Ontmoeting. Jaargang 10
(1956-1957)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Okke Jagers interview met de tijdgeestGa naar voetnoot*)
| |
[pagina 30]
| |
de kerk is weggenomen. Het is tussen haakjes niet mogelijk hier absoluut te zijn en te spreken van ‘de’ taal van onze tijd, want die bestaat niet. Zolang de kerktaal vernieuwd wordt, spréékt de kerk nog. Anders degradeert ze tot echoput. En wat de frisse jonge dominees betreft: dat aan een plant de nieuwe loten een lichtere kleur hebben dan de oudere, acht ik vanzelfsprekend. Bij de eerste Jager denk ik vaak: schei nou maar es uit. Zien spelen is leuk, maar het is toch dikwijls wel echt kinderspel. Het moet niet te lang duren. Voor de tweede heb ik waardering en erkenning. Geboren en geroepen dominees te ontmoeten is een bemoediging en verfrissing en het verhoogt bij je het aanzien van het ambt, dat tenslotte geen uitvinding is van mensen. Affectie gevoel ik voor de derde Jager, al zie ik heel duidelijk, dat hij ondergeschikte van de dominee is en blijft. Knècht, zoals zwarte Piet de knecht is van Sinterklaas. Pastoraal en psychologisch is dit een goed ding. De dominee en de dichter in hem mogen een beetje kibbelen of stuivertje wisselen, een echt gevecht op leven en dood wordt het niet, De uitkomst staat van te voren vast: de dominee wint en ik vind het prachtig zo. Er is al gespletenheid genoeg en gaafheid te weinig. Misschien kan men beter zeggen: Jager II is voorzitter en Jager III secretaris. We kunnen niet anders dan ons om deze bestuurlijke harmonie verheugen. Over de vierde Jager sprak ik nog niet. Die is de belangrijkste en voor hem heb ik respect, naar hem luister ik en zijn woorden en vermaningen trek ik mij aan. Dit is de analist van de tijdgeest en de vertolker van schriftuurlijke gedachten ten aanzien van het volle, lees: gewone, leven. Men zou nog van een vijfde Jager kunnen spreken, nl. de popularisator, zoals die op z'n best uitkomt in het titelopstel, waarmee het boek opent. Maar dan zou die opsomming van aspecten een spelletje dreigen te worden en daarvoor is het met te veel menens. Voor de onderhavige summiere analyse van de vier (neem maar weg vijf) Okkes, die tezamen de ene Jager vormen, is het bovenstaande naar ik hoop wel genoeg. |
|