Kritieken
Van en over het toneel.
Ieder jaar is de verschijning van het Theater Jaarboek voor de Nederlandse toneelliefhebber een vreugde: prachtige foto's van de voornaamste voorstellingen op toneel-, opera- en balletgebied en een overzicht van wat de Nederlandse gezelschappen het afgelopen seizoen brachten en de rolbezetting van de stukken.
Ditmaal kwam het zevende Theater Jaarboek reeds uit. Men kan de redactrice, mevrouw Luisa Treves, die tegenwoordig in haar werk wordt bijgestaan door de heren H. Deinum, W. Hofman, J.W. Hofstra en B. Stroman, niet dankbaar genoeg zijn voor haar initiatief. Op deze wijze krijgt men van lieverlede een kroniek van het Nederlands toneel, die in haar onpartijdige keuze werkelijk representatief mag heten. De voorplaat van dit zevende jaarboek vertoont, zoals men begrijpt, een scène van het ‘Melkwoud’, - dé gebeurtenis van het seizoen 1957-'58. Het Theater Jaarboek is alleen in de schouwburg te verkrijgen. Luisa Treves is de uitgeefster. Buijten en Schipperheijn te Amsterdam de drukker.
Prof. Dr. A.G.H. Bachrach uit Leiden heeft de tijd van Shakespeare in een vijftal brieven op een onnavolgbare wijze in het licht gesteld. ‘Naar het hem leek...’ noemde deze hoogleraar zijn boekje, dat als Ooievaartje verscheen bij Bert Bakker/Daamen N.V., Den Haag, en naar het ons lijkt is dit het beste Shakespeare-boekje ooit in onze taal verschenen. Niet dat men nu dadelijk dramaturgisch gemak ervan heeft voor het verstaan van Shakespeare's stukken, maar men leert er de geest van het Shakespeareaanse tijdperk door kennen en zo werkt dit boekje op den duur zeker verhelderend. De schrijver weet zijn onuitputtelijke kennis met een verfrissend flair op papier te zetten. Dat gebeurt ook niet vaak...
De opvoering van Dylan Thomas' spel voor stemmen ‘Onder het Melkwoud’ is naar men hiervoor reeds las dé toneelgebeurtenis van het vorig seizoen geweest. Dat is te danken aan drie genieën, ieder in hun vak: aan de dichter Thomas zelf; aan de vertaler Hugo Claus en aan de regisseur/spreker Han Bentz van den Berg. Dat De Bezige Bij te Amsterdam deze vertaling in een pocketboekje het licht deed zien, kan men slechts prijzen.
Nu we De Bezige Bij en Hugo Claus toch bij de kop hebben, dadelijk maar de aandacht gevestigd op de jongste toneelpocket: ‘Suiker’ van de talentvolle Vlaamse litterator. Het stuk over de Belgische arbeiders in een suikerfabriek in N.-Frankrijk tijdens de bietencampagne. De stank van de suikerbieten slaat je eruit tegemoet, maar dit niet alleen. Claus blijft niet bij een naturalistische schildering van arbeidersmisère, hij weet door te dringen tot het innerlijke leven dezer rampzaligen. Het is de deernis van het dichterlijk hart, die het luidste opklinkt uit dit werk. Claus heeft met zijn ‘Suiker’ bewezen, dat ook in het Nederlands goed toneel geschreven kan worden. Daaraan begon men (enkele uitzonderingen als Max Croiset daargelaten) lelijk te twijfelen.
De Wending Toneel Bibliotheek brengt in haar tweede serie als deeltje drie een jonge Fry, - nl. diens lekespel ‘De jongen met de kar’, waarin Christopher Fry in 1937 de geschiedenis vertelde van St. Cuth-