pocketboekje in ‘Selbstzeugnissen und Bilddokumenten’. Degelijk, deskundig en compact.
Cees Nooteboom, de lastige jongen over wie Hugo Claus in ‘Première’ schreef, heeft heel het vaderlandse toneel versteld doen staan vanwege zijn ‘De zwanen van de Theems’, het levendige spel over een verarmde Indische familie. Hoewel er in dit stuk een hele boekenkast met moderne toneelliteratuur is omgevallen, zodat men ze maar voor het oprapen heeft: Strindberg, Tennessee Williams, Terence Rattigan, enz., enz., toch werd dit debuut tot toneel en als je het stuk leest, weet je ook waarom. Om de bondige, puntige, directe taal.
Bert Voeten, die zich reeds eerder heeft doen kennen als een voortreffelijke vertaler van Christopher Fry, heeft ook diens door de opvoering van de Haagsche Comedie bekend geworden Hongaarse stuk vertaald ‘Het donker is licht genoeg’. Nu deze vertaling in de Wending-toneelbibliotheek is uitgekomen, kan men zich weer die toneelavond uit november '55 voor de geest roepen, toen Paul Steenbergen en Fie Carelsen hun indrukwekkende rollen speelden in dit stuk. Tot nu toe het stuk van Fry wat mij het meeste heeft aangesproken.
De journalist Henk Suér heeft voor een heerlijk gewiekst boekje gezorgd over de geschiedenis van ons toneel van ‘Gijsbrecht tot Buziau’, geheten ‘Goden van de engelenbak’. De schrijver heeft zo overal in rond geneusd en zo van alles bij elkaar gebracht. Rijp en groen noemt men dat; doordacht en onverantwoord. Maar altijd leesbaar en onwillekeurig pikt men er een graantje van mee.
Bert Schierbeeks televisiespel ‘Het kind der tienduizenden’ moge dit overzicht van toneelboekjes besluiten. Het stuk had niet veel succes bij de kijkers. Het boekje zal het ook niet hebben bij de lezers. Men krijgt zo de indruk, dat er nog tienduizenden van dergelijke experimentele toneelkinderen gemaakt zullen worden; zolang althans deze mode duurt. Een citaat uit Claus' bijdrage in ‘Première’ moge hier dienen: ‘Er zijn de reclametekstschrijvers, die herhaaldelijk “De Kale Zangeres” hebben gezien en aan het reeds zo overvolle kworum van deze heldere meester menen hun eigen duistere éénakters te moeten toevoegen’.
Ook voor de film is de Nederlandse literaire belangstelling ontwaakt. D.w.z. de uitgevers zien er iets in.
Simon van Collem belicht voor de t.v. de geschiedenis van de film en dit doet hij ook in een prachtig platenboek, toepasselijk geheten ‘Uit de oude draaidoos’ uitnemend in stijl typografisch verzorgd door Karl Beunis en met een keur van filmprenten voorzien. Er is op filmgebied wel veel veranderd, kan men met genoegen vaststellen. Voor het overige is dit een boek, dat voor zichzelf spreekt. Het prijst zichzelf aan bij ieder, die het onder ogen krijgt.
Emile Brumsteede heeft in een pocketboekje de film beschreven ‘Van bib-