Ontmoeting. Jaargang 12(1958-1959)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Coert Poort Ik bezing de tijd van de dichter dat hij niet schrijft dat hij is omgevallen en slaapt dat hij dronken is en hangt in de struiken en de zon schijnt en schijnt maar hij merkt het niet en dat er iemand wacht onder de klok merkt hij niet en dat hij eet met zijn handen en dat hij een baard van een week heeft en dat de mensen hem uitlachen merkt hij ook niet en dat hij niet schrijft en gelukkig is ook niet [pagina 39] [p. 39] Geschrijf meer hoor je niet uit een gesloten lichaam wat zou het doen wat goed is wat als het over het water is moet er gebeuren met de boot met de zon allemaal vragen en alleen geschrijf meer hoor je niet uit een gesloten lichaam [pagina 40] [p. 40] Vooraan te liggen met gesloten ogen weten hier hoef ik niet te zijn en niet te weten hier hoef ik niets maar dan ook niets te vrezen adem te halen en te gaan langs niemand en altijd alle kanten uit te kunnen in één woord [pagina 41] [p. 41] Hand waarin ik dit heb volop werkende hand waar mijn vingers mijn voet raken en waar ik slaap in een stovende zon hand in mijn zijde en mijn zijde is om mij heen groen waar de dieren doorheen gaan blauw waar de vogels en de pijl samen doorheen gaan hand in mijn hand en mijn hand is de aarde overal waar ik langs kom overal waar ik kom uit de aarde in het gras en in de toppen der bomen en waar ik ook kom uit de hemel in het licht in de armen der mensen [pagina 42] [p. 42] De dichter zelf te zijn nooit iets van hem te hebben gelezen nooit stil te hebben gestaan bij zijn verzen nooit van zijn leven iets te hebben gezien in de krant of daarbuiten wat er op leek en daarboven geen voorstelling te hebben geen idee de dichter zelf te zijn Vorige Volgende