haar ondergeschikte positie; en de zaak wordt prachtig scherp gesteld als de archaeoloog het meisje van haar vader kopen wil, en deze antwoordt: goed, als u mij uw vrouw verkoopt.
Stel u voor, dat ik op die trailer was afgegaan! Dan had ik een film gemist, waarvan ik achteraf zei: de beste, die ik in lang gezien heb. De beste, omdat hij eerlijk, menselijk, warm is - eenvoudig is, en niet met veel omslag probeert te zien. Maar ik ben nog lichtelijk beledigd, dat men meende hem zó te moeten aanbevelen.
Een goede maatstaf om het gehalte te bepalen van de bedoeling, waarmee een film gemaakt is, vindt men in de vergelijking van een film, die een bewerking is van een bestaand werk (een roman bijvoorbeeld), met dit oorspronkelijke voorbeeld. Als iemand een onnozele film maakt naar wat dan genoemd wordt ‘een oorspronkelijk gegeven’, dat wil zeggen uit eigen inspiratie, dan kan men nog zeggen: nu ja, sommige mensen zijn niet wijzer, of: ach, het leven lijkt soms banaal. Als hij echter uitgaat van een bestaand werk - en meestal is dat dan niet het eerste het beste - dan is in dat werk een zeker niveau gegeven. Het oorspronkelijke werk heeft een bepaalde kwaliteit, een eigen geest, een eigen kijk; en nu komt het er op aan, wat de bewerker daar naast weet te stellen. Ik wil niet zeggen, dat goede bedoelingen in de positieve zin, dat wil zeggen de eerlijke bedoeling iets waars of goeds of moois te maken, altijd tot een acceptabel resultaat leiden. Ik denk aan het boek Spartacus van Howard Fast. U neemt me niet kwalijk, dat ik met boeken kom aandragen in een filmbespreking? Ik wil namelijk beslist de film zien en aanvaarden op de hoogte van het boek in de litteratuur, en niet in de laagte van het feuilleton in de amusante weekbladen. In het boek van Fast dan over de slavenopstand in het oude Rome kan men zich van zijn eerlijke bedoelingen overtuigen door te lezen, hoe aangrijpend hij schrijft over de slaven en hun lot. Tegelijkertijd moet men - als men iets weet van de historische waarheid - constateren dat hij een giftige mistekening heeft gegeven van alle andere personen uit die geschiedenis. Aan de eerlijkheid van zijn overtuiging valt niet te twijfelen, maar wat hij ons op grond van die overtuiging wil doen geloven, staat op zo gespannen voet met de waarheid (met een kleine letter), dat men er zich werkelijk niet over kan verbazen, dat de commissie tegen de on-Amerikaanse activiteit zich met hem
meende te moeten bezighouden. Men kan de opvattingen van Fast verfoeien en bestrijden, maar hem toch het respect schenken, dat de eerlijke tegenstander verdient. Het is mij evenwel onmogelijk, met respect te denken aan degenen, die de Ilias en de Odyssee van Homerus in filmvorm hebben overgoten. Wie, met zulke werken voor ogen, zulke producten maakt, verdient minachting.
U zult zeggen: is dat nu zo erg? Toch zeker minder erg, althans niet erger dan wat Howard Fast met een figuur als Cicero gedaan heeft. Maar ik zeg: Howard Fast is een verblinde. Deze filmconfectiemakers echter vervalsen met open ogen de waarheid omtrent Homerus, de waar-