplichter en slachtoffer in ijdelheid, zucht naar sensatie en ontsnapping uit de alledaagse werkelijkheid, de neiging tot goedkope winst, de behoefte in iets of iemand te geloven... Het gedrag van de oplichter draagt een karakter dat aan de spelsfeer herinnert. Het spel tekent zich af in de wereld der concrete dingen, die als speeltuig worden gebruikt. Deze objecten hebben voor de oplichter een symbolische functie. Hij tracht iets te zijn door wat hij heeft en uitbeeldt. Hij speelt vals in meer dan een betekenis en hij breekt de regels van het sociale rollenspel. Hij speelt wel een rol, maar ontmoet de ander niet in een ware ik-gij verhouding.’
In de uitbeelding van de oplichter, althans naar bepaalde facetten is Richter zeker geslaagd. De oplichter, die met al zijn lichtzinnigheid en kortzichtigheid ons altijd weer boeit door de menselijke problematiek van zijn bestaan.
De Nederlandse vertaling is van Cor Holst.
S.J.P.
| |
Adriaan van der Veen
Doen alsof.
Amsterdam Querido.
Wat bedoelen we precies, wanneer we zeggen: een knap boek? Het is litterair zeker een prestatie hoofden bijfiguren voor ons te doen leven, terwijl we in de niet al te barre onderwereld van Rome terechtkomen en de kern van het boek schuilt in een pathologisch merkwaardig geval.
Ida, de hoofdfiguur, weet van zichzelf dat ze een neurotica is. Dolf, een schrijver, heeft haar duidelijk gemaakt dat zij is blijven kleven aan de herinnering aan haar vader,
| |
| |
die zijn gezin verlaten heeft en die zij na jaren nog steeds terug verwacht. Zij meent, dat Dolf de leegte vullen zal, maar daartoe is hij onmachtig. In de ontmoetingen, die Ida in Rome heeft is nergens van een echt-menselijk contact sprake. Telkens zijn er nieuwe prikkels, die de leegte opvullen. Ze laat deze over zich komen en speelt mee.
Alles tot en met haar redding uit de onderwereld blijft in deze sfeer van onechtheid.
We hebben eerder met een psychiatrisch geval dan met algemeen menselijke verhoudingen te doen.
En toch - vandaar de omschrijving: een knap boek - zijn Ida en Dolf levende mensen geworden. Ook het oproepen van de sfeer van Rome, van de onderwereld getuigen van het talent van Adriaan v.d. Veen.
S.J.P.
| |
Middelheim.
Uitgave Drukkerijen C. Govaerts
N.V. - Deurne-Antwerpen, 1959.
In de naaste omgeving van Antwerpen ligt een buiten midden in een prachtig park, reeds in 1910 door het stadsbestuur aangekocht en voor het publiek opengesteld. Na de oorlog ontstond het plan om op dit terrein een internationale beeldhouw-tentoonstelling te houden. Deze expositie had zo'n succes dat het denkbeeld ontstond in Middelheim een museum van beeldhouwkunst in openlucht op te richten. Daarnaast werd om de twee jaren de tentoonstelling herhaald, waarbij gaarne gebruik werd gemaakt van de adviezen van de beeldhouwers Ossip Zadkine en Henry Moore. Thans na een activiteit van slechts 10 jaar bestaat de eigen collectie uit meer dan 125 beelden en vormt aldus de grootste verzameling van moderne sculptuur in Europa; maar wat meer zegt, veel van de hier verzamelde beelden behoren tot de beste beeldhouwwerken van de 20e eeuw. Het hierbij aangekondigde royaal uitgegeven plaatwerk geeft van alle beelden een prachtige reproductie. Men treft namen aan als Rodin, Maillol, Manzù, Marini, Lipchitz, Zadkine, Gonzalez, Moore, Rik Wouters, Kolbe, Lehmbruck, Wotruba en Mari Andriessen. Het is in dit bestek niet mogelijk alle namen te noemen. Natuurlijk is niet iedere belangrijke beeldhouwer van onze tijd in deze verzameling vertegenwoordigd en zou b.v. in ons land aan de Nederlandse kunstenaars meer aandacht zijn besteed. Maar volkomen terecht vergeet men in België de eigen kunst niet.
Dit museum biedt een prachtige gelegenheid om zich een oordeel te vormen over wat essentieel waardevol is. Stelt men de hoogste norm - en moet dat eigenlijk niet altijd bij de beoordeling van kunst - dan treft telkens op welk een hoog peil deze verzameling staat. Oprechte bewondering vervult de beschouwer van dit boek voor het gemeentebestuur van Antwerpen dat de gelden voteerde om dit resultaat te bereiken. Ieder die de moderne plastiek wil leren kennen dient een bezoek te brengen aan dit openluchtmuseum en schaffe zich dit plaatwerk aan. Het is in de ware zin des woords een kostelijk bezit.
J.C.S.
|
|