Rilke en Parijs
Frank Daen
Uit correspondentie met Tora Holmström.
Rilke is ook na zijn dood de dichter der verrassingen gebleven. Wie thans, nadat meer dan achttienduizend brieven van hem in druk verschenen, in één van de zorgvuldig achtergehouden gedeelten van zijn particuliere correspondentie een blik kan slaan, vindt nieuwe bewijzen daarvan. Elke brief van Rilke wordt tot een gebeurtenis. Zijn ‘Mühe haben, mit den nächsten Dingen die Beziehung aufzunehmen’ is al even boeiend als zijn stijl en zijn handschrift, waarin de beïnvloeding door de feiten duidelijk merkbaar is.
De briefwisseling met de schilderes Tora Holmström begint in 1904 tijdens de Zweedse reis en duurt voort tot kort. voor zijn dood, met een onderbreking van enige jaren rond de eerste wereldoorlog. Omdat de brieven ons beelden geven uit de meest productieve jaren van zijn dichterschap zijn ze voor Rilke-kenners van grote waarde. De vriendelijke grijze dame, die ze ter hand stelde, heeft echter geen toestemming tot volledige publicatie verleend.
Centraal in de briefwisseling is Parijs. Hoewel Rilke tevens vanuit andere bekende verblijfplaatsen schreef, zoals Bremen, Capri, Schloss Duino te Nabresina, Bad Rippoldsau, Ronda, Schloss Berg en Château Muzôt, zijn ook in deze brieven vele regels gewijd aan de stad waar hij het eenzaamste geweest is, maar waaraan hij toch zoveel te danken heeft. ‘Ich verdanke ihr das Beste was ich bis jetzt kann’ schrijft hij op Capri (maart 1907) en:
‘Sie wirkt gleichsam nicht zuerst auf die Arbeit ein, die man thut, - aber sie verwandelt, steigert und entwickelt einen fortwährend, sie nimmt einem leise die Werkzeuge aus der Hand, die man bisher benutzte, und ersetzt sie durch andere - unsäglich feinere und präcisere - und thut tausend unerwartete Dinge mit einem, wie eine Fee, die Lust daran hat, ein Wesen alle Gestalten annehmen zu sehen, deren Möglichkeiten in ihm verborgen sind.’
In Parijs kan hij alleen zijn:
‘weil ich seine Einsamkeit mehr als alles brauche und dort mich einschliessen und arbeiten will, in dem Bewusstsein aller seine Tiefen und Dinge und Schönheit’.
Toch vraagt deze arbeid veel van hem, de periodes van overmatig werken matten hem af en hij wijt dit aan de stad, die hem zo geheel in beslag neemt: