Ontmoeting. Jaargang 12(1958-1959)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Wim Gysen 1. Dit is het nachtelijk besef straten die zich schuldbewust vernauwen wegdek schuift op schotsen in elkaar De maan hangt als een dood dier in de lucht. (nog denken enkelen aan loos gerucht) maar reeds wordt alles kleiner, de steden en de eens zo grote zee de armen der geliefden en de doden, de weke mond der paarden, alles krimpt tot een herinnering. God is weer een onnoembaar ding en strekt zich uit zover het denken kan. [pagina 11] [p. 11] 2. Nog kan ik traag leven binnen de buigzaamheid der tijd maar velen zijn reeds dood, het wordt steeds moeilijker doden van levenden te onderscheiden (ademen op zichzelf is geen bewijs) ook de doden geven nog wel een violet woord af. Maar ik moet verder op reis, nog is er niets volbracht. Toch zijn dit reeds mijn laatste handen de vogels weten er ook al van, er is een grote verwondering over de mensen gekomen, men zegt, plotseling licht om de hoge benen der vrouwen ook hebben zij gezien mensen die nog maar nauwelijks aan de grenzen van leven raakten. Ach, ik zou de vogels willen tegenspreken vertellen dat zij liegen alsof het gedrukt staat. Maar ik ben reeds in een grote keel van zwijgen gekomen Vorige Volgende