Ontmoeting. Jaargang 10
(1956-1957)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 266]
| |
Kroniek der Duitse letteren
| |
[pagina 267]
| |
vijf vertellingen: Der unwürdige Liebhaber, Der Hausbesuch, Die neue Dido, Das Gespenst, Vereinigung durch den Feind hindurch. Borchardt zou door de Gestapo uit Italië, waar hij woonde, naar Auschwitz getransporteerd worden, een sergeant liet hem ontsnappen, maar zeer kort daarna stierf hij in een dorpje bij Innsbruck. Een even scherp vonnis over onze tijd velt de Bazelse hoogleraar in Duitse literatuur Walter Muschg (de auteur van de veelomstreden Tragische Literaturgeschichte) in zijn werkje: Die Zerstörung der deutschen LiteraturGa naar eind5), waarin hij de literatuur na 1945 onbesproken laat. Dit buitengewoon militante, telkens tot instemming of afwijzing prikkelende boek bestaat uit acht essays waarvan het eerste de titel aan de verzameling heeft gegeven. Muschg is verbolgen over het feit, dat de energie van de twintigste eeuw gericht is naar de mathematische natuurwetenschappen en zich van de humaniora heeft afgewend. Hij toornt over de machteloosheid van de geest, die zelfs tot geestesvijandschap overgaat, zoals we het het allerpijnlijkst zien in de totalitaire staten met hun stelselmatige nivellering. Maar overal viert het collectivisme hoogtij, en gaat de ontmenselijking van de mens steeds verder. Ook de dichters hebben schuld zo b.v. Rilke en zijn uitleggers. Rilke, die door velen als ziener en heilige, als stichter van een nieuwe religie, wordt vereerd, de ‘afgod van een generatie zonder mannen’. En de geleerden, die vanuit hun filosofische standpunt dichters willen interpreteren, zoals Heidegger dat met Hölderlin en Frakl heeft gedaan. Of Nadler, die alleen de stam en het landschap als scheppende machten laat gelden. Niet polemisch is het eerbiedige woord over Schiller en de zeer scherpzinnige analyse van de stijl van Freud (Freud als Schriftsteller). We komen nu tot enkele schrijvers, die reeds lang ‘klassiek’ zijn geworden, en wel tot de romanticus NovalisGa naar eind6). Het zou vermetelheid zijn, in enkele zinnen iets over deze door God uitzonderlijk begenadigde mens te willen zeggen. Zijn tijd van werken omspant slechts enkele jaren, maar wat heeft hij daarin niet oneindig veel gegeven. Met zijn lichte voeten raakte hij nauwelijks het stof der aarde en ging, 28 jaar oud, weer naar zijn vaderland. Walter Rehm heeft voor deze bloemlezing niets genomen uit Heinrich von Ofterdingen, jammer genoeg niets van de Geistliche Lieder of de Hymnen an die Nacht, maar wèl Die Lehrlinge zu Sais met het diepzinnige sprookje van Hyazinth und Rosenblütchen, het problematische opstel Die Christenheit oder Europa en vele fragmenten, dus datgene van zijn werk wat voor de niet-vakman het moeilijkste is om te benaderen. De keus vind ik dus niet zo gelukkig. Maar elke poging, ons Novalis nader te brengen, moet met blijdschap worden begroet. Even moeilijk is het over Heinrich von KleistGa naar eind7) in een korte aantekening te spreken. Hij is niet alleen een van de begaafdste Duitse dramatici, maar ook auteur van novellen, die een opmerkelijke ‘dichtheid’ hebben, zodat Kafka's stijl niet zelden met de zijne vergeleken | |
[pagina 268]
| |
wordt. Natuurlijk wordt de bundel geopend met Michael Kohlhaas; dan volgen Das Erdbeben in Chili, Der Zweikampf, Die Marquise von O. Die Verlobung in St. Domingo, Der Findling, Die heilige Cäcilie en Das Bettelweib von Locarno. Vooraf gaat een inleiding van Thomas Mann, die Kleist volkomen terecht ‘einen der grössten, kühnsten, höchstgreifenden Dichter deutscher Sprache’ noemt. Ook wat de bloemlezing uit KierkegaardGa naar eind8), verzorgd door de uiterst deskundige Hermann Diem (auteur van Die Existenzdialektik von Sören Kierkegaard) aangaat, moet ik met een aankondiging volstaan. Dit deeltje bevat o.a. fragmenten uit: Entweder - Oder, Furcht und Zittern, Hiob, Die Krankheit zum Tode. KafkaGa naar eind9) voelde een grote geestelijke verwantschap met Kierkegaard. Van hem brengt de Fischerbücherei de onvoltooide roman Amerika, die door menigeen op het voetspoor van Max Brod voor optimistischer en positiever gehouden wordt dan zijn andere werken. Een buitengewoon goed werk hebben Gerlach en Hermann gedaan met de verzameling: Goethe erzählt sein LebenGa naar eind10), samengesteld uit ‘Selbstzeugnisse’ van Goethe en notities van zijn tijdgenoten. Wat anders in een groot aantal boeken van en over Goethe moeizaam opgezocht moet worden, is nu in een goedkope uitgave binnen ieders bereik gebracht. Een prachtig boekje! Eveneens autenthieke getuigenissen vinden we in de drie aardige deeltjes Wenn BachGa naar eind11) (resp. Mozart en Erasmus) ein Tagebuch geführt hätte. Als... ja, maar Bach heeft het niet gedaan, het is althans niet in ons bezit. Dat is het dubieuze van deze aardige opzet, waaraan overigens de auteurs-verzamelaars zich niet hebben gehouden. Bach wordt niet in de Ik-vorm geciteerd, maar we vinden een groot aantal notities, brieven, enz., die ons een blik moeten geven op de grootse eenvoud van de ‘heilige Sebastiaan’. Hetzelfde geldt voor het boekje over Mozart; beide werkjes zijn waardevolle aanvullingen op een normale biografie. ErasmusGa naar eind13) zegt in de gefingeerde ‘captatio benevolentiae’: ‘Veel onrust heerst in Europa. O, vurig verbeide tranquillitas, waar ben je heen gegaan? Het gedruis is zelfs in mijn diepe graf gedrongen, het liet mijn gebeente opstaan en wekte mij. De belangrijkste gebeurtenissen van mijn leven heb ik neergeschreven, voor de eenvoudigen en al degenen, die arm bleven aan de goddelijke gave der eendracht, tot lering en verijking.’ (Dit werd nu geschreven in Boedapest.) Vele mooie fragmenten van deze onvermoeide strijder voor een verenigd Europa, de profeet van de Humanitas. Over Hongarije zegt hij (6 juni 1526): Het arme Hongarije bevindt zich in het grootste gevaar in de muil van de Osmanische wolf. Tevergeefs roept het zijn Christelijke broeders in het Westen ter hulp. De rijksdag van Spiers schonk de Hongaarse gezant, die de katastrofale situatie beschreef en om hulp vroeg, geen gehoor. De tweedracht der Christenheid heeft het zwaarbeproefde Hongaarse volk in deze katastrofe gestort.’ | |
[pagina 269]
| |
Naar het heden worden we teruggebracht door Bernt von HeiselerGa naar eind14), de auteur van de onlangs hier besproken familieroman Versöhnung. In de bundel Ahnung und Aussage geeft hij een aantal doorwrochte essays, die tot drie groepen zijn gerangschikt: ‘Vorbilder’, ‘Zeitgenossen’ en ‘Deutungen’. De voorbeelden vindt hij voornamelijk in de 19e eeuw: Jeremias Gottheit, Grillparzer, Stifter (en wel Witiko), Hebbel en Mörike. Van de tijdgenoten behandelt hij o.a. Emil Strauss, Stefan George, Gertrud von le Fort, Hans Carossa, Max Mell, Ernst Jünger. De ‘Deutungen’, over het drama, de rijm, de zuiverheid van de vorm, het toneel, het blijspel zijn gedeeltelijk in dialoogvorm. Von Heiseler, een van de beste hedendaagse Protestantse auteurs en critici, is zich geheel bewust, tot hoever de literatuur mag gaan: ‘Men verwacht te veel van de kunst, ja men begrijpt haar niet op de goede manier, als men in haar een oplossing van het raadsel zoekt, dat de dood ons opgeeft. Dit raadsel blijft bestaan in een werkelijkheid, die alleen doordrongen kan worden door een hogere dan de menselijke geest.’ Hij wijst telkens uit de slechts-aesthetische sfeer naar de andere, de sfeer van de gelovige overgave. De titel wordt verklaard in het essay over Grillparzer: ‘Denn wohl ist Ahnung der Lebensgrund des Dichterischen, aber erst die Aussage ist ihre Verwirklichung - wie sich ein Baum aus seiner Wurzel hervor verwirklicht, indem er sich hingibt an das Werden, das an ihm geschieht.’ Tracht Von Heiseler op artistieke wijze een probleem of een kunstenaar te benaderen, Werner KohlschmidtGa naar eind15), hoogleraar in de Duitse literatuur in Bern, doet dit volgens een strikt wetenschappelijke methode. Form und Innerlichkeit zijn tien bijdragen over de geschiedenis en invloed der Duitse klassiek en romantiek. Ze zijn chronologisch gerangschikt, eerst Winckelmann, dan Nausikaa, Pandora en de Klassische Walpurgisnacht uit Faust II van Goethe, drie essays over de romantiek (vooral dat over Nihilismus der Romantik is zeer lezenswaardig) om te eindigen met Stifter en Mörike. De uitgevers hebben de levensherinneringen van de novellenschrijver en lyricus Rudolf Binding (1867-1938): Erlebtes LebenGa naar eind16) belangrijk genoeg gevonden, ze door een goedkope uitgave in wijdere kring bekend te maken en terecht. Hoe zeer het wereldbeeld in de laatste decennia ook veranderd is, de levensvragen die Binding bewogen, zijn van alle tijden. De verhouding tot zijn vader, die professor in het strafrecht was, de vlucht van het ene beroep naar het andere, en ten slotte het plotselinge besef, tot dichter geroepen te zijn (vooral door zijn ontmoeting met d'Annunzio). We maken zijn jeugd mee in Freiburg, Straatsburg en Leipzig, zijn universitaire studie, die echter niet wordt afgesloten en tot een ambt leidt (hij was paardefokker en een buitengewoon goed ruiter) - tot het hem gelukt, aan zijn belevenissen artistieke vorm te geven. Hij heeft behoefte aan duidelijkheid, ook van binnsn. ‘Ich habe keine Neigung und keine Anlage für dumpfe Gefühle.’ Daaraan hebben we deze autobiografie te danken die tevens een beeld geeft van Duitsland tot ± 1920. | |
[pagina 270]
| |
De laatste drie decennia passeren de revue bij Prof. Hans Joachim SchoepsGa naar eind17), geb. 1909, die nu professor is in godsdienstgeschiedenis aan de universiteit Erlangen. De krachten, die de eerste helft van zijn leven gevormd hebben, lagen in de jeugdbeweging, waarover hij uitvoerig verslag uitbrengt - voor juist begrip van deze periode zeer waardevol. Een gelukkige wending der omstandigheden maakte, dat hij, hoewel van Joodse afkomst, onder het voorwendsel van een wetenschappelijke missie in 1938 naar Stockholm mocht vertrekken, waar hij als emigrant tot 1946 gebleven is. In Erlangen tracht hij in discussiegroepen leiding te geven aan het denken van de studenten, ook in politiek opzicht. Hij verdedigt o.a. de wenselijkheid van het koningschap voor Pruisen, ‘de sterkste steun, die men aan het democratische staatsgebouw kan geven.’ Het zou de parlementaire democratie stabiliseren en veilig stellen voor het latente verlangen van het Duitse volk naar een ‘Führer’, voor absolutistische en totalitaire ontwikkelingen. Een minder militante figuur is de Stuttgarter predikant Albert Goes, geb. 1908, auteur van de prachtige novelle Das Brandopfer. In het deeltje Ruf und EchoGa naar eind18) heeft hij notities van 1951 tot 1955 verenigd. Hij zoekt steeds de synthese, wil een brug slaan van mens tot mens. Zo wijdt hij dankbare bladzijden aan Thomas Mann (Lebensfreundlichkeit), schrijft teer en fijngevoelig over zijn landsman Mörike (Unschuld des Schönen), geeft een. moderne versie van de mogelijkheid van het wonder in de vertelling van een domineesvrouw, die voor de Russen moest vluchten en door God werd gered (Sonne, stehe still!). Hij is de grote Joodse geleerde Martin Buber dankbaar voor geestelijke hulp (Martin Buber, der Beistand), hij wordt in een hogere sfeer opgeheven door Mozart en vooral door Bach in wiens muziek hij de werkelijkheid van de Heilige Geest ervaart als het geheim dat de wereld in stand houdt.Ga naar eind4)Ga naar eind12) |
|