Ontmoeting. Jaargang 9
(1955-1956)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Kroniek der Duitse letteren
| |
[pagina 139]
| |
de bevroren aarde doen smelten. Als hij dan door de kistwand tot zijn geliefde is doorgedrongen, zal hij haar hoofd aan zijn hart verbergen en samen met haar in eeuwigheid verzinken. Ook in deze gedichten vinden we dezelfde motieven als in de romans (b.v. in de Majòrin) o.a. de verzoenende kracht van de moederfiguur. De moeder is, krachtens haar biologische moederschap, door God uitzonderlijk begenadigd: Du wirst die Mütter rufen vor Deinen Himmelssaal
Und auf den goldnen Stufen sie krönen allzumal,
of: Nur die Mütter machen den Tod zunicht,
Nur die Mütter halten das ewige Licht.
Dit brengt hem, de Protestant, althans de niet-R. Katholiek, tot een gebed aan Maria voor: Die Ausgewiesenen. Een ander motief is zijn (d.i. Wiecherts) plaatsvervangend lijden voor zijn volk. (Du = Deutsland, hast die Hände mir bespieën), wat tot een zekere identificatie met Christus of een profeet (Der Prophet) leidt. Ik kan niet geloven, dat de auteur (hij overleed in 1950, dit boekje verscheen in 1952), dit werkje in deze vorm zelf uitgegeven zou hebben.
* * *
We komen nu tot enkele nieuwe romans. Hoe is de situatie van de moderne mens? Is die zonder enig perspectief? (Nichts in SichtGa naar eind3)). Is ze één vergeefse vraag om antwoord op de levensraadselen? (Sie warten auf AntwortGa naar eind4)). Over deze twee boeken, beide meesterlijk naar vorm en inhoud, het volgende. Nichts in Sicht is het verhaal van een Amerikaans vliegenier en een Duits duikbootkommandant (de auteur is dit zelf geweest, raakte 1943 in gevangenschap): bij een slag in de Atlantische Oceaan zijn ze in zee terechtgekomen, de vliegenier is ondanks zijn stukgeschoten arm in een gummiboot geklommen, en ook de Duitser zit daarin: nu drijven ze voort, onder een genadeloze verzengende zon, in een bootje van 2½ m lang en 1½ m. breed - niets in 't zicht. Hun hele leven gaat langs deze beide ten-dode-opgeschrevenen heen: ze praten over de meisjes, die ze hebben liefgehad, over de kameraden, met wie ze drinkgelagen hebben gehouden, over God en over het doel van hun leven, maar vinden niets dan het absurde. Eerst sterft de Amerikaan aan wondkoorts, enige dagen later de Duitser. Hij sterft midden in het water van dorst. Niets in 't zicht. Deze novelle (140 blz.) is van een verbazingwekkende nuchterheid - tussen de tekst staan wetenschappelijke notities over het wezen van de dorst, de functie van de opperhuid, het karakter van hallucinaties, het karakter van de hoop. Bewust vermijdt de auteur elk pathetisch gebaar: hij ziet bijna geheel af van 't gebruik van adjectieven. De korte zinnen | |
[pagina 140]
| |
geven met de uiterste precisie de gedachte en de situatie weer, en door alles heen horen we het beklemmende ‘Leitmotiv’: Niets in 't Zicht. De roman van Jeanine Ebner: Sie warten auf Antwort openbaart een verwant levensgevoel, al is de vorm ook volkomen anders. Zij, de wachtenden, zijn de mensen in het Stroomland, dus de wereld (men denke aan Kasack: Die Stadt über dem Strom). Ze wonen daar op bevel van de bouwheer. Wie is dat? Er is een overlevering uit de tijd na de grote vloed, die beweert, dat deze eens zijn zoon heeft gezonden, om te laten zeggen: ‘Ik ben de zoon van de grote bouwheer. Jullie bent de stenen. Maar de stenen zwegen. Hij zei tot de door de modder gesloten deuren: “Ga open, ik ben gekomen. Ik heb de maten meegebracht”. Maar hij vond geen oor en geen hand. Want de vrees had de mensen in de bergen van hopeloosheid en het struikgewas van het wantrouwen gejaagd: het stroomland lag leeg en zwijgend onder de donkere hemel’. De mensen kunnen het ‘Bauamt’ niet bereiken; de weg daarheen wordt gevormd door de Organisaite, de Administratie, die op alle aanvragen inlichtingen geeft. De mensen doen hun verzoekschriften in flessen, die ze afleveren aan deze Organisatie met haar priesters en opperpriesters. Deze gooien de flessen in 't water, opdat ze zo bij de Bouwheer komen. De priesters verzekeren dat de Bouwheer zeker helpt, op directe of indirecte wijze, maar niemand heeft dit ooit ervaren. Zij wachten op antwoord. We zien het: om de onmogelijkheid, het transcendente te benaderen, uitdrukking te geven, gebruikt de schrijfster evenals Kafka de vele bureaucratische instanties - men denke aan Der Prozess en Das Schloss. In dit stroomland komt op geheimzinnige wijze Angelikan, symbool voor de reine mensenziel. Zij heeft een brief bij zich van het ‘Bauamt’, maar die brief blijft ongeopend. De psychiater Dr. Fröhlich wil op volkomen logische wijze een nieuwe mensheid stichten, als de tegenwoordige vernietigd is. Door zijn verbinding met de mephistophelische figuur Muni gelukt hem wèl de vernietiging, maar niet de opbouw. Tenslotte komt hij tot het inzicht, dat een daad van eenvoudige menselijke zelfopoffering méér waarde heeft dan het meest volmaakte koel-logische systeem. Dus, evenals bij Kafka, sporadisch een straaltje hoop. De roman - eerst zou de titel luiden: De Hulpelozen - speelt in hetzelfde geestelijk klimaat van Kafka, mist echter de clairvoyante realiteit van zijn beschrijving in het geserreerde proza. Maar hij is m.i. een van de belangrijkste werken van de laatste jaren. Minder hoog sla ik de volgende aan, die van Feuchtwanger en Kesten. Lion Feuchtwanger (geb. 1884), afkomstig uit een Joodse koopmansfamilie, was een van de meest gehate tegenstanders van het Hitlerregime. Zijn huis in Berlijn werd het eerst geplunderd, zijn vermogen in beslag genomen. In 1933 ontweek hij nog tijdig naar Frankrijk, en leeft sedert 1941 in Californië. Van zijn oudere historische romans noemen we Die hässliche Herzogin Margareta Maultasch en vooral Jud Süss, de ondergang van een der helpers van Karl Eugen von Württemberg, als film en als roman een | |
[pagina 141]
| |
wereldsucces geworden. Hiernaast zou ik de Spanische BalladeGa naar eind5) willen plaatsen: het leven van Alfons VIII, koning van Castilië (± 1194) en zijn geliefde Rachel Ibrahim, de dochter van zijn minister van financiën. Reeds Lope de Vega heeft aan deze stof dichterlijke vorm gegeven, daarna Grillparzer in zijn drama Die Jüdin von Toledo. Feuchtwanger beeldt in zijn roman het lot van dit beroemde liefdespaar uit, achter deze personen staan de machten van politiek en kerk, staat heel het bewogen leven in het Spanje van 't eind der twaalfde eeuw, de tegenstellingen tussen Arabieren, Christenen en Joden, tussen burgerij en ridderschap. De koning, die aanvankelijk geheel in zijn liefdesspel is opgegaan en daardoor zijn regeringsplichten heeft vergeten, wordt op onzachte manier uit zijn dromen gewekt, en werpt zich in de veldslag van Alarcos, waarin zijn leger wordt vernietigd. Donna Rachel, Fermosa (= de schone) noemt men haar, wordt door een woedende volksmenigte gedood. In heel de bonte mengeling van figuren zien we ook de beroemde Franse troubadour Bertran de Born (o.a. bekend door Uhlands ballade), die met zijn krijgsliederen de scharen tot geestdrift brengt. De titel: Ballade voor dit boek is goed gekozen: het is inderdaad een werk van episch-lyrisch en dramatisch karakter, alle drie tegelijk. Hermann Kestens: Sohn des Glücks is de geschiedenis van de oplichter Gabriël, een soort Don Juan of Casanova, minus de brillante eigenschappen van deze vrouwenjagers. Driemaal in een week verandert hij naam en beroep, afkomst en levensgeschiedenis, driemaal per week koestert hij de grote passie voor een of andere gehuwde vrouw, die prompt haar man en kinderen vergeet, om zijn ‘geliefde’ te worden. 't Is een liefde, die niet ontluisterd kan worden, omdat ze nooit luister bezeten heeft. Het grote recente voorbeeld van de oplichtersroman, Felix Krull van Th. Mann, boeit ons door de virtuoze taalbeheersing en het geweldige literaire kunnen van de auteur - Kesten kan daaraan zelfs niet tippen. Ik vermoed, dat Fabian van Erich Kästner hem ‘geïnspireerd’ heeft om Gabriël een moralist te noemen. Deze beweert althans ‘Ik heb slechts één talent: moralist te zijn. Ik heb slechts één doel: een fatsoenlijk mens te zijn. Slechts één doel: Een rustig leven te leven. Ik heb een eenvoudig hart’. Dit staat op een van de laatste bladzijden. Misschien dat een vervolg ons gelegenheid geeft, de verwerkelijking van deze schone bedoelingen te zien; hier zijn ze zelfs niet in beginsel aanwezig.
* * *
Ten slotte nog enkele boeken van geheel ander karakter. Das Geheimnis der MöncheGa naar eind7) van de bekende Zwitserse hoogleraar Walter Nigg had reeds eerder aangekondigd moeten worden, temeer omdat inmiddels de Nederlandse vertaling verschenen is. Nigg heeft grote bewondering voor de stichters der monnikenorden, waardoor hij de praktijk van de kloosters in het verleden niet altijd met | |
[pagina 142]
| |
kritische blik beschouwt. Geestelijke genezing van onze zieke cultuur is z.i. alleen mogelijk door de stichting van nieuwe monnikenorden, ook van Protestantse zijde - een merkwaardige parallel tot de ‘Glasspielerorden’ van Herman Hesse. Ziet Hesse redding alleen door een wedergeboorte van de geest op humanistisch-religieuze basis (ascese en mystiek), bij Nigg staat het werkelijke beleven van het Evangelie in het centrum, waarbij hij zich vooral op Kierkegaard beroept. Voor ieder beoefenaar van de literatuur is Martinis Wagnis der SpracheGa naar eind8) een waardevol en belangrijk boek. Evenals Auerbach in Mimesis kiest Martini een bepaalde representatieve passage uit het werk van een schrijver; nam Auerbach ze uit de hele wereldliteratuur, van Homerus tot Virginia Woolf, Martini kiest ze uitsluitend uit de Duitse, en wel van Nietzsche, Gerhart Hauptmann, Arno Holz, Rilke, Th. Mann, Hofmannsthal, Heym, Kafka, Döblin, Carossa, Broch en Benn. Gewapend met een diepe kennis van het oeuvre van de schrijver (die is hiervoor onmisbaar) interpreteert hij het gekozen stuk; hij wil echter niet alleen die passage verklaren, ook voorstudies geven tot een literatuurgeschiedenis van de nieuwere tijd. In het moderne proza van de 20ste eeuw is de conventie van de vormen en de bestaande taalordening verdwenen, zegt Martini; met Nietzsche begint het radicaal nieuwe, wie nu schrijft, begeeft zich in het waagstuk van de taal. De auteur releveert tal van belangrijke punten, o.a. de waarde van het symbool en van het gebaar; het is hem jammer genoeg niet altijd gelukt, de dingen eenvoudig te zeggen: Dit is wèl gelukt aan Willi Fleming in zijn werkje Epik und DramatikGa naar eind9), dat de principiële problemen en kentekenen van onderscheiding tussen epische en dramatische literatuur behandelt. In 't bijzonder interessant, waar de auteur met allerlei voorbeelden, voornamelijk aan de Duitse literatuur (maar ook aan andere!) ontleend, zijn bedoeling verduidelijkt. Nog meer voor vakmensen is het werkje van Marianne Thalmann over Ludwig TieckGa naar eind10), de romantische man van de wereld uit Berlijn, Tieck, die als ‘Unterhaltungsschriftsteller’ op laag niveau begonnen en op hoog niveau geëindigd is. Als uitgangspunt van haar onderzoek heeft zij de verzameling Phantasus gekozen. Naast het beeld van de dichter, dat menselijk warm is getekend, geeft zij ook een indruk van de hele kring van dichters en filosofen, om de man, die door Hebbel ‘de koning der Romantiek’ werd genoemd. Reiners: Kunst der Rede und des GesprächsGa naar eind11) is voor een zeer brede kring bestemd. Redevoeringen in het parlement, aan het graf en op de kansel worden in opbouw en uitwerking besproken. Praktische raadgevingen voor de spreker, zowel bij zijn redenering (levendige stijl, geen afgezaagde uitdrukkingen, beknoptheid, humor, een goed begin en een pakkend slot) als in de discussie. Ook het gesprek wordt behandeld, vooral het gewichtigste deel daarvan, nl. het luisteren. Een uitmuntend boekje, speciaal voor hen, die veel in 't openbaar moeten spreken.Ga naar eind6) |
|