die kort ‘dank u’ zei, in antwoord op meneer Eddy's uitnodiging tot plaats nemen.
Ze betrapte er zich op, dat ze nieuwsgierig naar het gordijn keek dat de beide ruimten van elkaar scheidde, in de hoop een glimp van de vrouw met de ruige stem op te vangen.
‘Ongetwijfeld een zeer zelfstandig beroep,’ dacht ze, ‘arts?, of hoofdverpleegster? Mogelijk ook sociaal werkster.’ Ze trok een grimas tegen zichzelf in de spiegel. ‘Of eigenares van een kennel. Of, wie weet, bazin van een groot garagebedrijf, jaarlijks deelnemend aan de Monte Carlo ralley of 't niets is. Misschien ook een gewone huisvrouw met man en kinderen. Wee dan de man en de kinderen.’
Geamuseerd luisterde ze naar de stemmen achter het gordijn. Die meneer Eddy met de warme, inspinnende charme, waarmee hij vrouwen won en tot zijn trouwe klanten maakte, en de andere, stoer en zwaar bassend.
‘Alleen knippen en wassen?’ vroeg meneer Eddy. ‘Haast jammer om er de schaar in te zetten, uw haar leent zich uitstekend voor een ander soort kapsel. Ziet u maar eens, hoe vol en tegelijk stevig het is.’ Zijn stem klonk respectvol. ‘Voelt u zelf maar, hoe mooi,’ zei hij bescheiden verrukt.
‘Nou mooi!’ De stem schoot uit in een luide lach. ‘Melkboerenhondehaar hoor. Dat zeggen ze thuis tenminste. Niets mee te beginnen. Heus, netjes bijknippen en schoonwassen is 't enige. Zet de schaar er maar in.’
Meneer Eddy lachte zacht. ‘Het spijt me,’ met de juiste dosering verlegenheid en beslistheid, ‘ik kan het, als vakman, met uw thuis niet eens zijn. Uw haar is goed. Het biedt veel mogelijkheden. Er is veel van te maken. Natuurlijk niet als u 't zo kort houdt als nu, hoewel u dat ongetwijfeld sportief staat’ - weer lachte de stem luid en wat geforceerd - ‘maar ik geloof toch’ - ‘nu knijpt hij zijn ogen half dicht,’ dacht de vrouw in de andere cabine vermaakt - ‘ik geloof toch, dat uw persoonlijkheid beter zou uitkomen met een iets voller kapsel, iets langer, wat gegolfd, als 't ware uw gezicht omlijstend, begrijpt u?’
De vrouw in de andere cabine lacht bijna hardop.
‘Nu schiet hij zijn voltreffer af,’ dacht ze, ‘de persoonlijkheid.’
Er klonk een kuch, toen zei de zware stem onzeker, met een poging tot stoer blijven: ‘betekent dat dan dat ik... eh... 'n permanent zou moeten hebben?’ ‘Een heel lichte,’ zei meneer Eddy geruststellend. ‘Met als resultaat een soepele, natuurlijke golf, sportief en karakteristiek, weet u wel? Echt een kapsel dat de persoonlijkheid goed doet uitkomen.’
‘Maar een permanent houdt niet bij mij,’ gromde de stem, steeds onzekerder wordend, ‘die is er altijd zo weer uit.’
‘Ach dame,’ zei de heer Eddy zacht en vertrouwelijk, ‘weet u wat het is? Een permanent moet altijd aangepast worden aan het haar van de dame in kwestie. Een vakman ziet dat direct. In alle bescheidenheid gezegd’ - ‘nu legt hij zijn hand op zijn borstzak en lacht ontwapenend,’ dacht de vrouw in