Ontmoeting. Jaargang 10
(1956-1957)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
KritiekenCharles de Coster.
| |
Het volk in duisternisGa naar voetnoot*)
| |
[pagina 154]
| |
is uitermate verrassend. De lezer dringt op deze manier bijna ongemerkt in de ingewikkelde problematiek van het vraagstuk door. Hij ziet scherper dan het ooit bij een systematische behandeling het geval zou kunnen zijn de geweldige moeilijkheden van wat hij misschien in zijn onschuld meende eenvoudig een kwestie van menselijke gelijkheid en gelijkwaardigheid te zijn. Met alle facetten van het vraagstuk komt hij op deze wijze in aanraking. Hij doorleeft de hele tragiek van slavenhandel en slavernij, van burgeroorlog en reconstructie, van segregatie en rassentegenstelling. Hij krijgt een kijk op de Amerikaanse toestanden, zo geheel verschillend in de afzonderlijke staten, ziet de tegenstellingen tussen het Zuiden en het Noorden, die nog altijd heel diep kerven in het volksgeheel, ziet ook de tegenstellingen onder de negers zelf, de begaafdheid der enkelingen, die uitmunten op alle gebied van kunst en wetenschap, en de naieve onkunde der grote massa, de rijkdom van sommigen en de bittere armoede der meesten. De tallozen onder ons, die in hun jeugd gevoed zijn met ‘De Negerhut van Oom Tom’ en op rijpere leeftijd hun kennis hebben geput uit ‘Gone with the wind’ kunnen uit dit boeiende boek, de eerste geschiedenis der negers in onze taal, leren, hoe eenzijdig zij zijn voorgelicht. Nu de kranten bijna dagelijks berichten brengen over de strijd om de integratie van het volk in duisternis, dient ieder die de achtergrond wil kennen wat er precies aan de hand is, dit boek te lezen. | |
Meesters der Negervertelkunst Verzameld door Manuel van Loggem met medewerking van Otto Sterman Amsterdam - J.M. Meulenhoff.Met genoegen beveel ik deze bundel aan, want ook dit deel van de serie ‘Meesters der Vertelkunst’ is weer voortreffelijk. Manuel van Loggem heeft geen gemakkelijke taak gehad, om van de verschillende taalgebieden waarin de negers met een zo uiteenlopende ontwikkeling leven een keuze uit de verhalen te maken, die enigszins deze veelzijdige stromingen weergeeft. Ik meen dat Van Loggem in deze taak geslaagd is. Er is een grote verscheidenheid in de bijeengebrachte verhalen: de gezellige volksverhalen van Anansi; verhalen van typisch-Amerikaanse geest (‘Verwachting’ van Mabel Dove-Danquah vertoont inderdaad opvallende overeenkomst met ‘The romance of a busy broker’ van O'Henry en ‘een tragedie in de zomer’ van Arna Bontemps herinnert aan de verteltrant van Steinbeck) en verhalen waarin de schrijver zich duidelijk aan de geest van het blanke ras tracht te ontworstelen tot een eigen stijl en vormgeving, zoals ‘Sebolelo komt thuis’ van Moikangoa. De verzameling heeft een chronologische volgorde, niet in de leeftijd der schrijvers, maar in de behandelde onderwerpen. Eerst drie volkssprookjes, dan aanklachten tegen de slavernij, vervolgens tegen de sociale en psychische achteruitzetting der negers door de blanken. Hierna een verhaal over het probleem van de blanke negers. De verzameling sluit met volksverhalen, die evenals de eerste vrij zijn van blanke invloeden, maar die in tegenstelling tot de eerste geschreven zijn door moderne kunstenaars. Het ene verhaal is natuurlijk beter dan het andere. Tot de knapste behoren | |
[pagina 155]
| |
wel ‘Het einde van de jacht’ van Morrison en ‘De bamboefluit’ van Vera Bell. Sommige ontkomen niet aan het grote gevaar van het opzettelijk pasklaar maken van de werkelijkheid in een bepaald schema, zoals ‘De kinderen van de sheriff’ van C.W. Chesnutt, waarin de sheriff een gevangen neger tracht te beschermen tegen lynchen. Die neger blijkt dan zijn zoon te zijn, weer zo verdraaid toevallig. Het sprookje ‘De borsten’ van Birago Diop heeft het oeroude thema van sprookjes als ‘Vrouw Holle’: een lief meisje en een stout meisje. Het lieve meisje wordt beloond, het stoute meisje probeert dezelfde beloning te krijgen en wordt gestraft. Maar zo aardig als in ‘De borsten’ heb ik dit thema nog nooit uitgewerkt gezien. Deze bundel is beslist de moeite waard, zowel om de mentaliteit van de negerschrijvers, om de aangrijpende aanklachten tegen het blanke ras als om de kwaliteit van de meeste verhalen. Ajj. | |
Geestverwanten in AmerikaHenry S. Lucas, Netherlanders in America Dutch Immigration to the United States and Canada, 1789-1950 Ann Arbon, The University of Michigan Press London, Geoffrey Cumberlege, Oxford University Press, 1955
| |
[pagina 156]
| |
van 1857 nog gekend heeft, op latere leeftijd overging naar de R.K. kerk, een overgang waartoe zijn eigenlijke studie, de middeleeuwen, alsmede het in Amerikaanse wetenschappelijke kringen heersende rationalisme zeker het hunne hebben bijgedragen. Van belang zijn de hoofdstukken waarin hij het Hollandse karakter van de Amerikaanse Nederlanders beschrijft en hun bijdrage tot de cultuur van het Amerikaanse volk. Deze bijdrage slaat hij hoog aan. Vergeleken bij wat het oude Europa vaak aan uitschot afschoof hebben de steile Hollandse boeren met hun hardnekkig vasthouden aan hun taal (in het Engels kun je toch niet bidden?), door hun catechismus, hun oude schrijvers en hun hartstocht voor goed onderwijs een belangrijke bijdrage geleverd tot vorming van het Amerikaanse volk. In het hoofdstuk ‘American Hollanders as seen by Recent Writers’ komt hij tot de conclusie dat de door Amerikanen geschreven romans waarin het leven der Hollandse Amerikanen wordt gespiegeld, behoudens een enkele uitzondering, druipen van ressentiment en historische mistekening. Het tweede hierboven genoemde tweedelige werk zou men een illustratie kunnen noemen van zijn historisch overzicht. Het bevat nl. een zeer groot aantal gedenkschriften van ‘old settlers’. Met het verzamelen van deze curieuze geschriften is Lucas reeds in zijn jonge jaren begonnen. Hij vond deze stukken in allerlei streekbladen, kerkelijke jaarboekjes en particuliere nalatenschappen. Voor zover deze in het Engels zijn geschreven heeft hij, ten gerieve van de Hollandse lezers, een vertaling bijgevoegd. Wie nu, meer dan honderd jaar na de exodus van 1846, het nog steeds in de Hollandse taal verschijnende Amerikaanse kerkelijke weekblad ‘De Wachter’ in handen krijgt, en probeert iets te begrijpen van het klimaat waarin een groot deel van de nakomelingen van de ‘old settlers’ nog leeft zal er goed aan doen de Memoirs van Lucas te lezen. Zowel de Reformedals de Christian Reformed Church in Amerika en Canada staan, na honderd jaar, voor een kritieke periode in hun geschiedenis, nu zij zovele duizenden orthodox-protestantse Nederlanders die na 1946 hun weg naar Canada hebben gevonden met liefde hebben opgevangen en allengs hun Amerikaans kerkelijk leven niet alleen zien verrijkt, doch misschien ook wel bedreigd door deze invasie. Toen een eeuw geleden Brummelkamp, die van plan was zijn zwager Van Raalte te volgen, toch maar in Nederland bleef (hij werd later professor te Kampen) voorzag hij dat de afscheiding zich zou splitsen in een Nederlandse en een Amerikaanse tak. En nu deze beide takken elkaar na een eeuw weder ontmoeten in Canada, zou het de moeite lonen na te gaan hoever zij cultureel uit elkaar zijn gegroeid. Men behoeft de ingezonden stukken in ‘De Wachter’ maar te lezen om te begrijpen dat dit een belangwekkende studie zou kunnen worden. Dat vele Hollandse gereformeerde emigranten in de kring van hun Amerikaanse en Canadese geestverwanten een ‘wereldse’ indruk maken is reeds bewezen. Maar hoe staat het met de Amerikaanse gereformeerden zelf? Men kan een afkeer hebben van roken, drinken, dansen, toneel en film, en dan toch, eer men het weet, | |
[pagina 157]
| |
de wereld in huis halen met een televisietoestel. Ook dat is een acuut probleem, getuige ‘De Wachter’. Laten we hopen dat de twee takken van de afscheiding van 1834, die op elkaar zijn aangewezen, niet alleen de kerkelijke, maar ook de culturele vraagstukken moedig onder de ogen zullen zien en nimmer zullen gedogen dat er verwijdering ontstaat. En wat onszelf betreft: nu de wereld steeds kleiner wordt en de afstanden wegvallen, zullen wij er goed aan doen ook in culturele zaken het contact met de over de gehele wereld uitzwermende geestverwanten te bewaren. Dat het lezen in ‘Lucas’ boeken mij tot deze ontboezeming bracht, bewijst wel hoe actueel deze historische lectuur is. Wij willen tenslotte Professor Henry Lucas van harte geluk wensen met de voltooiing van deze beide met grote toewijding, kennis en liefde geschreven werken. Beide boeken zullen voor lange tijd onmisbare naslagwerken blijken te zijn voor ieder die zich, uit welken hoofde ook, interesseert voor de geschiedenis van onze geestverwanten in Amerika en Canada. P.J.R. | |
Olaf J. de Landell
| |
Theun de Vries
| |
G. Kazemier
| |
[pagina 158]
| |
Dr. I. Schöffer Het nationaal-socialistische beeld van de geschiedenis der Nederlanden. Arnhem - Van Loghum Slaterus Amsterdam, J.M. Meulenhoff.Geschiedschrijving was naar de nationaal-socialistische zienswijze een instrument van politiek en die politiek was er, wat Nederland betreft, op gericht de banden met Duitsland te verstevigen. Daaruit volgt, dat de nat. soc. geschiedschrijvers hun aandacht richtten op het gemeenschappelijk verleden, op de Germaanse prehistorie en op de Middeleeuwen, toen de Nederlandse gewesten nog verbonden waren met het Duitse Rijk, maar ook dat voor hen het jaar 1648, toen Nederland practisch werd losgemaakt van het Rijk, als een rampjaar te boek stond. Het betekent ook: Dat zij moeilijk waardering konden opbrengen voor onze Gouden Eeuw en dat zij regelrecht minachting toonden voor de cultuurgeschiedenis, zoals deze met name door Huizinga werd beoefend. Deze uitkomst staat wel van tevoren vast en de vraag rijst, of het nodig was er een boek van 366 dichtbedrukte bladzijden aan te wijden. Ik zou echter de schrijver groot onrecht doen, als ik hiermee eindigde. Zijn boek, dat oorspronkelijk aan de G.U. te Amsterdam als dissertatie werd verdedigd, omvat veel meer dan de titel zou doen vermoeden. Het behelst een overzicht van de ontwikkeling van het nationaal socialisme in Nederland en België, behandelt de hele nazi-geschiedschrijving in Duitsland over de verhouding van dit land tot de Nederlanden, laat zien, hoe deze wortelt in de vroegere Duitse historiographie, en geeft in finesses alles wat er in België en Nederland in boek, tijdschriften en krant over onze geschiedenis van nationaal socialistische zijde is te berde gebracht. Dr. Schöffer is een voortreffelijk geschoold historicus, die geleerd heeft het omvangrijke materiaal, waarmee hij te maken kreeg, overzichtelijk te ordenen, en hij weet zijn bevindingen scherp te formuleren. Zijn boek is niet het minst om de uitvoerige bibliographie, die het bevat, een onontbeerlijk hulpmiddel voor ieder, die zich in Nederland en België met de bestudering van het nationaal-socialisme bezighoudt. J.C.H. de P. | |
Frits Huël Flatgebouw Bethlehem. Den Haag - H.P. Leopold.De titel wekt de indruk, dat hier één van de verschijnselen van ons naoorlogse leven, het flatgebouw of de woonfabriek, zijn eerste neerslag krijgt in de Nederlandse literatuur. Dat blijkt niet het geval. Het flatgebouw Bethlehem, dat de achtergrond vormt van deze roman, is geen naoorlogs maar een vooroorlogs ding - tussenoorlogs zo men wil. De mensen die hier bij elkaar wonen zijn niet door de woningnood en het ruimtegebrek op een grote hoop gegooiden, maar uitgekozenen, die in het flatgebouw een manier zien voor luxueus en comfortabel wonen. Wat het ook inderdaad kan zijn als er een hele staf van concierge, tuinman, administratie enz. aan te pas komt. Frits Huëls manier van beschrijven en vertellen heeft het tijdloze, dat we o.a. uit Arthur van Schendels romans kennen. Ook zijn thema en uitwerking doen terugdenken aan deze grote schrijver. Hij weet sfeer op te roepen; zijn roman is méér dan boeiend: van een onweerstaanbare bekoorlijkheid. Hoofdpersoon is Jozua Bauw, een goedgesitueerde vrijgezel, zwak van gezondheid. Al zijn krachten zet hij in voor het dienen van zijn naasten in het besef, dat God hem nabij is. Hij schrikt er niet voor terug zich door anderen te laten gebruiken. Zijn korte leven en zijn eenzame sterven werden ‘voor ieder in Bethlehem iets moois, waarover ook later nog werd gesproken’. Geen grote literaire schepping, deze | |
[pagina 159]
| |
Jozua Bauw, en de beschrijving van zijn leven houdt geen oplossingen in van onze naoorlogse problemen. Maar wel een figuur die iets moois en een weldadig voorbeeld brengt. Een romancreatie waarvoor we de schrijver dankbaar kunnen wezen. J.M.Vr. | |
Dr. H.J. Prakke Van perswetenschap tot publicistiek. Assen - Van Gorcum & Comp.Volgens Dr. Prakke zelf kan deze openbare les ter opening van de colleges als privaat-docent in de publicistiek worden samengevat als: van fenomeen tot functie; van perswetenschap tot publicistiek, en hier en daar gaat hij, op z'n Drents gezegd, ‘op naberveziet’ bij de letteren. Voor de vakmensen op het terrein van de letteren zou kennisneming van de in druk verschenen openbare les dus een soort beleefdheids-tegenbezoek kunnen zijn. Maar dan één dat het verlangen wekt de kennismaking voort te zetten. Laten we hopen dat de nieuwe privaat-docent mettertijd meer over zijn onderwerp zal publiceren. J.M.Vr. | |
Ralph Waldo Trine In harmonie met het Oneindige. Nieuwe en volledige bewerking in taal en begrip van deze tijd gevat door Heleen Eskens. Laren, 1956 - A.G. SchoonderbeekDit werkje verscheen oorspronkelijk in 1897. De schrijver is Amerikaan. Het werd in de loop der jaren in niet minder dan 20 talen vertaald en in een kwart millioen exemplaren over de hele wereld verspreid. Deze ons wat Amerikaans-reclame-achtig aandoende bijzonderheden worden vermeld in het levensoverzicht van de schrijver op de binnenzijde van de omslag. In onze pessimistische tijd was er behoefte aan een nieuwe bewerking, omdat Trine de verkondiger is van een optimistische levens- en wereldbeschouwing, meent de uitgever. De wereld heeft dus behoefte aan deze boodschap maar of deze nu juist de mensen bereiken zal, die ze het meest nodig hebben, is een andere vraag. Het is een sympathiek boekje, een warm boekje ook, maar geenszins orthodox gefundeerd. Trine is aanhangers van een pantheïstisch gerichte mystiek die alle mensen blij en gelukkig wil maken. Wat zou de wereld er anders uitzien, als dat alles zo gemakkelijk ging als het hier wordt getekend. Trine, thans 90 jaar oud, is nog altijd een opgewekt mens, die zegt: ‘De optimist heeft gelijk. Als wij in harmonie met het Oneindige blijven, behoeven we ons geen zorgen te maken voor de toekomst van de mens noch verontrust te worden door de vette koppen van de ochtendbladen’. Na twee wereldoorlogen is zijn geloof blijkbaar nog ongeschokt. J.C.H. de P. | |
FilmsDaniel Mann, Morgen zal ik huilen. I'll cry tomorrow. M.G.M.De met amerikaanse openhartigheid geschreven autobiografie van Lilian Roth is op uitstekende wijze verfilmd. Dat woord uitstekend geldt in de eerste plaats de prestaties van de, tot nu toe alleen als glamourgirl bekende actrice Susan Hayward, die de rol van de door teleurstelling en wanhoop langzamerhand aan de drank verslaafde Lilian Roth speelt. Jo van Fleet geeft een overtuigende creatie van de eerzuchtige, zij het ook van goede bedoelingen overstromende moeder. Het vreemde van deze rolprent is, dat het slot, de ‘bekering’ veel minder sterk is dan het begin, waarin we de langzame achteruitgang, de ondergang van de actrice zien. Ja hier en daar doet dit slot zelfs enigszins lachwekkend aan. Toch moeten sfeer en werkwijze van de amerikaanse organisatie voor hulp aan de aan | |
[pagina 160]
| |
alcohol verslaafden wel goed zijn getroffen. Dit, om welke reden dan ook, vrij zwakke slot kan geen afbreuk doen aan onze grote waardering voor dit eerlijk stuk filmwerk. | |
Rijpende jeugd. Schwedenmädel, Filmex.En waarom na de botsende, de rusteloze, de in de branding verkerende, de slechte, de onbegrepen en de door gevaren bedreigde jeugd, ditmaal geen rijpende jeugd? Nu ja, zegt u maar niets, ik weet het ook zo wel. Er valt van deze film in elk geval geen ander kwaad te zeggen dan dat er niets goed over te zeggen is. Een begrijpende professor, een aantal zwemmende, fietsende en diepzinnige gesprekken voerende jongen mensen - zij allen zorgen er wel voor, dat u halverwege in slaap sukkelt. Als u het tenminste zonde vindt na een kwartier weg te lopen. | |
Robert Wise, Het brandmerk der zonde. Somebody up there likes me. M.G.M.Deze keiharde, met vaart en enige durf opgenomen film, geeft het leven van de een of andere beroemheid op boksgebied. Zijn naam ben ik ondertussen vergeten en doet er ook weinig toe. Het is in ieder geval een jonge man geweest, die heel hard en heel goed een ander onder handen kon nemen, hetgeen hem eerst in de gevangenis en later in de boksring bracht. Het is langzamerhand een mode geworden het leven van beroemde mannen op het witte doek te brengen. Dominees en bandleiders en boksers, 't is allemaal om 't even; de dominees praten, de bandleiders spelen en de boksers slaan. En verder zijn ze allemaal getrouwd met heel aardige en knappe vrouwen, die hen begrijpen. Begrijpen. Hetgeen, vooral in het laatste geval een geluk is, want boksers slaan ontzettend hard. | |
Carol Reed, Trapeze. Hecht & Lancaster.De waarde van deze film ligt vooral in de voortreffelijke weergave van de circussfeer. Het verhaal zelf heeft niet veel om het lijf. Het bekende gegeven van een driehoeksverhouding, Ditmaal draait het allemaal om een juffrouw met meer uiterlijk dan innerlijk schoon, en twee trapezewerkers. U begrijpt het wel, hangend in en zwevend door de lucht wordt er hevig gehaat en gemind. Dat het verhaal toch wel boeit is te danken aan het goede spel van Burt Lancaster, Tony Curtis en (ons aller) Gina Lollobrigida. En, zoals gezegd, aan de voortreffelijke sfeertekening van Carol Reed, die ieder beeld het teken van zijn vakmanschap heeft meegegeven. | |
Edvin Laine, De onbekende soldaat. Tuntematon Solitas. Hafbo.De onbekende soldaat laat episoden zien uit de Fins-Russische oorlog. De film is vervaardigd naar de gelijknamige roman van de fabrieksarbeider Vaïno Linna, die deze strijd zelf heeft meegemaakt. Zie hier dan de oorlog zonder glamour in al zijn verschrikkelijke werkelijkheid. Dringender nog dan in het amerikaanse werk ‘De naakte oorlog’ geschiedde, getuigt Laine tegen het geweld en het gebruik van macht bij het oplossen van geschillen. Er is geen enkele poging gedaan door middel van een ‘verhaal’ deze bedoeling te versluieren. Dat is de kracht, maar tevens ook de zwakheid van deze film, want het is zeer de vraag of het grote publiek geboeid wordt door een rolprent in deze vorm. Er komen in De onbekende soldaat verschrikkelijke fragmenten voor. Ik denk hier bij voorbeeld aan de in brand geschoten rode-kruisauto, die de meest zielige menselijke wrakken uitbraakt. Wie het aandurft te zien niet waarvoor maar hoe mensen in een oorlog kreperen, kan het hier zien. Met eigen ogen. |
|