| |
| |
| |
Kritieken
Leven onder tyrannie
Christine Arnothy
Gods molens
Rotterdam 1956 - Ad. Donker.
Deze jonge Hongaarse schrijfster die in '48 haar land ontvluchtte, ontving in 1954 Le Grand Prix vérité voor het ‘meest waarheidsgetrouwe’ literaire werk. Het was een relaas van haar ontvluchting - een sober en aangrijpend getuigenis. ‘Gods Molens’ is haar eerste roman, die handelt over het leven achter liet ijzeren gordijn.
Ik las dit boek juist in de dagen, waarin het Hongaarse verzet tegen de tyrannie losbarstte, waarbij alle lust mij ontging om het verhaal op zijn literaire waarde te onderzoeken.
Men zou kunnen zeggen dat de jonge schrijfster nog wat onhandig is en dat zij haar kunstenaarschap nog zal moeten bewijzen, maar ook door dit boek heeft zij op overtuigende wijze een beeld geschetst van het ondraaglijke juk waaronder haar volk heeft geleefd. Het diepst schrijnt hier het leed dat de Partij, de Partijpolitie, aan het eigen volk heeft berokkend.
De schrijfster heeft zich de moeilijke taak gesteld, de ondergang van een gezin te tekenen waarvan de man, die dirigent is, uit opportunistische oogmerken lid van de Partij is geworden. Zijn oppervlakkig en egoistisch vrouwtje wordt al spoedig misbruikt door een Politieman van de Partij.
Het is de angst om alles te verliezen, die het leven van deze mensen doorziekt. Zeer goed is de figuur van het (uit lijfsbehoud) gedoopte joodje, de goedige Arpad, die aan de - tenslotte toch gedeporteerde - pseudo-communistische dirigent de kwellende vraag stelt: Kan men waarlijk christen zijn?
Behalve de tekening van het ‘geleide’ kunstleven in de hoofdstad, is er de navrante geschiedenis van het notarisgezin in de plattelandsgemeente, dat door het régime te gronde gaat.
De dochter Klári is de enige die de liefde heeft leren kennen, de enige in wier hart de hoop nog niet gestorven is.
‘Gods molens malen langzaam’, zegt zij. ‘Schijnbaar heeft Hij ons tijdelijk aan ons lot overgelaten, maar misschien zal Hij zich over ons ontfermen.’
Wie wil weten hoe het leven in Hongarije werd geleefd gedurende de laatste jaren zal na lezing van dit boek eens te meer begrijpen dat dit volk, met de rug tegen de muur, bereid was zich in de historische herfstdagen van 1956 dood te vechten voor zijn vrijheid.
P.J.R.
| |
Traud Gravenhorst
Geliebtes Tal
Munchen - Bergstadtverlag Wilh. Gottl. Korn.
Wie belangstelling heeft voor een boeiend boek en geen hogere eisen stelt, moet ‘Geliebtes Tal’ lezen. Een meisje groeit op in een dorpje in het Reuzengebergte in de welbehoede kring van een ideale dorpsgemeenschap. Haar moeder, jonge weduwe, trouwt met een postbode uit Berlijn, en komt daardoor in de moeilijkste omstandigheden. Het kind wordt door de slechte behandeling van de stiefvader en diens monstrueuze familieleden, geassisteerd door een sadistische onderwijzeres, zwaar zenuwziek, maar komt langs een reeks van romantische onwaarschijnlijkheden terug in het paradijs van haar jeugd.
Als ze daar voor het eerst weer het Kerstfeest viert en ‘Vom Himmel hoch’ zingt, is haar hart vol van dank
| |
| |
aan God, die alles zo heerlijk heeft bestuurd (d.w.z. overeenkomstig de wensen van Regina Hofer, die zo'n beetje als Voorzienigheid heeft gefungeerd).
De zwart-wit-techniek van vele streekromans: de dorpsmensen pasgewassen engelen, de meeste stedelingen kwaadaardige individuen; verder een lief onschuldig plattelandskind, dat bijna ten onder gaat, maar door uiterst toevallige omstandigheden nog op 't nippertje gered wordt, en, hoewel haar moeder plichtsgetrouw de slavin van haar nietswaardige echtgenoot blijft, nu een zonnige toekomst in haar ‘geliefde dal’ tegemoet gaat: nee, n'en déplaise de geestdriftige en liefdevolle natuurbeschrijvingen sla ik dit boek niet hoger aan dan middelmatige ontspanningslectuur. Zo voor de vacantie. Wel lief.
J.H.S.
| |
Friedrich Seebass
Johann Christoph Blumhardt Leben und Schriften
Hamburg - Friedrich Wittig Verlag.
In het midden van de vorige eeuw was ‘Vater Blumhardt’, predikant in Bad Boll, een van de bekendste zielzorgers in en buiten Duitsland. Velen, die door boze geesten gekweld werden, vonden op zijn voorbede genezing. Hij gevoelde bijzonder sterk de vreselijke realiteit van daemonische machten en bestreed die in de naam van Christus.
Friedrich Seebass heeft in 70 bladzijden een levensschets van Blumhardt gegeven, en verder een keus uit diens werken, o.m. een verklaring van het Onze Vader, raadgevingen bij de opvoeding van kinderen, enz.
J.H.S.
| |
Marie Luise Kaschnitz
Engelsbrücke Römische Betrachtungen
Köln - Kiepenheuer und Witsch.
Onder de r.k. schrijfsters van de laatste decennia neemt Marie Luise Kaschnitz (geb. 1901) een bescheiden, maar eervolle plaats in. Ze is blijkbaar een jaar in Rome geweest en legt ons nu ‘Romische Betrachtungen’ voor, dagboeknotities, die voor een relatief klein deel geinspireerd zijn door wat ze in Rome heeft gezien (de Piazza Barberini, Piazza Navona, het graf van Petrus, de eed van de Zwitsers, die de pauselijke lijfwacht vormen, enz.), maar voornamelijk door dingen, die ze in die tijd gehoord, gelezen of gezien heeft (de prêtres ouvriers, beeldromans, over de moeder van Verlaine). Het is een eerlijke poging, de indrukken van elke dag, ook de onbelangrijke, vast te leggen (b.v. ‘vlinder op mijn hand’), alles in een zeer verzorgd proza. Of het bundelen van deze impressies echter gerechtvaardigd is, blijft een kwestie van persoonlijke waardering; hierin verschilt de recensent met de schrijfster.
J.H.S.
| |
Peter Bamm
Die Unsichtbare Flagge Fruhe Stätten der Christenheit.
Munchen und Kempten - Kösel Verlag.
Deze prachtige boeken van Peter Bamm (pseudoniem van Dr. Emmrich) wilde ik beide met grote nadruk aanbevelen. De auteur heeft als chirurg vijf jaar aan het oostfront gestaan. De onzichtbare vlag is de vlag van de humanitas, van de menselijkheid, waaronder Duitsers en Russen, waaronder mensen in alle landen dienden. Zij woei boven de operatietent in de Ukraine even goed als in Siberië of Egypte. Bamm kon natuurlijk geen Nazi zijn. Hij spreekt over hen voortdurend als over ‘de anderen’, mensen die onder de hakenkruisvlag, dus onder het symbool van het antisemitisme dienden. ‘Maar’, zegt hij, ‘de oorlogsgod ontketent niet alleen demonen. Hij mobiliseert ook de engelen. De demonen maken lawaai. De engelen verrichten stil hun werk. Niemand van ons is geheel schuldig aan het losbarsten van het barbarisme. Niemand van ons is echter geheel onschuldig. Wij zouden niet moeten ver- | |
| |
geten, dat zij, die hun leven voor hun naaste gegeven hebben, ons helpen, onze schuld wat minder zwaar te dragen. De onzichtbare vlag, waaronder zij gevallen zijn, is geen verloren vlag geweest’.
Dr. Emmrich heeft nu zijn praktijk opgegeven en maakt thans grote reizen door het Oosten. Op het voetspoor van zijn grote collega-arts Lukas is hij de omgekeerde weg gegaan van Paulus' zendingsreizen, van Athene over Efeze en Antiochië naar Jeruzalem. De manier, waarop hij daarvan vertelt, is zó sprankelend, is zozeer het woord van een gelovig, geheel modern mens, dat het is, alsof al deze oude geschiedenissen (Groot is de Diana der Efeziers! Aan de wateren van Babylon!) nieuw voor ons worden. Ik hoop, dat speciaal het laatste boek door een Hollandse vertaling spoedig in ons land ook voor een breder kring toegankelijk wordt gemaakt.
J.H.S.
| |
A. Oosterbroek-Dutschun
Dageraad
Kampen - J.H. Kok.
In dit vervolg op ‘Het leven begon opnieuw’, zit Jan Vervoort met zijn Riek op de kapitale boerderij van Jans vader. Riek, gewezen dienstbode, voelt er zich niet dadelijk thuis. Nog zou alles goed gekomen zijn als Hilda, de weduwe van Jans oudste broer, niet onder hetzelfde dak gewoond had. Van meet af aan heeft Hilda het plan, het jonge paar weg te werken door Riek het leven ondraaglijk te maken. Ze wil daarbij geen enkel risico lopen; op fluwelen manier neemt ze haar schoonzuster in de tang. Resultaat: een uit het lood geslagen Riek en een zonder het eerste boek niet te begrijpen verwijdering tussen het echtpaar. Tenslotte, als Riek zeven maanden in verwachting is, laat Hilda haar een val maken door op het juiste moment een trapje weg te halen. Achteraf blijkt het precies onjuist, want het onberekenbare buurjongetje, dat voor de dader had moeten doorgaan, ligt ziek in bed.
Nog afgedacht van Hilda's geslepenheid gelooft de lezer van deze aanslag niets: Hilda is geen kampbeul. Ze wordt hier veel te zwart gemaakt. De karaktertekening is in Dageraad minder geslaagd dan in het eerste deel. Zo wordt van Riek verteld, dat ze moediger en wilskrachtiger is dan Jan, dat ze vastberaden kan zijn, maar de lezer merkt er niets van; haar lijdzaamheid is futloosheid geworden. Het medelijden, door de schrijfster voor Riek gevraagd, hebben we eerder met Jan.
Dat mevrouw Oosterbroek wel degelijk een goede karaktertekening geven kan, bewijst de figuur van vader Egbert. Hij is een echt levend mens van het begin tot het eind, een Christen die tot het laatst toe tegen zijn fouten moet strijden en dat ook doet (de open bijbel met tekst bij zijn dood is net iets te mooi). In deze stoere oude boer ligt de waarde van Dageraad.
Fr. v. F.
| |
Johan Christian Gunther
Entdeckung des Herzens (Lieder und Gesänge)
München - R. Piper.
In het begin van de 18de eeuw bestond er in de Duitse poëzie principieel een scheiding tussen leven en dichten. Sommige ‘Anakreontiker’, die het rijkgevarieerde thema.
‘Von Mädchen und von Küssen, von Kussen und von Madchen’ bezongen, en zich het liefst uitbeeldden met een krans van rozen om de slapen en door de muze of een andere lieftallige schone gekust, vonden het noodzakelijk, hun eigen burgerlijke braafheid, waaraan door hun lascieve poezie getwijfeld werd, uitdrukkelijk te accentueren.
‘Wir schliefen em in Rosenlauben, Und wurden an dem Schreibtisch wach.’
Een geheel ander geluid liet Gunther (1695-1723) horen, een van de
| |
| |
‘poètes maudits’. Hij verbindt leven en poezie, hij ontdekt het menselijk hart. Maar hij had niet de wijsheid van de oude Goethe, die had leren inzien, ‘die Muse kann wohl begleiten, aber nicht leiten’ (hoe kan dat ook als je 25 bent!) en aan dit conflict is hij ten onder gegaan.
Paul Huhnerfeld heeft een aantal van Gunthers beste gedichten uitgekozen en van een zeer goede inleiding voorzien; de fa. Piper heeft het geheel in een smaakvol bandje gestoken.
J.H.S.
| |
A.M. Hammacher
Stromingen en persoonlijkheden
Amsterdam 1956 - J.M. Meulenhoff
Reeds lang ligt dit boek van Prof. Prof. Hammacher te wachten op een bespreking. Het zou kunnen schijnen of een onaangename taak zo lang mogelijk werd verschoven, maar dit is beslist niet het geval. De schets van een halve eeuw schilderkunst in Nederland van 1900-1950, die Prof Hammacher hier schrijft, is zulk een welkom boek en voorziet zo in een behoefte dat men schrijver en uitgever slechts dankbaar kan zijn dit werk de wereld ingezonden te hebben. Immers, ieder die zijn eigen tijd wil begrijpen en de tentoonstellingen van eigentijdse kunst geregeld volgt, heeft behoefte aan dergelijke voorlichting. Welnu, hier wordt die in ruime mate geboden. De schrijver tracht een beeld te geven van het wezenlijke in de Nederlandse schilderkunst in deze periode en stelt de vragen: Wat was de nawerking van de 19e eeuw en wat is voor de twintigste het typerende? Nagegaan wordt de verhouding tot de buitenlandse voorbeelden en hoe de Nederlanders die invloeden verwerkten, waarbij de schrijver constateert dat zij telkens weer een eigen karakter blijken te bezitten.
Prof. Hammacher ziet vier machtige figuren aan het begin van de nieuwe beeldende kunst in deze eeuw: Van Gogh, Cézanne, Gauguin en Seurat. Wat hebben de Nederlanders met hun nalatenschap gedaan? De schrijver ziet twee groepen: die der vernieuwers en daarnaast de bezielde kleinere meesters, die dichtbij en met de vernieuwers leefden, zonder echter epigonen te worden. Een keuze wordt gedaan uit het groot aantal schilders, die ons land heeft voortgebracht en getracht wordt na te gaan wie het Nederlandse aandeel hebben geleverd in de grote Europese bewegingen.
Het is onmogelijk u even een indruk te geven van de rijkdom aan gegevens in dit boek verwerkt. Alle belangrijke schilders - en hoevele het er wel zijn toont het zeer verhelderende synchronistisch overzicht der Europese schilderkunst sedert 1860 op blz. 40/41 aan - worden min of meer uitvoerig besproken en het valt op dat Prof. Hammacher zeer gelukkig is in zijn karakteristieken. Een rijke woordkeus staat hem hierbij ten dienste. Eén enkel voorbeeld uit vele: De schilderijen van Toon Kelder ziet hij ‘in een damp van zachte tinten gehuld’. Voor ieder die het werk van Kelder kent geeft deze zin prachtig het wonderlijk-tere karakter van diens werk weer.
Een bijzonder woord van waardering verdient de uitgever, die het boek zeer royaal illustreerde met meer dan 130 afbeeldingen, waaronder vele zelfportretten. De vier kleurenreproducties mogen met ere genoemd worden.
Wie een duidelijk inzicht wenst te verwerven in onze hedendaagse schilderkunst schaffe zich dit boek aan.
J.C.S.
| |
Dr. L. van Egeraat
Ravenna, stad van verborgen schoonheid
Den Haag 1956 - Servire.
Niet als reisgids is dit met veertig afbeeldingen verluchte boek bedoeld, maar als een inleiding tot de schoonheden van deze wonderlijke stad, hetzij als voorbereiding tot een reis erheen, hetzij als herinnering daaraan.
| |
| |
Of misschien vindt iemand er genoegen in er slechts over te dromen. In een algemeen deel roept de schrijver een totaalbeeld op om in het volgende deel aan de hand van de foto's op de verschillende bezienswaardigheden gedetailleerder in te gaan.
Door zijn opzet vervalt de schrijver nog al eens in herhalingen, maar de lezer vergeeft hem dit, omdat hij op een populaire wijze veel wetenswaardigs leest en op vele bijzonderheden gewezen wordt, die anders door hem onopgemerkt zouden zijn gebleven.
Dr. Egeraat blijkt zeer goed thuis te zijn in de stof die hij behandelt. Zijn enthousiasme sleept hem een enkele maal mee en dan wordt hij al te lyrisch, b.v. ‘bespoeld door pittoreske stranden’ (blz. 82).
J.C.S.
| |
Irving Stone
Het leven van Vincent van Gogh
Baarn 1956 - Hollandia N.V.
Over deze boeiend geschreven roman van Stone, waarvan zo juist de derde druk in Nederlandse vertaling verscheen, behoef ik waarlijk niet al te uitvoerig te zijn. Stone heeft een diepgaande studie gemaakt over het leven van Vincent en daarvan legt dit boek op bijna iedere bladzijde getuigenis af. Of hij altijd de juiste visie op Van Gogh heeft, daarover zou ernstig te discussieren zijn.
De uitgever gaf deze druk in tegenstelling met de eerste van 1951, toen een vijftien reproducties van Vincents werken het boek verfraaiden, uit met - horribile dictu - 16 foto's uit de gelijknamige film (In het Engels heten boek en film beide ‘Lust for life’, misleidende titel!) Dat de gewoonte, zogenaamde film-edities van bepaalde verfilmde romans te doen verschijnen, steeds meer veld wint acht ik op zich zelf een verlaging van het culturele peil van onze uitgeversstand. Het moge van zakelijk standpunt handig bekeken zijn, toch vraag ik mij af of men nu werkelijk meent een boek over Vincent aantrekkelijker te maken met foto's uit een film. Tegenover bladzijde 32 een foto van ‘Van Gogh temidden van zijn schilderijen’. Dat dacht u maar! Het is Kirk Douglas voor een muur vol reproducties naar schilderijen uit alle perioden (Nuenen, Arles, Remy enz.). Het gehele geval gereconstrueerd. De foto t.o. blz. 48 laat een landschap zien, zogenaamd in Brabant, in werkelijkheid ergens in een studio in Hollywood. Het interieur van de pastorie te Etten heeft veel weg van een stijlkamer uit een museum. Ik acht een dergelijke illustratie onsmakelijk en een uitgever die zich zelf respecteert, moet m.i. kieskeuriger zijn.
J.C.S.
| |
Tony van Eyck
De man genaamd Miller
Amsterdam 1956 - J.M. Meulenhoff.
De Duitse actrice met de Hollands klinkende naam Tony van Eyck debuteert op zes en veertig jarige leeftijd met deze roman. Zij ging reeds op haar vijftiende jaar naar het toneel en speelde ook in vele films.
‘Na vele persoonlijke beproevingen’, zo verklaarde zij, ‘is het mij thans toegestaan in rust en concentratie in een klein huis met een grote tuin ook schrijvend vorm te geven aan wat mij ontroert, wat ik gezien en beleefd heb.’
Met het onderwerp van haar eerste roman heeft zij wel hoog gegrepen. Het gaat hier om een confrontatie met Christus in de moderne wereld. Niet via de kerk, doch door het optreden van een man, genaamd Miller uit Texas. Door de eenvoudige bijbelse woorden die hij spreekt trekt deze Jezus Miller grote scharen tot zich en velen worden door hem beheerd. In het begin van het verhaal sterven, ongeveer gelijktijdig, twee mensen uit dezelfde parochie; Pastoor Bellman (een in wezen ongelovige) en de jonge, gelukkig getrouwde vrouw Evelyn. Hun geesten ontmoeten elkaar; zij maken hun eigen begrafenis mee en
| |
| |
zijn voorts getuige van de vele gewetensconflicten, veroorzaakt door het optreden van Jezus Miller in de meest uiteenlopende kringen. Er is grote ontvankelijkheid bij de schare, doch de schrijfster heeft niettemin willen duidelijk maken dat ook in deze tijd Christus opnieuw zou worden gedood.
Dit is helemaal niet wat je zou kunnen noemen een ‘Christelijke’ roman. Er zijn duizend theologische bedenkingen aan te voeren tegen het boek. Maar laten we een ding niet over het hoofd zien, dat de boodschap van de christelijke liefde hier centraal is. In de stroom van vreugdeloze romans waarmee het laatste sprankje hoop in de moderne mens wordt vernield is dit boek een opmerkelijke verschijning. Laat niemand het voor een halfzacht mystiek getint geval houden. Het is vrij nuchter en vaak zeer boeiend geschreven. Het uitstekende Nederlands is van Maurits Mok.
P.J.R
| |
Dignate Robbertz
Man te roer
Nijkerk - Callenbach.
Deze roman beschrijft het leven van Frans Naerebout, een Zeeuwse loods uit de tweede helft van de 18e eeuw. Men zou hier van een historische roman kunnen spreken, ware het niet, dat de historische achtergrond, de couleur locale zo men wil, uitermate vaag is aangebracht. Voorts wordt er te weinig en te vaag in beschreven. Als er bijvoorbeeld staat: ‘het schip wordt overvallen en de bemanning in boeien geslagen’, dan is dat ongetwijfeld een interessante mededeling voor de lezer die wil weten hoe het met zijn held afloopt. Maar hoè dat in zijn werk gaat en vooral: wat voor indruk dat op de persoon in questie maakt, wordt niet vermeld. En deze gebeurtenissen worden toch eerst dan functioneel, wanneer men ze ziet door de ogen van de man die het betreft, die meespeelt, en niet wanneer ze door een buiten het verhaal staande macht, c.q. de schrijver, worden geponeerd.
Misschien heeft de schrijfster (want ik meen dat het een vrouw is, die dit op haar geweten heeft) gepoogd door de stijl de 18e eeuw te suggereren, of misschien kan ze alleen maar niet goed schrijven. Het resultaat doet mij in ieder geval denken aan een opstel uit de hoogste klas van de lagere school: ‘Het leven is draaglijk geworden. Maar Frans verlangt naar huis en bovenal naar zijn vrijheid. Hier is hij vleugellam. Als een gekortwiekte loopt hij heen en weer tussen de tralies. Van de havens naar de dokken. 's Avonds in de gevangenis, waar hij in de cel moet slapen’ (pag. 197). En een 18de eeuws scheldwoord is ‘lelijkerd’ (pag. 77).
Ik meen dat alle gebreken van dit boek hieruit voortkomen, dat de schrijfster zich niet ingeleefd heeft in de te verbeelden personen: ze is er niet in geslaagd Frans Naerebout te worden, laat staan hem voor ons uit te beelden.
H.R.
| |
H. Roch Een eenzame in Montparnasse. Een roman over de schilder Modigliani. Amsterdam - Scheltens & Giltay.
Wie de portretten van Modigliani beziet met de gerekte en lijdende gezichten ervaart ogenblikkelijk, dat deze schilder niet coquetteert, doch eigen leed vorm en gestalte geeft op een zeer persoonlijke en toch ook weer zeer direct aansprekende wijze. Zo zeer, dat wij tegenover zijn figuren werkelijk van mens tot mens staan, in elk herkennend de hartstocht, de vertwijfeling, de liefde en het leed, die ons bestaan luister geven en teisteren. Daarom slaan wij met belangstelling dit boek open om de mens Modigliani nog beter te leren kennen of misschien ook wel om een menselijke nieuwsgierigheid naar diverse details te bevredigen. En dan geeft het boek ons heel wat, gelukkig zonder sensationeel te worden, afgezien van een enkele scène. Zo gezwollen als de tekst op de omslag is het zeker niet. Bovendien
| |
| |
krijgen we een prachtig tijdsbeeld van Parijs en Montparnasse omstreeks de eerste wereldoorlog.
Zeer sympathiek is de figuur van Jeanne Hebuterne getekend, het eenvoudige meisje, dat zich volledig opgeofferd heeft voor Modigliani. En met een zekere afkeer die van Beatrice Hastings, de Engelse dichteres, die een tijdlang de schilder geheel beheerste, maar alleen zichzelf bevredigde op de meest normloze manier. Dit is dan ook het enige begrip voor morele of geestelijke waarden, dat we in dit boek vinden. En ook in Modigliani's leven was het er eigenlijk niet, afgezien van enkele eigenschappen.
Het gaat hier niet om een oordeel, maar alleen om het ook hier te constateren feit, dat een groot hartstochtelijk en diep menselijk leven, doch zonder God, in vertwijfeling verloopt. Daarom is Modigliani's kote, felle, zichzelf verwoestende leven zo dubbel tragisch.
Of het boek de schilder als schilder goed beschrijft en volledig recht doet zou ik willen betwijfelen. We krijgen meer een verhaal van zijn leven dan van zijn kunst, al waren die dan ook dikwijls onlosmakelijk verbonden.
K.K.
| |
Herman van Dijk De Tweede man. Baarn - Bosch & Keuning.
De tweede man uit de titel is procuratiehouder bij de firma Holland-Import en houdt daar, achter de façade van de onbekwame directeur, de zaken drijvende. Zijn ontslag om bezuinigingsredenen op voorstel van die directeur, de daaruit voortvloeiende problemen en zijn uiteindelijke comeback vormen het verhaal in dit boek.
De auteur geeft in tal van détails een levendige beschrijving, maar de intrige is deels te onduidelijk, deels te doorzichtig en opzettelijk, terwijl de menselijke problemen en conflicten, zoals de persoonlijke verhouding directeur-procuratiehouder, ondoorgewerkt blijven liggen of al te vlotweg tot oplossing worden gebracht. Daardoor blijft het boek, hoewel niet onsympathiek van toon, wat ongevormd. De schrijver kan nog alle kanten uit, zowel naar de kleine knussigheid als naar het prettig leesbare. Om het laatste te bereiken zou hij zijn beschrijvingslust wat moeten inperken en tot een scherper karaktertekening van zijn figuren moeten komen. Hij kan daarnaast veel winnen door zijn dialogen werkelijk tot dialogen te maken, zonder woord en wederwoord telkens door een breed uitgesponnen innerlijk overleg te laten voorafgaan en tenslotte kan hij beter afzien van het doorlopend gebruik van het perfectum praesens, dat een tekort aan distantie verraadt en veroorzaakt.
J.W.V.
| |
Jacques Gans
Van ganser harte
Amsterdam - Strengholt's Uitgeverij
De inkt waarmee deze Nonchalante Notities in een bekend rose weekblad gedrukt werden is nauwelijks droog, of ze zijn alweer gebundeld, en dat zonder zelfs maar schoongewassen te zijn van de journalistieke slordigheden die ze bij hun geboorte meekregen. Deze haastige spoed maakt een wat veile indruk en staat in tragische tegenspraak met het bekende Gansiaanse onafhankelijkheids-exhibitionisme, dat ook in deze bundel druk beoefend wordt. Ten opzichte van vroeger werk is er in veel van de hier verzamelde stukjes een duidelijke accent-verschuiving te constateren van het welbehagen in het onbezorgd zijn naar het welbehagen in Jacques Gans, die zich hier echter helaas als uitgesproken herkauwerig laat kennen en al te vaak de Pyreneeen en Londen ten tonele voert.
Natuurlijk zijn er ook wel aardige dingen in te vinden, maar als u me vraagt ‘Van ganser harte?’, dan moet ik zeggen ‘Nee, zeker niet’. En wat een idee om zo'n slappe cursieve
| |
| |
letter te gebruiken voor deze schrijver wiens stijl in zijn beste ogenblikken door rasperige directheid gekenmerkt wordt
J.W.V.
| |
Jo van Dorp-Ypma
Geliefde zoon
Nijkerk - C.F. Callenbach.
Keurig uitgevoerd door de firma Callenbach, fraai geillustreerd door Anton Pieck, verscheen deze nieuwe romanin briefvorm van mevrouw Jo van Dorp. Ditmaal heeft de schrijfster geen genoegen genomen met het schema, dat welhaast traditie bij haar geworden is, een mm of meer triviale liefdesaffaire uit het christelijke plattelandsmilieu, maar ze heeft een belangwekkend en zelfs actueel onderwerp gevonden in de paranormale geneeswijze. Daarvoor koos zij de figuur Gretus Leeuwenhoek, beter bekend als het ‘boertje van Hoenkoop’, die in brieven aan zijn zoon een biografische beschrijving en verantwoording van zijn handelingen als genezer geeft. Hij doet dit juist aan hem, Teunis, omdat de zoon zich immer tegen de dokterspractijk van zijn vader verzet heeft en naar Amerika gegaan is.
Uiteraard zijn deze brieven niet authentiek, maar de schrijfster heeft deze vorm van directe mededeling gekozen om aldus het levensverhaal en de ervaringen van de begaafde genezer, als ware het ‘uit de mond van de man zelf’ te noteren en commentarieren’. Daartoe moest zij zich bedienen van een andere woordkeus, stijl en ‘spraak’ dan de hare, en dit geeft aan het geheel van het ik-boek iets opzettelijks. Kan men over die bezwaren heenstappen, dan zal de inhoud de lezer, die belangstelling voor het verschijnsel der paranormale geneeswijze heeft, zeker vasthouden. Het ‘boertje’ vertelt wat wijdlopig - het moest nu eenmaal een boek worden - maar al lezend komt men tot de erkenning, dat dit werkstuk van de schrijfster voorstudie gekost heeft en dat men er niet mee klaar is alle kruidendòkters en genezers buiten de academische artsen kwakzalvers te noemen De feiten - ook de feiten uit dit boek - weerspreken dit overtuigend.
Joh.v.H.
| |
P. Terpstra De einder is ver. Baarn, Bosch & Keuning
Behalve de einder is de zin van deze roman, althans voor ons, ver. Een Noorse vrouw, gehuwd met een Nederlander, woont op Vlieland, schildert zee-gezichten, maar vindt hierin al even weinig bevrediging als in haar huwelijk. Bij de stranding van een Noors schip, de Hammerfest, gaat zij met de reddingboot mee, maakt aan boord kennis met de Noorse kapitein, een stuurs en eenzelvig man, die niettemin zoveel indruk op haar maakt, dat zij in hem een verwante ziel ontdekt, voor wie zij meer dan sympathie koestert. Zij wordt zich nog meer dan voorheen bewust, dat haar huwelijk met ‘het ware’ is. Terwijl de Hammerfest met zijn kapitein op de Vliehors vastzit en op assistentie van slepers wacht, reist de schilderes naar het stadje Hammerfest om aan de aldaar wonende moeder van de kapitein de groeten van haar zoon over te brengen. Bij haar, de moeder, komt zij meer van de kapitein te weten, en anderzijds ontdekt de moeder, dat de bijzondere gevoelens der schilderes, Estrid Romijn, voor haar zoon gevaren bergen.
Hoe het zij, Estrid keert terug naar Vlieland, maakt een levensgevaarlijke tocht naar het wrak Hammerfest, brengt ‘de groeten van moeder’ aan de kapitein over en na een uiterst vage dialoog volgt de letterlijk stormachtige ‘ontknoping’: nauwelijks heeft zij het schip en zijn kapitein verlaten, of het wrak breekt, de schipper komt om, zij redt ternauwernood het vege lijf, en wordt door haar goede man thuisgebracht. Maar spijts alle krampachtige pogingen om met reeksen uitroepen en korte zinnetjes van één,
| |
| |
twee, drie woorden de spanning van een drama te suggereren, blijft de zin van al dit hevige gebeuren en ten slotte van dit hele Vlielandse verhaal te ver om enige aandoening te wekken, ja verder dan de einder.
Joh.v.H.
| |
Wilma
Een vader voor mijn kind De nieuwe weg
Den Haag - J.N. Voorhoeve.
Een boek van Wilma houdt altijd een boodschap in en draagt daarmee tegelijkertijd een boodschap uit. Na haar novelle ‘Advent’ schonk Wilma ons beide bovengenoemde tot in de details toe goed verzorgde boekjes. Ze vertellen ons de geschiedenis van Lenie van Dalen, het eerste van haar moederschap buiten het huwelijk, het tweede van haar huwelijk en hernieuwd moederschap. Lenie van Dalen heeft een misstap begaan, maar de vader van het kind, dat geboren zal worden kan zij niet als echtgenoot aanvaarden. Hij zal er immers nooit een echte vader voor zijn!
Een paar jaar later trouwt zij echter met de vriend uit haar kinderjaren, nu dominee Joop van Doorn. Maar ook over haar huwelijk blijft het verleden zijn schaduwen werpen, het dorp zorgt er wel voor dat ze weer opgeroepen worden. ‘En dat is goed’, zegt Wilma, ‘want al heeft Christus de schuld gedragen voor ons, de gevolgen moeten we toch zelf dragen. Hoe zou er anders groei in ons mensenleven kunnen zijn?’
Deze groei komt voor Lenie en Joop door de crisis heen. In de nieuwe weg naar het geluk die zij hen doet vinden geeft Wilma ons haar boodschap door: alleen waar de natuurlijke liefde in Christus geheiligd wordt is zij veilig voor de haar van binnen uit bedreigende gevaren.
Hoe fijnzinnig ook geschreven, er gaat kracht uit van deze boekjes, omdat er het hart van een vrouw in klopt die juist door haar zuiverheid te dieper lijdt onder haar schuld. Dit bijna tastbaar aanwezig zijn van de hoofdpersoon, maakt dat wij zelf met haar in gesprek komen en de zegenende invloed ondergaan van een hart waarin ondanks alles de liefde ongerept mocht blijven.
N.P.V.
| |
Albert Verwey Keuze uit het proza van mijn hoogleraarstijd (1925-1935). Verzameld en verzorgd door Dr. M. Nijland-Verwey. Zwolse reeks van taal- en letterkundige studies nr. 4. Zwolle 1956 - W.E.J. Tjeenk Willink.
‘Eerst de inleiding, daarna de karakteristiek, en aan de kritiek kom je dan misschien niet eens meer toe’. Deze uitspraak van Verwey - in de inleiding vermeld door Prof. Dr. W.A.P. Smit - is in hoge mate typerend voor de hier aangekondigde bundel.
Wanneer men leest hoe Verwey het boeiende van Henric van Veldekes Sint Servatiuslegende weet aan te tonen, hoe hij het eenzijdig Vondelbeeld van Gerard Brom corrigeert. hoe hij doordringt in het wezen van Busken Huets persoonlijkheid, dan bewondert men de aandacht die hij steeds aan zijn onderwerp besteedt, een aandacht, die tweezijdig is, liefdevol voor wat besproken wordt, streng voor de man die bespreekt. Was de ruimheid van zijn geest, waardoor hij zo velerlei kon waarderen, alleen mogelijk doordat zijn overtuiging zo weinig dogmatisch en absoluut was? Is het op zijn beurt geen teken van eenzijdigheid, wanneer hij over Vondel schrijft: ‘Hoe belangrijk en boeiend het ook is, de ontwikkeling van zijn denkbeelden na te gaan, belangrijker en boeiender is de groei van zijn dichterlijke vorm’?
We mogen hier met geen volmondig ja antwoorden. Voor Verwey gaat het dichterlijk scheppen dieper dan het werk van de godgeleerde, bij hem is poëzie wat voor de gelovige godsdienst is. Verwey's inzichten zijn de onze niet, maar toch voelen wij met
| |
| |
hem, die de poëzie omschreef als ‘ons gevoel van het leven, zoals dat is, ontdaan van tijdelijkheid en toevalligheid’ (Inleiding tot de nieuwe Nederlandsche Dichtkunst), een verwantschap, die wij, zoals van Duinkerken eens schreef in een herdenkingsartikel, niet kunnen verloochenen. Zo kan men dit critisch proza terecht voorbeeldig noemen.
M.B.
| |
Het Rembrandtboek van het Rembrandtjaar.
Dr. G. Knuttel Wzn.
Rembrandt, De Meester en zijn werk
Amsterdam 1956 - Ploegsma.
Het boek van dit Rembrandtjaar is zonder enige twijfel dit voornaam uitgegeven werk van de oud-directeur van het Gemeente Museum te 's-Gravenhage. Allereerst om de uiterlijke kwaliteiten van de door Johan H. van Eikeren prachtig verzorgde uitgave, waarvoor een extra woord van lof hier zeker op zijn plaats is. In een zwarte band met in rode letters de naam van deze grootste aller schilders, verbergt het boek een zeven en zestig zeer verzorgde afbeeldingen. Natuurlijk is dit aantal veel te gering voor een schilder, die ongeveer 650 schilderijen naliet, 275 etsen, waarvan ± 1000 staten bekend zijn en wel 1700 tekeningen. Maar het was voor de uitgever niet mogelijk een ruimer geïllustreerd werk het licht te doen zien, met het oog op de kostprijs. Tenslotte is dit een boek voor ons hele volk en dus moest ieder, die belangstelt in Rembrandt en zijn werk, zich deze uitgave kunnen aanschaffen. Welnu, dit kan! De prijs is zo gesteld, dat dit met wat goede wil niet tot de onmogelijkheden behoort. En eenmaal aangeschaft geeft dit boek ongelooflijk veel vreugde. Het is zo rijk van inhoud - en dit is de tweede reden, of eigenlijk de voornaamste waarom dit het boek geworden is - dat een zeer beknopte aankondiging u slechts een onvoldoende indruk kan geven.
De schrijver heeft zijn hele leven met Rembrandt geleefd. Op iedere bladzijde springen de bewijzen daarvan in het oog.
In een uitvoerige proloog schetst Dr Knuttel de ontwikkelingsgang door de eeuwen heen van het weergeven van de mens. Hij toont bij een reeks van kunstenaars van Van Eijck tot Velasquez aan hoe het probleem - het schilderen van de mens - op steeds andere wijze benaderd werd. Rembrandts grote verdienste is, dat hij, zoals vóór hem in de literatuur door Shakespeare was gedaan, de mens en diens zielsconflict als tragische figuur in de schilderkunst uitbeeldt. Er is echter één groot verschil. Bij Shakespeare die het eigen gezicht nooit onthult en bij wie het noodlot zijn loop neemt, is van Christus geen sprake. Bij Rembrandt, die de medemens slechts kan zien als projectie van zichzelf, is echter Christus de allesbeheersende macht in leven en scheppen. Rembrandt voegt nog iets toe aan de onverbiddelijke tragedie, die Shakespeare tekent. Dat is het element van erbarmen, van genade.
In chronologische volgorde beschrijft Dr Knuttel daarna in een aantal hoofdstukken Rembrandts leven en bespreekt telkens uitvoerig de werken uit de betreffende perioden. Door een zeer overzichtelijke typografische indeling van de bladspiegel is met één oogopslag op elke bladzijde te zien welke periode behandeld wordt en welke werken aan de orde zijn. Dit is van zeer veel belang voor het gebruik als ‘naslagwerk’.
Omdat de opzet zo was, dat dit boek in de eerste plaats voor de belangstellende leek moet dienen, zijn een aantal kunst-historische beschouwingen in korte zelfstandige opstellen als bijlagen achter in het werk bijeengebracht. Voordat men hier echter aan toe is behandelt de schrijver in de epiloog de
| |
| |
kunstopvattingen over Rembrandt in de latere eeuwen: zeer lezenswaard.
Ik moet mij bedwingen om niet hele stukken voor u over te schrijven. Telkens maakte ik een aantekening, b.v. op blz. 90 bij de beschouwingen over het zelfportret bij de kruisoprichting; op blz. 106 v.v. waar de schrijver Rembrandt en Rubens vergelijkt of op biz. 170 v.v. bij de beschrijving van de portretten van Titus en Hendrickje. Enzovoort.
De schrijver wijst in dit boek op Rembrandts ongehoorde geestkracht, zelfstandigheid en morele moed, waarmede hij dwars tegen de geest van zijn tijd in ging en het allerhoogste wist te bereiken. Verder breekt Dr. Knuttel met allerlei fabeltjes en toont duidelijk aan dat Rembrandt ook in zijn laatste levensjaren nog waardering heeft gevonden.
Men leze dit boek met rondom zich het volledig illustratiemateriaal over de schilderijen, etsen en tekeningen. Men leest dan langzaam, want men dient alles na te zoeken, maar dit betekent winst, want iedere zin gaat nu leven en elk voorbeeld dat de schrijver aanhaalt wordt duidelijk. Zo doende zal de lezer een inzicht in Rembrands kunst verwerven, dat nimmer meer te loor gaat en dat een verrijking betekent voor zijn geestelijk leven.
J.C.S.
|
|