Ontmoeting. Jaargang 10
(1956-1957)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 272]
| |
Breedvelds verrekte pols
| |
[pagina 273]
| |
open houden van de vraag is geen ontkenning van het bestaan van een antwoord: het kan ook zijn - en in het christelijk denken is het dat - een eerbied voor het Antwoord, dat we nog slechts ten dele kennen. Zo kan de uitspraak van een niet-christelijk existentialist als Heidegger ‘das Fragen ist die Frömmigkeit des Denkens’ ook de onze zijn.Ga naar eind2) Vóór de oorlog hebben twee romanciers aan deze eis van ‘openheid’ voldaan en ze schreven daarmee de beste christelijke romans van die jaren, die vanzelfsprekend in eigen kring niet als zodanig gewaardeerd werden: C. Rijnsdorp met ‘Eldert Holier’ en H.M. van Randwijk met ‘Een zoon begraaft zijn vader’. Breedveld was voor mij de eerste die zich na de oorlog bij dit tweetal voegde. Vandaar de teleurstelling dat hij, blijkens ‘Meneer Severijnen’ te hoog gegrepen heeft en met ‘Hall en Hefferley’ daarbij een verrekte pols heeft opgelopen. Want daar is deze laatste roman mee geschreven: stroeve taal, schiftige, caricaturale figuren. De belevenissen van dit haastig levend schoolhoofd in een langzaam voortbestaand dorp zijn onwerkelijk; zijn vrouw mist alle dimensies - een onmogelijke vrouw dus - en de verhouding tussen deze twee is op de critieke momenten beschreven met dat gemis aan psychologisch inzicht, dat men alleen maar verkrijgt door een teveel aan theoretische kennis. Zo heeft Breedveld zich dan weer gevoegd in het gilde waar hij uit voortkwam: dat der ‘goede vertellers’.
Deze terugval vestigt eens temeer onze aandacht op het lage peil van de NederlandseGa naar eind3) christelijke roman. Veel vragen komen daarbij op. Waarom zijn alle grote Nederlandse romanschrijvers niet-christelijk of onchristelijk geweest(!)? Waarom heeft het buitenland wel christelijke romanciers van formaat? In hoeverre bestaat er hier verband tussen de schrijver en de gemeenschap waarvoor en van waaruit hij schrijft?Ga naar eind4) Of is het toeval, dat in Frankrijk (Mauriac) de Katholieke kerk wel uiterlijk in verval is, maar een levenwekkende Théologie nouvelle bezit, terwijl zij bij het volk onder schijn van tegendeel diep geworteld is? Is het ook toeval, dat in Engeland (Graham Greene) de Katholieke kerk een expansieve minderheid vormt tegenover een doodse staatskerk? En dat in Noord-Nederland en Vlaanderen, waar de kerken in getal en organisatie gezond zijn vergeleken met het buitenland, de christelijke roman juist in verval is? Indien het hier gesuggereerde verband in enig opzicht bestaat is er hoop, want er komen steeds meer tekenen die wijzen op een herleving in de gemeenschap, waar de christelijke kunstenaar deel van uit maakt, op een vernieuwing van kerk en theologie.Ga naar eind5) |
|