Humor is oog hebben voor het ongewone in het heel gewone, en ook omgekeerd. Juist in het betrekkelijke van gewoon en ongewoon ligt het komieke. De kater van daarstraks is een oorlogspleegkind, maar toch ook een heel gewone kat. Bestaat de techniek van het grappig zijn nu in een licht, een lichtelijk te veel de nadruk leggen op bepaalde kleinigheden, waardoor in het geheel een aangenaam contrast ontstaat, dan moet ook in de gebeurtenissen van de comedie zo hier en daar een teveel, een buitenissigheid zijn, zodat spanning en ontlading hun plaats krijgen. Scherts is een spel van de geest met de spelingen van de natuur. Blijft men te dicht bij de natuur, vergeet men de afstand te nemen om de spelingen te belichten, dan wordt alles minder leuk. Zo bijvoorbeeld in A run for your Money (Twee bolhoeden naar Londen), waarin het element van de twee bolhoeden wel beloften inhoudt, maar de geschiedenis te veel verloopt in een tekening van de wederwaardigheden van een provinciaal in de grote stad, die meer dom dan leuk plegen te zijn - totdat eindelijk aan het eind weer eens iets verrassends gebeurt. Alles klopt te goed in dit verhaal, en het typische van humor is nu juist, dat er iets niet schijnt te kloppen.
Fantasie is onontbeerlijk voor humor, èn voor een comedie. Hoe vrijer het spel van de geest op de speelplaats van de werkelijkheid is, des te geestiger het stuk en des te bevrijdender het effect. Een glansstuk van de Engelse filmcomedie is daarom wel The Titfield Thunderbolt, het adembenemende spel van een stelletje spoorwegenthousiasten uit het dorpje Titfield met hun ten dode opgeschreven buurtspoorlijntje. De uiteindelijke redding wordt gebracht door een locomotief uit het museum ter plaatse, de Bliksemschicht van omstreeks 1830. Comedie kan men niet navertellen, maar deze is nog leuker dan een soortgelijke, The Genevieve, waarin de jaarlijkse race voor primitieve auto's ten tonele wordt gevoerd. Veel leuker, juist omdat de gegevens gewoner, maar de uitwerking verrassender is. Als ik u alleen maar vertel, dat er op de oudgediende Bliksemschicht tenslotte niets anders aan te merken blijkt, dan dat hij - onbedoeld natuurlijk - de maximumsnelheid overschreden heeft.
Dat niet alles even leuk hoeft te zijn in de comedie, daaraan herinnert ons een ander pronkstuk, de op een heel andere wijze adembenemende film Kind Hearts and Coronets. Hierin speelt Alec Guinnes de rollen van zeven of acht adellijke familieleden, die allen op hun manier de familietrekken vertonen; een prestatie, die op een onschuldiger thema later is nagevolgd door een vrouwelijke ster in The Man, who Loved Redheads. Met veel minder succes overigens, en wel voornamelijk, omdat deze laatste film veel minder ‘te zeggen’ had dan eerstgenoemde. Het thema mag wel onnozel zijn, maar dan moet de doorwerking schitterend wezen. In Kind Hearts and Coronets is het gegeven alles behalve onschuldig. Als Guinnes zijn carrière van onterfde en naar de titel hakende zoon uit een hertogelijk geslacht gaat maken, weet men niet, hoe men het heeft. Het lijkt zo cru (denk aan de kater), dat men zich afvraagt, of men niet verontwaardigd moet weglopen. Gaandeweg wordt echter duidelijk, wat de elementen