Ontmoeting. Jaargang 13(1959-1960)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 202] [p. 202] Frank Daen In memoriam patris Van hem die hier ligt weet ik niet dan een woord de pennekras van een gebeente dat uitgesproken is en zwijgt dat zijn kracht gevoed heeft aan hoog-enkelige populieren. Ik wil gaan tot de man die mijn vader is en vind hem waar? Dit is zijn kracht in mijn armen zijn wil ken ik uit mijn worsteling en zijn handen, die vast en geruisloos grijpen dwars door de tijd. Het is niet van horen zeggen het is niet van weten tot mij gekomen nee, we zijn want de zoon weet alles van zijn vader al weet hij niet van de man. Hij geloofde in God. Toen hij jong viel in het bloedbad van de wereld wentelde hij zich tot in de armen van Jezus: een goede verliezer. O zang van het bloed dat de liefde mij naliet, waarin voorvaderen ademen, stroom waarvan de overzijde in vermoedens verzekerd ruist. Ik ken de dag niet al weet ik van het uur - zoals ik weet van hen allen zoals ze ergens liggen tot een afgeschreven gebeente tot een stofmerk in het zand - maar in God is mijn hoop daar leg ik mijn hand neer. [pagina 203] [p. 203] Ik zie mijn kinderen spelen ze springen over de perken en ik, ik zal mij neerleggen ik zal mij uitstrekken zes handbreedten onder hun voeten op Zijn woord. Vorige Volgende